Roberts persoonlijke verhouding tot de Habsburgse keizers. Geërfde of gekozen troonopvolging. Staatspolitieke wenken van Petrus.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 139 / 153 »»
[1] Robert zegt: 'Dat is nu juist door de Heer zo wijs geregeld, want zou er helemaal niets meer te vragen zijn, dan zou het bestaan voor een geest mettertijd volkomen ondraaglijk worden. Maar zo is men zelfs als volmaakte geest ook hier in het huis van de Heer, waar het ene wonder op het andere volgt, in weten uiterst begrensd. Ja, men begrijpt zelfs de meest voor de hand liggende dingen niet eens. En zo is het goed, omdat daardoor hart en geest voortdurend actief worden gehouden.
[2] Zo heb ik mij al vaker afgevraagd wat ik eigenlijk met de Rooms-Duitse en Oostenrijkse keizers te maken heb. Hoe kom ik in hun en zij in mijn gezelschap? Ik kan mij voor mijn gemeenschap wel geesten voorstellen, die of tot mijn aardse levensperiode behoorden of in de Oostenrijkse staten mijn denkwijze erop na hielden en in dezelfde tijd dat ik in Wenen hierheen werd geholpen, in de geestenwereld aankwamen. Maar hoe de vorsten van Oostenrijk, benevens verscheidene roomse bisschoppen, in mijn gezelschap komen, is mij een raadsel; ik heb met hen toch nooit enige verbinding gehad, omdat zij hun heerschappij op aarde lang vóór mijn tijd hebben uitgeoefend. Als zij mij eventueel in hun gemeenschap hadden opgenomen, zou dat te verklaren zijn. Maar dat ik hen in mijn gemeenschap opneem en dat zij in zekere zin naar mij toe kwamen, is voor mij een raadsel! Begrijp jij misschien de reden, lieve vriend en broeder?'
[3] Petrus zegt: 'De reden daarvan is heel eenvoudig: kijk, jij was van meet af aan steeds een vijand van de dynastie van de Habsburgers. Alle misstanden in Europa schreef je alleen haar toe. Met zo'n wrok zou je echter nooit een bewoner van dit rijk der zuiverste liefde kunnen worden. Daarom bood de Heer je de gelegenheid je met jouw 'tegenvoeters' te verzoenen, hun waarde te erkennen en hen als echte broeders in je hart op te nemen. Daarom kwamen zij dan ook in jouw huis.'
[4] Robert zegt: 'O ja, nu begrijp ik inderdaad de reden. Zeker, het door Rudolf ingestelde erfrecht van de keizerlijke waardigheid was mij een 'gruwel van verwoesting' van bijna alle rechten van de mens, want bij een erfelijk regeringsambt worden alle andere geesten achtergesteld, ook al waren zij duizendmaal wijzer dan hij die op de troon zit. De wijste man in het rijk moet zwijgen en wordt door de vorst, die zichzelf erfrechtelijk voor een Salomo houdt, niet erkend en niet gebruikt voor het welzijn van het volk. Kijk, zulke en nog andere redenen hebben mij steeds met wrok tegen de Habsburgers vervuld en alles in mij kwam in opstand als ik dacht aan die heerszuchtige Rudolf, die zelfs nog tot in zijn laatste nakomelingen wilde doorregeren, indien mogelijk tot aan het einde der tijden.
[5] Nu is mij inderdaad een ander licht over de rechtsorde opgegaan. Ik zie helder en duidelijk in dat een middelmatig keizerrijk door erfopvolging toch veel beter is dan het beste door kiesrecht verkregen rijk, waarbij er altijd vijandigheid ontstaat tussen hen die het recht hebben tot keizer te worden gekozen en degene uit hun midden die door het lot op de troon is gezet. Het is best mogelijk dat de Heer Zelf gewild heeft dat het gekozen vorstendom plaats maakte voor het erfvorstendom.
[6] Zou er nu echter niet heel snel een einde komen aan de erfelijke dynastieën en hun rijken? Iets daarvan heeft de Heer Zelf onlangs in Zijn heilige woorden laten doorschemeren. Hoe denk jij hierover?'
[7] Petrus zegt: 'Vriend, daar bekommeren wij ons hier maar weinig om! De mensen zijn vrij in hun aards politieke betrekkingen en hun staatkundige verhoudingen en kunnen deze regelen zoals ze willen. Als zij een rechtvaardige overheid hebben, moeten zij deze gehoorzamen en één zijn met haar, dan zullen ze rust en vrede hebben. Alle burgers van een staat moeten hun vorst in geval van nood ook bereidwillig terzijde staan, dan zullen zij een gelukkig volk zijn en rijk aan alle aardse zaken. Voor een volk dat echter bij alle bittere gebeurtenissen waardoor het door eigen schuld getroffen wordt, de schuld op de regenten schuift, zal er weinig sprake van geluk meer zijn. Waar volkeren ook maar begonnen te twisten met hun regenten, kregen hun vijanden spoedig gelegenheid om te lachen.
[8] Doen zij dat, dan hebben ze het aan zichzelf te wijten als er slechte tijden voor hen aanbreken. De Heer laat zulke tijden weliswaar nooit over de mensen komen als een oordeel van Zijn wil; Hij verhindert het echter ook niet, maar laat de mensen die vruchten oogsten, die ze hebben gezaaid.
[9] Want de mensen op aarde hebben een geheel vrije wil. Ja, zelfs de aarde ligt in hun handen. Beledigen zij haar, dan zal zij hen ook straffen, zoals ten tijde van Noach. Wenden de mensen zich echter tot de Heer en vragen Hem om een goede regering, om rust, vrede en goede ordelijke toestanden, dan grijpen ook wij in de teugels van de vorst en leiden hem en zijn volk op die weg, waarlangs alleen geluk kan worden bereikt. Daarom moeten de mensen nooit wrok koesteren tegen hun vorsten of hen zelfs haten, want ook zij zijn mensen. Zij kunnen hen beter zegenen en de Heer vragen of Hij hen als hun aardse bestuurders wil leiden en zegenen. Dan zullen zij overgelukkig zijn. Wel, heb ik goed gesproken of niet?'
«« 139 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.