Vermanende oproep aan de kinderen van de aarde. Verschillen tussen aards en hemels leven. Gelijkenis van de afgevallen boomvruchten en van de pottenbakker. De eeuwige dood.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 143 / 153 »»
[1] Robert en de anderen met hem zeggen: 'O lieve, heilige Vader, het is niet onder woorden te brengen hoe onbeschrijfelijk gelukkig we zijn. U leidt ons Zelf en toont ons de eindeloze wonderwerken van Uw almachtige liefde! U verklaart ons met Uw heilige mond Uw werken zo begrijpelijk, dat wij verwonderd bij onszelf moeten zeggen: hoe is het toch mogelijk dingen te begrijpen, die voor miljoenen nog eeuwigheden een onoplosbaar raadsel zullen blijven.
[2] O, onbegrijpelijke domheid van de mensen op aarde! Het goud van de hemelen, het goud van het leven achten zij niet en treden het met voeten! In plaats daarvan voeren zij oorlogen en verscheuren elkaar omwille van het slijk der aarde. Hierheen allemaal, jullie arme zondaars en stekeblinde duivels! Leer hier deemoed en minzaamheid van Hem, die jullie tezamen met je zondige aarde met één zachte ademtocht uit Zijn mond tot het puurste niets kan laten verwaaien.
[3] Maar jullie zeggen: 'Wat moeten wij? Ook al bidden en smeken wij, het wordt toch niet anders met ons! Wij zien niets en horen niets. Ons smeken lost op in de lucht en wij staren vruchteloos in de oneindigheid en kijken troosteloos en stomverbaasd naar de ondoorgrondelijke werken van God, zoals kalveren naar een nieuwe staldeur. Daarom bekommeren we ons alleen nog maar om datgene wat ons lichaam nodig heeft. Om al het andere moge zich bekommeren wie wil. De mens moet iets te eten en te drinken hebben en kleren en een woning; dat is noodzakelijk en al het andere is ontbeerlijk.'
[4] Jawel, ontbeerlijk voor jullie aardwormen, jullie lijken allemaal op de rijke jongeling uit het evangelie. Ook hij vroeg de Heer of hij deel mocht hebben aan het Godsrijk. Toen de Heer echter tegen hem zei: 'Doe afstand van je aardse goederen, geef ze aan de arme kinderen van de wereld en volg Mij!', brak zijn hart en hij keerde terstond naar zijn bekoorlijke aardse goederen terug. Hij liet God gaan en bekommerde zich enkel om zijn aardse goederen. Daarna werd hij harder dan voorheen, hetgeen de Heer duidelijk te kennen gaf door op te merken, hoe moeilijk het is voor iemand die verknocht is aan aarde goederen, om het rijk Gods binnen te gaan.
[5] Hierheen dus, geesten van de aarde! Hierheen in jullie harten! Dan zullen jullie schatten en rijkdommen vinden in zo'n enorme overvloed, dat ze in geen eeuwigheid ooit uitgeput raken. Hierheen eerzuchtigen, in de oprechte deemoed van jullie harten! Hier is een echte en steeds toenemende allerhoogste verering op zijn plaats. Wat zijn al jullie waardigheden tegen één woord van Hem, die door Zijn macht en wijsheid de oneindige ruimte heeft gevuld met talloze wonderwerken!
[6] O, bedenk toch wat het verschil is tussen ons volmaakte, eeuwige leven in voortdurend gezelschap van de almachtige Vader en Schepper van alle hemelen en werelden, en jullie vergankelijke leven dat van de ochtend tot de avond duurt. Hoe kunnen jullie hangen aan een leven dat eerder de naam dood dan leven verdient? Het aardse leven is immers reeds vanaf de wieg alleen maar een voortdurend sterven. Dit waarachtige, hemelse leven is echter een steeds intenser wordend leven in God, de heilige Vader. En dit ware leven is jullie toch zo nabij. Jullie kunnen het op ieder moment voor eeuwig grijpen, maar jullie zijn blind en jullie liefde voor het aardse verblindt het zicht van je harten! Daarom geloven jullie dat het rijk van het eeuwige leven ver van jullie verwijderd is, terwijl het toch als het ware vlak voor je neus ligt. Ook wij zijn jullie w nabij en toch denken jullie dat we ver weg zijn. 0, wat zijn jullie toch blind!
[7] De knechten van de Heer op aarde kennen ons, zien ons en spreken met ons wanneer ze maar willen. Zij houden oog en oor van hun hart open omdat ze niet verblind zijn door de last van de rijke jongeling uit het evangelie. Maar jullie, als de Heer je roept, komen de tranen in de ogen, waarmee jullie de doodse aarde toch zo graag aanschouwen. O, de Heer wil ons duizenden van zulke werelden schenken, als we ze maar wilden aannemen. Wie zal er echter naar een geschilderd stuk goud grijpen als hij een duizendmaal grotere, stevige klomp goud voor eeuwig als eigendom heeft?
[8] Daal met ons aan de hand van onze almachtige Vader af in de diepte van de schepping, en kijk met de ogen van het hart naar de onverschrokken bruggenbouw van de ene wereld naar de andere, van de ene hemel naar de andere en van het ene hart naar het andere. Dan zullen jullie, hoewel nog geheel in het sterfelijke vlees, samen met ons diep geluk en zaligheid voelen en daardoor jullie zielen tot leven brengen. O Heer, waarom mogen wij dan toch zo zalig zijn, terwijl miljoenen broeders blind en doof zijn?'
[9] Ik zeg: 'Vriend en broeder, ieder waarachtig leven houdt in, dat het onmogelijk anders kan zijn dan uitermate gelukzalig. Een leven echter dat door de dood naar het schavot wordt geleid, zoals een arme zondaar door een beulsknecht, kan slechts volledig geblinddoekt nog enige lust beleven. Zou men het de oogkleppen echter afdoen, dan zou het terugdeinzen als het inziet, waar zijn begeleider het heenbrengt. Daarom is het enerzijds beter dat de aardse mensen blind en doof zijn, want w kunnen ze nog het beperkte, van dood tot dood glijdende leven met enige schijnrust genieten.
[10] Ik zeg jullie: voor vele miljoenen volgt op hun schijnleven eeuwig geen verder leven meer, want evengoed als er een eeuwig leven is, is er ook een eeuwige dood. Er zijn op aarde bomen waaraan heerlijke vruchten in korte tijd rijp worden en waaraan geen bloesem tevergeefs heeft gebloeid. Daarentegen zijn er ook bomen die wel rijkelijk bloeien en waaraan zich veel vruchten zetten; maar als zulke bomen toch arm aan sap zijn en hun onsmakelijke vruchten lang aan hun twijgen moeten houden voordat ze de gewenste rijpheid hebben verkregen, dan valt door gebrek aan voeding en door een te langdurig rijpingsproces driekwart daarvan van de boom, voordat ze de gewenste rijpheid kunnen bereiken. Ik zeg jullie: tegen het weer tot leven brengen van zulke onrijp afgevallen vruchten is weinig heilzaam kruid gewassen. Als een deel van zulke vruchten zo vlak voor het rijpen van de boom valt, kan men ze verzamelen en enige tijd laten liggen; ze zullen dan daardoor tenminste nog enigszins rijpen. Maar voor vruchten die kort na de bloei wegens gebrek aan voeding van de twijgen vielen, is er geen geneesmiddel meer.
[11] Ik wil daarmee echter niet zeggen dat kinderen die spoedig na hun geboorte sterven, niet het eeuwige leven kunnen verkrijgen, want met de aardse geboorte en rijpheid heeft deze gelijkenis niets te maken. Hier gaat het om zielen, die op aarde in Mijn genadelicht reeds buitengewoon mooi gebloeid hebben en in het begin het sap des levens gretig hebben opgezogen. Toen daarop evenwel de noodzakelijke tijd van beproeving kwam, hielden zij hardnekkig hun voedingsorganen gesloten en weigerden steeds het werkelijk wrang smakende zout des levens op te zuigen. Het gevolg daarvan was al spoedig de volledige afscheiding van de hen voedende twijgen, waarop de op geen enkele manier meer tot leven te brengen dood volgde. Daarom laten we zulke vruchten doof en blind hun korte leven genieten; voor hun volledige nietigheid duurt het altijd nog lang genoeg.'
[12] Robert zegt: 'Maar zo waar als dit ook mag zijn, het komt mij toch ongeveer voor als een wet bij de Chinezen en de Japanners, volgens welke geen ouderpaar meer dan zes tot zeven kinderen mag grootbrengen. Alle kinderen die boven dit wettelijk bepaalde aantal geboren worden, moeten allemaal worden verdronken of op een andere manier om het leven worden gebracht.'
[13] Ik zeg: 'Vriend, dat begrijp je nog niet! Kijk, een pottenbakker vormt uit leem een pot op zijn draaischijf. Maar de pot, reeds voor meer dan de helft gevormd, mislukt hem door toevallige omstandigheden. Wat doet de pottenbakker dan? Hij slaat de halfklare pot in elkaar, neemt de klei van de schijf en vermengt hem met andere, verse klei. Hij legt de klei dan weer op de draaischijf en begint daaruit een andere, minder lastige pot te vormen, wat hem ook goed lukt. Zo gaat het materiaal weliswaar niet verloren maar de unieke individualiteit van het eerst begonnen werk is voor eeuwig verloren. Om kort te gaan, het eerste 'ik' is totaal vernield en dat is in de meest eigenlijke zin de eeuwige dood, die door geen liefde en herinnering aan het oerbestaan weer tot leven kan worden gebracht. Omdat dit nooit meer kan gebeuren, kan ook eeuwig aan geen uiteindelijke voltooiing meer worden gedacht. Aan het behoud van de oerindividualiteit is onuitsprekelijk veel gelegen, omdat zonder haar het kindschap Gods nooit kan worden bereikt. Want een tweede verwekking wordt eeuwig geen eerste verwekking meer.'
«« 143 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.