Wonderbaarlijk interieur van het huis. Roberts ergernis over hetgeen hij in de tuin ziet. Schandalige scènes bij het Weense gezelschap. De Heer onderneemt een zielekuur voor de booswichten

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 48 / 150 »»
[1] Robert zegt: '0 vriend en broeder, wat prachtig! Je ziet werkelijk dit huis van buiten niet aan, dat het zulke heerlijke, ruime vertrekken heeft. En wat is het uitzicht mooi door de hoge ramen! Ach, hoe heerlijk ziet de tuin er uit met die bergketens in de verte! En hoe lieflijk zijn die vele aardige huisjes op de omliggende lage heuvels! Ach, het is werkelijk meer dan hemels!
[2] Maar kijk nu toch eens uit het eerste raam! Wat is dat nu voor gespuis? Nee maar, zo'n ordinair gezelschap ben ik nog nooit tegen gekomen! Kijk daar! O het toppunt van onbeschaamdheid! Kijk, een groep lichtzinnige meisjes vermaakt zich met die losbandige kerels. Ah, dat is te bar! Die moeten we toch maar uit de tuin verwijderen!'
[3] Ik zeg: 'Zie je, daar heb je al zo'n paar 'Weense produkten'! Het zijn dezelfden, die zoëven buiten nog met alles instemden wat je zei. Toen wij het huis zijn binnengegaan, zijn zij echter liever buiten gebleven en vermaken zich nu op hun eigen geliefde manier. Kijk maar eens om je heen en tel degenen die ons naar binnen gevolgd zijn, en je zult er niet één vinden! Want dat stelletje hoertjes vinden ze belangrijker dan ons en al jouw lessen, en dat kan nog wel lang zo blijven.
[4] Wanneer jij nu echter naar buiten gaat en een preek houdt, dan zullen ze voor de schijn weer een en al oor zijn. Ik zeg je, er is nauwelijks een soort zondaars te vinden, die moeilijker te bekeren is dan die zinnelijke zondebokken. En wel, omdat ze uiterlijk alles vlot aannemen, als ze zich maar niet belemmerd voelen in hun innerlijke genotzucht. Probeer echter eens om hun dat genot ernstig te verbieden, dan zul je nog raar opkijken van hun weerbarstigheid en hun grofheid. Wij laten hen nu maar uitrazen en hun lust bevredigen. Daarna zullen we weer naar buiten gaan en hun vragen waarom ze niet mee naar binnen zijn gegaan. Je zult je erg verbazen over de verontschuldigingen waarmee ze bij ons aan zullen komen!
[5] Maar eerst zal Ik nog toelaten dat ze enkele echt weelderig gevormde meisjes tegen het lijf zullen lopen. Dan pas zul je staaltjes van ontucht te zien krijgen! Let dus maar eens op.'
[6] Op hetzelfde ogenblik komen door de tuin twaalf echt mooie meisjes bij het gezelschap aan. Meteen klinkt er een soort oorlogszuchtige jubelkreet, en alles wat man heet, stort zich als tijgers op de meisjes.
[7] Robert ontploft bijna van ergernis over deze brutaliteit en wil met donder en geweld naar buiten rennen. Maar Ik houd hem daar wijselijk van terug en hij werpt slechts zo nu en dan vol verbeten woede een blik door het raam.
[8] Na een poosje, als Robert zich genoeg geërgerd heeft over het schandalige ontuchtige gedrag van zijn Weense vrienden, zegt hij tegen Mij: 'O Heer, nu zou ik mij werkelijk meer dan genoeg geërgerd hebben! Maar, bij al Uw heiligheid, wat waar is, is waar, dit echte gespuis wordt daar geen haar beter van. En zodoende zie ik nu in, dat het van mijn kant een grote domheid was, dat ik mij daarover zo kwaad heb gemaakt.
[9] U zou deze toestand zeker meteen kunnen veranderen, als U het zou willen en Uw wijsheid het goed en juist zou vinden. Maar U, die enorm geduldig, liefdevol en zachtmoedig bent, ziet dit liederlijke tafereel zo rustig aan, alsof zoiets U nooit ook maar de minste ergernis zou kunnen geven. Wel, dan zal ik me in het vervolg ook niet meer ergeren, al zouden dit gepeupel het nog vele malen bonter maken dan tot nu toe!
[10] Alleen begrijp ik niet, hoe bij overigens ontwikkelde mensen zo'n liederlijkheid tot hartstocht kan uitgroeien? Ik was toch ook een zeer warmbloedig mens en ik heb ook zo nu en dan aan mijn lichamelijke verlangens toegegeven. Maar deze daad is bij mij nooit ontaard in hartstocht. Want ik heb mij daarbij steeds geschaamd en zei vaak bij mezelf: 'Robert, wat ben je nu? Je zou in alle opzichten een echte man moeten zijn, en je bent... een beest! Schaam je, Robert, je bent zo dom als een ezel! Je bent geen man, je bent een vrouwengek! Hoe kun je nu toch zo zwak worden! Duizendmaal foei! Op deze manier ben je geen man. Een dier kan niet bewust handelen, maar slechts gedachteloos genieten!'
[11] Zulke, en vaak nog hardere lessen heb ik mezelf gegeven wanneer ik zo nu en dan zwak geworden ben, vooral wanneer ik soms bij feestelijke gelegenheden te diep in het glaasje had gekeken. Maar tot hartstocht is het bij mij nooit gekomen.
[12] Deze vulgaire kerels begaan deze daden echter met een hartstochtelijke begeerte! Wat me het meest verwondert, is dat hier juist de oude bokken en ezels het ergst te keer gaan! Kijk eens daar buiten, onder die vijgeboom, daar hebben drie oude kerels een meisje te pakken en gaan met haar te keer! Je zou er toch op los willen slaan! Houdt dat liederlijke gedoe dan nooit op?'
[13] Ik zeg: 'Heb nog een beetje geduld! Ik wil nog meer meisjes op hen af sturen. Die zullen er nog aantrekkelijker uitzien dan de eersten, maar zij zullen wat meer ingetogen en preutser zijn. We zullen zien wat jouw vrienden met hen zullen doen.'
[14] Robert zegt: 'Heer, ik denk dat men niet alwetend hoeft te zijn om dat aan te zien komen! Dan zullen deze kerels het nog veel bonter maken. Ik wil niet eens meer naar buiten kijken, als dit domme spektakel beginnen zal! Maar zeg me toch eens, Heer over alle hemelen en werelden, hoe zal dit uiteindelijk aflopen? Zullen deze lomperiken er dan nooit genoeg van krijgen? Zullen ze in plaats van geesten te worden, nu in echte dieren veranderen?'
[15] Ik zeg: 'Wees maar rustig, je zult dit al spoedig in het juiste licht zien. Alleen moet je, net als Ik, een rustige toeschouwer blijven! Wanneer Ik je de ogen verder zal openen, zul je pas volkomen leren inzien, hoe men hier te werk moet gaan om dergelijke beesten zo mogelijk nog tot mensen om te vormen. Wat echter de liefde hier niet vermag te bereiken, dat wordt aan de hel, het eigen strafgericht dat in iedere ziel woont, overgelaten. Maar nu rustig! Want kijk, de meisjes komen al!'
[16] Robert kijkt uit het raam, kijkt naar de nieuw aangekomen meisjes en zegt na een poosje: 'Werkelijk waar, deze meisjes, zo'n twintigtal, zien er naar aardse maatstaven helemaal niet slecht uit! Wel alle mensen, die eerste drie zijn gekleed als de beste Parijse balletdanseressen! Die gaan zeker voor deze Weense diermensen een dansje ten beste geven om ze nog begeriger te maken?
[17] Volgens mijn menselijke mening zou het werkelijk beter zijn geweest als er in plaats van deze mooie danseressen, een paar dozijn beren waren komen opmarcheren! Wellicht zouden deze sterke woud- en alpendansers die niet met zich laten spotten, op mijn dierlijke vrienden een heilzamere uitwerking hebben dan deze balletdames met hun mooie voetjes en goed gevormde boezems.
[18] Het verbaast mij echter, dat die Weense geesten zich bij het zien van deze schoonheden nog zo lang inhouden, en ze deze nieuwe dans artiesten uit de geestenwereld niet, zoals de vorigen, bij de eerste aanblik meteen als woedende honden zijn aangevallen! Waarschijnlijk imponeren deze schoonheidssterren hen toch te zeer en wagen zij zich niet aan hen.
«« 48 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.