Roberts wrevel bij de herinnering aan aardse zwakheden. Hij wenst andere gesprekken

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 36 / 150 »»
[1] Robert zegt: 'Waarde vriend! Ik merk dat je een beetje scherp wordt en soms ook wat beledigend! Dat is zo'n eigenschap die bijna alle leraren eigen is, of ze nu groot of klein zijn. Want door de bank genomen worden ze allemaal bij bepaalde gelegenheden wat grof en wijzen hun pupillen er soms fijntjes op dat zij behoren tot dat soort geduldige dieren, dat wat betreft zachtmoedigheid en geduld veel overeenkomst heeft met de grote wijsgeren! Naar bloed smachten deze dieren nooit, echter wel naar hooi en stro. Deze magere kost levert natuurlijk voor de opbouw van de hersenen slechts een geringe bijdrage. Vandaar dat deze dieren gewoonlijk verdraaid weinig van die grijze, brijachtige massa in hun kop hebben, waarvan het hoofd van Socrates een overvloedige rijkdom moet hebben gehad.
[2] Je hebt mij zonder veel moeite begrijpelijk gemaakt, dat het om mij heen, evenals in mij, in zekere zin zo leeg is als in het hoofd van de viervoeter die zijn levensether uit hooi en stro betrekt. Daarom kan ik er werkelijk niet omheen je te vragen om in het vervolg, als ik dan al volstrekt een ezel ben, mij dit zonder omhaal ronduit te zeggen! Want als jij werkelijk niets in mij vindt wat deugt voor een verdere ontwikkeling van mijn inzichten, als in mij geen andere materie aanwezig is dan wat er mogelijkerwijs in de kop van een ezel zit, zeg het dan maar ronduit, dan zal ik me daardoor helemaal niet gekrenkt voelen. Want waar niets is, daar is nu eenmaal niets!
[3] Ik zie wel in, dat het door jou toegelichte innerlijke geloof nooit in mij aanwezig is geweest. Maar wat kan ik er aan doen, als mij tot nu toe de kern van het ware geloof door niemand werd uitgelegd? Zou er in plaats van Hegel iemand anders geweest zijn die mij op jouw manier zou hebben onderwezen, dan zou ik zeker geen Hegeliaan geworden zijn, maar zou ik gelijk een Paulus voor je staan.
[4] Maar omdat dit niet het geval was en er bij mijn weten zeker niemand ooit op de gedachte kwam dat de mens ook in zijn hart, ja misschien zelfs ook in zijn knieƫn en hielen zou kunnen denken, moest ik wel daar mijn gedachten vormen waar onze lieve moeder natuur ze in mij gelegd had. Op de aarde dacht ik in mijn hoofd aldus: Alle ledematen en ieder deel van het menselijk wezen heeft zijn eigen bestemming en doelmatige werking. De voeten kunnen de handen niet vervangen, het achterwerk niet het hoofd, de inhoud van de maag niet die van het hoofd, het oor niet de functie van het oog, en het hart niet die van de tong. Daarom dacht ik dan ook alleen met mijn hoofd en liet daarbij mijn hart ongestoord zijn werk verrichten. Als ik daardoor hier leeg ben aangekomen, kan ik daar dan iets aan doen?
[5] Als je nu echter dingen van mij verlangt die mij op de aarde nooit ten deel vielen, dan ben je klaarblijkelijk ondanks al je wijsheid nog duizendmaal dommer dan ik, en zul je me in het vervolg weinig, of niet kunnen helpen!
[6] Het is ook flauw van je om me hier mijn aardse, werkelijk maar zelden voorkomende braspartijen en venusdiensten voor te houden, en ze tevens aan te dragen als de oorzaak van het feit dat ik hier zo leeg voor je sta. Wanneer zulke genoegens, die in de natuur van de mens zijn gelegd zoals de kiem in de zaadkorrel, voor jou zonde zijn, waarom zijn ze dan in de mens gelegd?
[7] Men zegt toch van een leeuw dat hij geen muggen vangt. Als jij echter niet alleen een van de grootste wijsgeren bent, maar zelfs de almachtige Godheid zelf, zoals je me in het verloop van ons samenzijn reeds enkele keren niet onduidelijk hebt te verstaan gegeven, dan is het voor mij onbegrijpelijk dat je er zulke kleinigheden bijhaalt. Zaken die ik als mens, zelfs wanneer ik me enkele ogenblikken aan hun ellendig genot overgaf, nauwelijks de moeite vond om over na te denken!
[8] De mens is wat zijn lichaam betreft een dier en heeft daardoor jammer genoeg ook dierlijke behoeften, en de bevrediging daarvan wordt hem door zijn natuur met ijzeren hand gedicteerd. Voelt hij in zichzelf een onweerstaanbare drang waartegen alle geestelijke bezwaren niet bestand zijn, dan is het een noodzakelijke plicht van de geest, het vlees zijn natuurlijke drift te laten bevredigen om zich daarna in de eigen geestelijke sfeer weer vrijer te kunnen bewegen.
[9] Wanneer de geest dus aan de dwang van zijn vlees tegemoet komt, en wel in perioden van aandrang, wanneer hij darmen en blaas ontlast, wanneer hij spijs en drank tot zich neemt die hem goed smaken, wanneer hij verder de lastige geslachtsdrift, wanneer die zijn offer vraagt, ook naar mogelijkheid bevredigt om daarna weer enkele uren door hem met rust te worden gelaten, zeg dan eens of dat wel ooit als zonde kan worden aangerekend? En vooral hier waar wij beiden hopelijk voor eeuwig van zulke grove natuurdriften verschoond blijven. Want zonder lichaam zouden we door het lichaam te dienen toch zeer zeker met een verdraaid slechte zaak bezig zijn?
[10] Laten we dus maar over wat anders praten en al die voorbije natuurlijke dingen laten voor wat ze zijn! Laten we het bijvoorbeeld eens hebben over de sterrenhemel! Dat zal me meer verheffen dan het oprakelen van al mijn voormalige natuurlijke uitspattingen!
[11] Kijk, zeer gewaardeerde vriend en God en alles wat je ten opzichte van mij maar wilt zijn: ik kan me weliswaar over mijn tegenwoordige toestand helemaal niet beklagen. Ik ben niet dorstig, of hongerig; mijn gehele wezen wordt door geen pijn geplaagd en aan jouw gezelschap heb ik genoeg voor alle eeuwigheid. Maar, als we voor onze wederzijdse debatten een wat beter plekje zouden kunnen vinden, zou dat werkelijk niet slecht zijn! Want hier ziet het er toch wel een beetje te ijl uit, ja, je zou zelfs kunnen zeggen dat het helemaal op niets lijkt! Behalve deze kleine berg waarop we nu al geruime tijd samen staan, is er geen enkel wezen te ontdekken. Konden we maar ergens een grasveldje met bijvoorbeeld een eenvoudig landhuisje ontdekken en in bezit nemen, dan zouden we onze uiterst interessante debatten in een veel betere sfeer kunnen vervolgen!
[12] Belangrijke informatie over zonnen en verschillende andere hemellichamen zou bijzonder interessant zijn! Maar vooral niets meer over de aardse levensomstandigheden die gelukkig voorbij zijn! Want die zouden me met de grootste tegenzin vervullen, zodat ik tenslotte helemaal niet meer in staat zou zijn, om zelfs met jou nog over iets te spreken! Zou het je dan ook mogelijk zijn voor ons beiden zo'n plekje op te sporen, dan zou ik je zeer dringend willen verzoeken daarvoor je zorg en wijsheid aan te wenden!'
«« 36 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.