De poort gaat open en laat de stad Wenen zien. De aard van de verschijningsvormen in het hiernamaals. Robert verbaast zich over Cado's wijsheid.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 47 / 153 »»
[1] Daarop gaat Robert dadelijk op de poort af en doet zonder zich erg in te spannen een poging. En kijk, de brede en zware vleugels van de hoge poort gaan zonder enige moeite open!
[2] Als de poort open staat, begint Robert schaterend te lachen en zegt: 'Daar hebben wij nu de hemel in een werkelijk eigenaardige gedaante voor ons! Nee, dat is werkelijk meer dan komisch! Helena, kom hier eens kijken!'
[3] Helena komt en kijkt met grote aandacht door de geopende poort en zegt: 'Ja, dat is Wenen, ten voeten uit! En wij staan hier aan de voet van de Weense berg bij de 'Spinnerin am Kreuz'! O hemelse zoetheid: Wenen en nog eens Wenen! Dat is dus het glorierijke, vierde hemelse vertrek van jouw huis? Aha, nu kunnen wij in Wenen meteen weer uitkijken naar een betrekking. Nee, het is wel komisch: de hemel verwachten en in plaats daarvan op aarde in Wenen terechtkomen! Wat zeg jij ervan?'
[4] Robert zegt: 'Ik heb het je wel gezegd toen je tegen Minerva zo op z' n Lerchenfelds te keer ging, dat we in plaats van in Gods hemelen nog in Lerchenfeld terecht zouden komen. En kijk, mijn voorspelling is uitgekomen. Ik moet nu echter ook onze vriend Cado ophalen, zodat hij onze dierbare stad Wenen ziet!'
[5] Robert roept Cado en zegt tegen hem: 'Wel vriend, hoe bevalt je de hemel van het aardse huis Oostenrijk? Een fraai hemels Jeruzalem is dat! Zie je de palissaden, de schietgaten en de mooie kanonnen, mortieren en bomketels? Zie je de wachters en hun prachtige blokhuisjes? Ach, dat is werkelijk fraai: die hemelse stad in staat van beleg!'
[6] Helena zegt: 'Vriend Cado, zeg mij eens of wij ons voor de stervelingen niet voor een poosje zichtbaar en daarna weer onzichtbaar kunnen maken? Een beetje plezier zou ik er toch aan willen beleven om die vrolijke Weners een beetje te plagen! En zouden Robert, ik en jij ook nog in deze stad gaan wonen, dan zullen we toch zeker eerst de staat van beleg opheffen!' Cado zegt: 'Maar liefste Helena, denk je dan werkelijk dat dit het echte aardse Wenen is? Dit is immers slechts een verschijningsvorm en verder niets! Robert heeft toch zojuist gesproken over eEn smalle poort, waardoor men het hemelrijk moet binnengaan. En kijk, daar staat ze al voor ons. Jullie zullen, als jullie er doorheen gaan, nog heel wat smalle doorgangen passeren, waar jullie het heel zwaar zullen krijgen, maar er zal toch doorheen te komen zijn.'
[7] Robert zegt: 'Dat denk ik ook, maar hoe... dat is een andere vraag! Deze stad, die eruit ziet als Wenen, moet toch minstens een afbeelding zijn van het werkelijke aardse Wenen, anders zouden zij toch niet als twee druppels water op elkaar kunnen lijken. Sta mij overigens nog een vraag toe: je zei daarnet, dat dit Wenen slechts een verschijningsvorm is en toch staat het zo duidelijk als wijzelf voor ons. Zijn wij dan ten opzichte van elkaar ook louter verschijningsvormen, of zijn we werkelijk datgene wat we lijken te zijn? Is deze poort misschien ook alleen maar een verschijningsvorm? Ik weet nog steeds geen raad met het begrip 'verschijningsvorm', want naar mijn mening is een verschijningsvorm niets anders dan ofwel een weergave van een werkelijk bestaand ding of wezen, of zij wordt voor een moment geschapen ter verduidelijking van een begrip of voor de beproeving van een geest. Heeft zij haar dienst verricht, dan treedt zij weer terug uit de sfeer van haar bestaan. Dat is mijn idee over het begrip 'verschijningsvorm'. Ik moet daarover echter volkomen duidelijkheid krijgen, anders ben ik genoodzaakt om alles wat me sinds mijn bovenaardse bestaan hier onder ogen is gekomen, voor een pure verschijningsvorm te houden.'
[8] Cado zegt: 'Jij hebt een heel goed begrip van de verschijningsvorm, alleen is het niet helemaal juist dat een verschijningsvorm volkomen leeg zou zijn, omdat zij voorlopig enkel verschijningsvorm is. Kijk, een verschijningsvorm is in de geestelijke wereld ofwel slechts een weerspiegeling van een ding dat in werkelijkheid voorhanden is, ofwel een ontwerp voor een nieuwe schepping, eerst alleen zichtbaar voor de Heer, dan echter ook voor iedere geest die naar zijn innerlijk met het nieuw verschenen idee van de Heer in een of andere liefdesverbinding staat. Dat zo'n idee echter, evenals een gelijkenis, steeds in een vorm verschijnt die overeenkomt met de sfeer van de beschouwer, wordt door de wijsheid van de Heer bepaald, en wel zolang totdat de geest zo sterk geworden is, dat hij zelf in de verschijningsvorm het werkelijke en onvergankelijke herkent.
[9] Een hier aangekomen geest is in het begin nog veel te teer en te zwak om hem meteen met de meest indringende geestelijke werkelijkheden te kunnen confronteren. Hij zou zich er zeer aan stoten en zich er tenslotte aan verwonden, zoals een pasgeboren kind op aarde, wanneer men het in plaats van in zachte windsels op hard hout of op stenen zou leggen. Maar niet alles wat een pas aangekomen geest te zien krijgt, is pure verschijningsvorm, naargelang de kracht van de geest is het meestal grotendeels werkelijkheid!
[10] Deze poort hier is een geestelijke werkelijkheid en wij zijn dat ten opzichte van elkaar eveneens. Maar dat Wenen daar is slechts een verschijningsvorm, een weerspiegeling van de werkelijke stad Wenen op aarde, die jullie beiden beschouwend in je eigen ziel dragen. Dit beeld belast echter nog jullie ziel en veroorzaakt in haar nog af en toe onzuiverheid, die zich uit in een bepaalde geprikkeldheid, welke zich dan als een sprekende verschijningsvorm openbaart. Zoiets kan echter in Gods liefdeslicht, dat de zuiverste hemel is, niet opgenomen worden, omdat iets onzuivers onmogelijk kan binnengaan in Gods hemelen. Daarom treedt nu uit jullie zielen, voor deze de zuiverste hemelen van God binnengaan, het laatste onzuivere beeld van de stad Wenen naar voren, opdat jullie het mogen beschouwen en daarna voor altijd uitbannen.
[11] Het zal jullie weliswaar nog enige moeite en inspanning kosten, maar met de hulp van de Heer zal ook dit lukken. Wees daarom moedig in de Heer, dan zal alles gemakkelijk en volmaakt verlopen!'
[12] Robert zegt: 'Maar beste vriend, zeg me toch eens waar jij je wijsheid vandaan haalt, want dit was weer gesproken als uit de heilige mond van de Heer Zelf ! Ik was tot dusver altijd van mening dat jij met ons hier naartoe was gekomen, opdat je door mij en Helena zou worden voorbereid op de hemel, en nu gebeurt precies het tegenovergestelde: jij bent onze volmaakte meester en wij beiden hebben nauwelijks het bevattingsvermogen om jou, voorzover nodig, te begrijpen. Zeg mij eens, ben jij werkelijk diezelfde Cado, die daar op de heuvel Minerva versloeg met woord en daad, of ben je slechts als Cado vermomd en ben je een van de belangrijkste aartsengelen van God? Want alleen op die manier is jouw wijsheid te begrijpen; anders blijft ze voor mij een raadsel. Dus, beste vriend, zeg mij waaraan jij je wijsheid ontleent!'
[13] Glimlachend zegt Cado: 'Als het juiste moment is aangebroken, zul je alles vernemen. Bekommer je daar voorlopig niet om, want er wachten je veel belangrijker zaken. Kijk, het grote gezelschap komt eraan; ga daarom in de poort staan!'
[14] Robert zegt: 'Heel goed, maar jij moet ook met me meegaan, want jij bent toch duizend keer rijper dan ik voor Gods zuiverste hemel!' Cado zegt: 'Wel, het spreekt toch vanzelf dat ik je niet alleen laat gaan, evenmin als Helena, die ik eveneens zeer liefheb.' Robert zegt: 'Maar hoe moet ik dan hier in de poort het grote gezelschap ontvangen? Wat zal ik de Heer zeggen? Hoe moet ik mij voor mijn domheid tegenover Hem verontschuldigen, evenals tegenover de profeten, apostelen en de vele andere wijzen, die zich bij dit werkelijk allerheiligste gezelschap bevinden? o vriend, help mij hierbij een beetje uit de nood!'
[15] Cado zegt: 'Maar ik vraag je, wees niet zo onnozel! Kinderlijk mag je wel zijn, maar niet kinderachtig, want kinderachtig is alleen het verstand van de kinderen, maar kinderlijk is hun gemoed en dat heeft de allergrootste waarde voor God. Ik zal je wel heimelijk ingeven wat je moet zeggen... niet veel, maar dat weinige moet voldoende zijn!'
[16] Robert zegt: 'Ja, maar hoe zul jij mij heimelijk iets kunnen ingeven? Dan zou jij als het ware God moeten zijn, of de Heer zou je daartoe de kracht moeten hebben verleend!' Cado zegt: 'Hé, wat ben jij een lastige piekeraar! Moet men dan meteen alles doorgronden? De eeuwigheid is lang, en er valt daarin zeker nog heel veel te begrijpen! Let nu op, de apostelen komen: voorop Petrus, Johannes en Paulus. Met hen zul je het eerst te maken krijgen.'
«« 47 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.