Zin en doel van de aardse levensschool. Tijdelijke of eeuwige gelukzaligheid?

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 25 / 150 »»
[1] Ik zeg verder: 'Als een volk echter onder goede regeerders en in vreedzame, gezegende jaren te traag en dientengevolge volkomen zinnelijk ingesteld raakt, en aan niets anders meer denkt dan hoe het op aarde voor zijn stoffelijk lichaam een hemel zou kunnen scheppen, zie, zoiets mag een Godheid die voor het zuiver geestelijk welzijn van ieder mens boven alles bezorgd is, nooit dulden. En wel, omdat een aardse hemel van lichamelijke genotzucht naar Gods eeuwige oerorde steeds de dood van de geest in zich draagt. Precies zoals als een kind, dat al vanaf de wieg in de grootste weelde leeft, maar heel weinig ontvankelijk zal zijn voor iedere geestelijke ontwikkeling, zo zou het ook zijn met een volk dat het in materieel opzicht te goed zou gaan.
[2] Ga in de paleizen van de rijken en doe navraag naar de ware vorming en je zult meestal vaststellen, dat de kosten daar zelden gevormd zijn volgens Gods bedoelingen. Ga dan echter in de hut van een arme landman en je zult hem aantreffen temidden van de zijnen, terwijl hij het karige brood zegent. Hij bidt vanuit zijn geest en voedt zijn kinderen daardoor geestelijk op en verheft hen tot God. De god van de rijke echter is enkel zijn lichaam, dat hij met alle denkbare genot eer aandoet. En zo voedt hij ook zijn kinderen op, alleen omwille van het lichaam. Zo'n opvoeding kan God echter onmogelijk bevallen, omdat daardoor het heilige doel, waarvoor God de mens heeft geschapen, nooit kan worden bereikt.
[3] En zo ligt dat ook voor een heel volk. Wordt het materieel te welvarend, dan wordt het geleidelijk aan steeds zinnelijker. Omdat het dat volk te goed gaat, vergeet het tenslotte de ware God helemaal en maakt in plaats daarvan zichzelf, of wat verder zijn zinnen het meest bekoort, tot een god. En dat is altijd de oorsprong van de afgoderij geweest!
[4] Je zegt wel bij jezelf: 'Waartoe dient dan de hoogste wijsheid en almacht van de Godheid, als Zij zoiets niet kan voorkomen?' Ik zeg je echter: Wanneer de Godheid de geesten, die absoluut vrij moeten worden, met Haar almacht zou sturen, dan zou het met hun vrijheid voor eeuwig gedaan zijn! Want de almacht zou dan in plaats van vrije geesten slechts marionetten maken, maar nooit van de Godheid helemaal vrije en onafhankelijke, zelf beslissende geesten die in hun voleinding zelf goden zullen worden.
[5] Wat echter de invloed van de goddelijke wijsheid betreft is het zo, dat zij voor zulke ontaarde mensen juist die omstandigheden schept waardoor deze weer op de weg naar het juiste doel kunnen worden gebracht. Dat is ook wel een beïnvloeding en in zekere zin een dwang, maar deze raakt slechts de buitenkant van de mens, opdat de innerlijke des te eerder en gemakkelijker zal ontwaken en weer zijn ware bestemming zal volgen. De almacht zou echter in het andere geval de hele mens te gronde richten en doden!
[6] Bedenk daarom of je nog wel het recht hebt de Godheid ervan te beschuldigen dat Zij niets voor de mensen zou doen of, zo Zij al wat deed, dat dat alleen maar hard, liefdeloos en slecht zou zijn!
[7] Vind je het leven op aarde nu altijd nog zo te verachten? Is Hij die het heeft uitgedacht, volgens jouw kritiek nog in zekere zin een wezen dat zich op iets dergelijks helemaal niet zou mogen beroemen?
[8] Ik wil maar zeggen, als je maar een vonkje eigen licht en iets van dat van Hegel bezit, moet je dit toch inzien. En wel door de vele ervaringen dat op de vergankelijke aarde onmogelijk ooit echte gelukzaligheid te vinden is. En juist ook, omdat zij volgens de natuurlijke orde van alle dingen van de uiterlijke wereld mettertijd veranderlijk en tenslotte totaal vergankelijk moet zijn!
[9] Alleen hij die volgens Mijn leer schatten verzamelt die door roest en motten niet worden verteerd, kan van een echte gelukzaligheid spreken. Want wat eeuwig blijft, zal toch kennelijk beter zijn dan wat onderhevig is aan de scherpe tand des tijds?
[10] Wat heb je zelf nu nog overgehouden van al je puur aardse streven naar gelukzaligheid? Zie, kruit en lood hebben een absoluut einde gemaakt aan al je inspanningen. Of je het hebt verdiend of niet, laten we buiten beschouwing. Want Ik heb hetzelfde lot moeten dragen, alleen met dit verschil: Ik, voor God en geest; jij echter, voor de wereld en haar vermeende materiële gelukzaligheid. Ik voor het eeuwige, en jij voor het tijdelijke welzijn van de mensen.
[11] Evenals Ik, kun jij nu ook zeggen: 'Heer, vergeef hun! Want wat ze deden, dat deden ze in het blinde geloof iets goeds te doen!' Maar wat heb jij nu voor de eeuwigheid meegebracht naar hier? Zie, vriend, dat is een heel andere vraag! Zal de voor jou voorbije wereld wel in staat zijn jou iets te geven? Denk daar nu eens over na en zeg Mij hoe je het nu hier zult aanpakken?'
«« 25 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.