Heb Mij, Jezus, lief want in Christus woont lichamelijk de volheid van de Godheid! Robert twijfelt aan de Godheid van Jezus; wil echter blind geloven

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 32 / 150 »»
[1] Ik zeg: 'Beste vriend en broeder! Zolang de druif aan de wijnstok nog niet helemaal rijp is, moet ze niet worden afgeplukt! Want haar levenssap zou dan nog zure wijn opleveren, met heel weinig geest; en zou hij al geest hebben, dan toch een heel onedele.
[2] Kijk, jij bent nu ook nog als een niet volrijpe druif en je bent voor de onthulling die je verlangt nog niet rijp. En waarom niet, dat zal je wat nu volgt wel aantonen! Wanneer je echter rijp wordt, dan zal je eigen geest je zeggen wat je nu rechtstreeks van Mij zou willen horen.
[3] We hebben nu eerst nog een heel belangrijk kapittel met elkaar te bespreken. Als dat goed verloopt, dan rijp je sneller dan je je kunt indenken. Valt die bespreking niet uit volgens Gods orde, dan zul je nog een hele tijd nodig hebben vóór je volkomen rijp zult zijn.
[4] Dit moet je wel van tevoren weten: zoals de druif alleen door de warmte van de zon tot rijpheid komt, zo komt ook iedere mensengeest door de ware liefde tot God tot rijpheid. Als je God niet kunt liefhebben omdat je nog vraagt waar en wie Hij is, heb Mij dan lief uit alle kracht, daar je toch over Mijn bestaan zeker niet in twijfel kunt verkeren. Daardoor zul je al dichter bij de gewenste rijpheid komen. Want de liefde tot de naaste is gelijk aan de liefde tot God. En dat ik hier je naaste ben, daar zul je toch niet aan twijfelen?
[5] Doe dit dus, dan zul je dichter bij de Godheid komen. Maar nu gaan we over tot het kapittel dat we wilden behandelen!
[6] Zeg me eens, beste vriend, daar de brieven van Paulus je niet onbekend zijn, wat deze leraar bedoelde met de woorden: 'In Christus woont de volheid van God lichamelijk'. Bedoelde hij soms dat in Christus, dus in Mij, zich de gehele Godheid bevindt? Of wilde hij met deze vergoddelijkende woorden alleen de voortreffelijkheid aangeven van de geest van Mijn leer? En wel volgens de toenmalige gewoonte, waar men maar al te bereid was al het buitengewone te vergoddelijken? Geef Me jouw eigen mening daarover. Ik zou hem graag van je willen horen!'
[7] Robert zegt: 'Ja, mijn beste vriend, dat is een heel netelige vraag! Want hoe kan ik hier nu raden wat de goede Paulus daarmee eigenlijk heeft bedoeld! Het zou uiterst gewaagd zijn ronduit te beweren: dat, en niets anders heeft deze hoogst eerbiedwaardige leraar van de heidenen daarmee bedoeld. Ik vind het trouwens erg aanmatigend van menig geleerde, wanneer ze kortweg beweren de ware geest van een of ander geniale schrijver volledig te hebben begrepen! Ik ben veel bescheidener en laat in zulke gevallen heel graag anderen oordelen. Bevalt mij hun oordeel, dan betuig ik hun mijn instemming. Bevalt het me niet, dan luister ik nog naar de meningen van anderen en handel zodoende ook volgens Paulus, die zegt: 'Beproef alles, maar behoud slechts het goede!' Als goed echter kan ik slechts datgene erkennen, wat het meest overeenstemt met mijn innerlijke overtuiging. Zou Paulus het eerste bedoeld hebben, wat best mogelijk kan zijn, dan had hij onmogelijk het tweede kunnen bedoelen, en omgekeerd! Dat is mathematisch en logisch juist.
[8] Door deze definitie van mij zul je hopelijk inzien, dat ik je op jouw vraag een afdoend antwoord schuldig moet blijven en dat ik van jou moet verwachten wat jij van mij wilde horen! Wees dus zo goed zelf, vanuit jouw wijsheid, over dit onderwerp te spreken!'
[9] Ik zeg: 'Vriend, dit antwoord heb Ik verwacht. Het moest zo natuurlijk-verstandig uitvallen, omdat jij een op natuurlijk gebied verstandige man bent. Maar van een bovennatuurlijke wijsheid is daarin nog niets te ontdekken. Naar de innerlijke, dus zuiver geestelijke wijsheid echter kan Paulus slechts één bepaald iets bedoeld hebben. Dat moet uit de keuze van zijn woorden precies te definiëren zijn, zodat er in het vervolg over deze gewichtige zaak nooit meer twijfel kan bestaan of hij het ene dan wel het andere heeft bedoeld; echter dat hij heel zeker slechts, nemen wij aan, het eerste bedoeld moet hebben. Maar hoe dit uit de innerlijke, bovennatuurlijke wijsheid af te leiden is, kun jij natuurlijk niet weten. Want Hegel en Strausz, Rousseau en Voltaire hebben dat zelfs nooit begrepen. En jij, als een van de vurigste vereerders van deze wijsgeren, kunt daarom ook onmogelijk die wegen kennen, die voor jouw leraren en leiders nog onbekender waren dan Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland voor de Romeinen.
[10] Zou jij als Duitser, in plaats van bovengenoemde leiders, liever de bijbel, Swedenborg en dergelijke wijzen van Duitse afkomst echt vlijtig hebben bestudeerd, dan zou je nu perfect weten hoe Paulus moet worden begrepen. Maar als volgeling van Hegel sta je daar nog ver van af, en er zal nog heel wat moeten gebeuren voor je de innerlijke wijsheid zult bereiken! Let nu echter op, Ik wil je iets zeggen! Als je het aanneemt, zul je beduidend dichter bij het doel gebracht worden.
[11] Kijk, Paulus hield Christus, dus Mij, voor het hoogste Goddelijke wezen zelf, hoewel hij eerst mijn felste tegenstander was. Zeg Me nu eens wat je denkt van het geloof en de wijsheid van de oude Paulus?'
[12] Robert zegt: 'Beste vriend, het is weer uiterst moeilijk op deze vraag een bevredigend antwoord te geven. Want in de eerste plaats zal ook daarvoor wel bovennatuurlijke wijsheid nodig zijn, die mij echter ontbreekt. En vervolgens kan men zonder verdere oordeelkundige bewijzen toch niet zo maar aannemen, dat de overigens zeer wijze Paulus in alle ernst zelf geloofd heeft, wat hij andere mensen wilde doen geloven. Want alle achtenswaardige oude wijzen, Paulus inbegrepen, hebben beslist zelf heel goed ingezien hoe wankel de basis van alle metafysische en theosofische theorieën is. Zij berekenden met hun goede mensenkennis hoe ongelukkig het menselijk geslacht al gauw zou moeten worden, wanneer het door dieper inzicht tot het besef van zijn vergankelijkheid zou zijn gekomen. Daarom probeerden zij door toespraken en zinspreuken soms op de manier van het orakel van Delphi de volkeren tot een soort mystiek geloof terug te voeren, waardoor tenminste hoop op een toekomstig leven kon worden gewekt. Of ze zelf echter ook werkelijk vervuld van deze hoop leefden en of ze van al datgene wat ze onderwezen volkomen overtuigd waren, blijft voor mij zeker een vraag, totdat ik, hetzij langs de weg van innerlijke wijsheid of door een directe confrontatie met de geesten die zoiets hebben onderwezen, tot een ander inzicht kom.
[13] Ik voor mij heb er overigens niet de minste moeite mee, jou, mijn allerbeste vriend, zo lang voor een God te houden, totdat ik ergens een andere vind! Zou zich echter eeuwig geen andere God laten zien, dan blijf jij mijn enige God en Heer, ook voor eeuwig! Want als er één onder ons is, dan ben jij dat beslist! Want bij mij is ondanks al mijn Hegelse wijsheid niet het minste spoor van een Godheid te ontdekken. Maar naar een bewijs waarom ik dit graag geloof en aanneem, moet je mij niet vragen, want dan zou ik je het antwoord weer schuldig blijven.
[14] Want wat men gelooft, dat gelooft men zonder bewijs, omdat het geloof op zich niets anders is dan ofwel een traagheid, of soms ook wel een zekere volgzaamheid van het verstand. Eist een actiever verstand echter bewijzen voor het geloofsobject en kunnen deze aan het verstand voldoende gegeven worden, dan houdt het geloof zonder meer op geloof te zijn; want dan wordt het een duidelijke overtuiging!
[15] Bewijzen kan ik mij echter, wat jouw Godheid betreft, volstrekt niet verschaffen. Daarom wil ik ondertussen alleen maar geloven, dat jij voorlopig een God bent. Zou het in de toekomst echter mogelijk worden dit geloof met bewijzen wat duidelijker te maken, dan wordt mijn geloof een zichtbare waarheid. Of mijn geloof echter gemakkelijk zover omgevormd zal kunnen worden is trouwens weer een ander hoofdstuk.
[16] Want, zie je, ik ben een hardnekkige Thomas, en verlang eerst exacte bewijzen voordat ik iets als een vaststaande waarheid aanneem.
[17] Weliswaar heb je me de bijbel en de theosoof Swedenborg aangeraden; maar wat baat hier zo'n hulpmiddel, waar je het niet bij de hand hebt. Daarom blijf ik maar bij het eenvoudige geloof. En als het jou mogelijk is, maak me dan wat dommer dan ik van nature ben, zodat ik sterker mag worden in puur geloven. Ik zie al van te voren in dat ik dan veel gelukkiger zal zijn dan ik nu ben!
[18] Want een oerdomme kerel heeft met het oog op een gelukkiger bestaan veel voor op een verlichte geest. Terwijl deze in het zweet zijns aanschijns zoekt en zoekt om dichterbij de grote en heilige waarheid te komen, om daardoor zichzelf en vele duizenden gelukkig te maken, bidt de zuivere geloofsmens zijn 'Onze Vader', en gaat dan heel behaaglijk op zijn berenhuid liggen en slaapt zorgeloos, zacht en rustig als een marmot! Breekt dan zijn laatste uur aan, dan maakt hij zich daar bepaald niet al te druk over. Als een priester hem maar tegen enkele goed betaalde missen dispensatie van de hel en aflaat van de tijdelijke straffen in het vagevuur verschaft! Zijn blinde geloof neemt dat allemaal voor goede munt aan en hij sterft in de optimistische hoop rechtstreeks naar de hemel te gaan. Dat noem ik toch maar gelukkige domheid! En ik voeg er nog aan toe:
[19] Een dwaas en een ezel is hij, die zich zijn leven lang bezighoudt met denken en vorsen. Want daardoor wordt zijn geluk niet groter, noch in de materiële wereld, noch, en zelfs veel minder, in deze onstoffelijke, nevelige wereld. Het maakt hem integendeel alleen maar ongelukkiger hoe meer hij naar licht en waarheid dorst maar daarbij steeds meer tot het inzicht komt, dat de ergens aanwezige Godheid nergens een verkwikkende bron heeft geschapen om die dorst te lessen.
[20] Dus wil ik deze weg nu helemaal verlaten en me in plaats daarvan in de zachte armen werpen van het blinde en trage geloof. Misschien bereik ik zo eerder iets dat men met recht een waar geluk voor een menselijk wezen kan noemen.
[21] Hoe gelukkig is bijvoorbeeld zo'n kloosterprelaat! Hij denkt niets; hij ontdekt niets; maar leeft slechts volgens zijn echt rooms-katholieke geloof, volgens de zoete orde van zijn epicurische, stoïcijnse ordestichter en laat zich dagelijks zijn uitgezochte maaltijden goed smaken. Waarlijk, vriend, dat is een gelukkig leven! En zo'n leven krijg je door het meest blinde en domme geloof?!
[22] Daarom wil ik me nu helemaal zonder na te denken in de armen van het geloof werpen. Misschien zal ik daardoor gelukkiger worden!? Ik geloof daarom nu in jouw Godheid! Zeg me eens, doe ik daar nu goed aan? O spreek geliefde vriend!'
«« 32 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.