Paulus' opwekkingstoespraak tot de vorsten. De apostel toont de wandaden tijdens hun regeren aan en belooft de genade van de Heer.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 62 / 153 »»
[1] Nu staat Paulus op en richt de volgende woorden tot de hoogadellijke personen: 'Mijn geliefde vrienden en broeders in God, Jezus onze Heer!'
[2] Hier valt de vader van Theresia hem meteen in de rede en voegt hem honend toe: 'Wanneer hebben wij dan al eens samen varkens gehoed, dat jij als ordinaire jodenzoon de brutaliteit hebt mij met broeder aan te spreken?! Weet je dan niet wie wij zijn? Dus wat betere manieren, jij brutale joodse opschepper, anders zal men jou eens laten zien wie er hier de keizer is!'
[3] Paulus slaat daar echter geen acht op en gaat verder met zijn toespraak: 'Er staat geschreven: 'Zij, aan wie weinig is toevertrouwd, hebben ook over weinig rekenschap af te leggen, maar degenen aan wie veel is toevertrouwd, zullen over heel veel rekenschap hebben af te leggen.' Jullie behoren echter allemaal tot diegenen aan wie God de Heer heel veel heeft toevertrouwd. Daarvoor hebben jullie nu ook een bijzonder grote rekenschap aan God de Heer af te leggen! Ik, Paulus, zeg jullie, die nog vol oude vastgeroeste hoogadellijke onbuigzaamheid zijn, dat voor jullie allen nu de eigenlijk jongste dag is aangebroken, waarop men van jullie de strengste rekenschap zal vragen als jullie niet afzien van je onbuigzaamheid. Want God Jezus, onze Heer en Vader - hoewel de grootste liefde, zachtmoedigheid en geduld Zelve - laat niet met zich spotten daar Hij altijd alleen het beste wil voor Zijn kinderen. Deze Jezus, die ons allen door Zijn kruisdood aan de macht van de satan heeft onttrokken, staat hier voor jullie, weliswaar nog zo geduldig als een lam, maar Zijn zachtmoedigheid en geduld zijn niet zonder grenzen. Wee jullie, als Hij eens recht zal beginnen te spreken over jullie! Niet één op de duizend vragen zullen jullie Hem kunnen beantwoorden, want jullie zijn voor Hem allemaal grote zondaars.
[4] Hoevelen hebben jullie door je overdreven hoogmoed laten terechtstellen, niet zelden op een afschuwelijke manier. Hoe hardnekkig hebben jullie een verlichte geest steeds vervolgd. Welk een meedogenloze wreedheid hebben jullie gebruikt tegenover jullie evangelische broeders! Welk een onuitsprekelijke ellende hebben jullie niet zelden over vele duizenden families gebracht! Hoe zijn jullie tijdens de dertigjarige godsdienstoorlog tekeergegaan tegen de zuivere leer van Jezus, en hoeveel andere ongerechtigheden hebben jullie op je geweten! Hoezeer hebben jullie er steeds naar gestreefd, jullie pracht en praal op te voeren ten koste van het leven en bloed van miljoenen, die evengoed Gods kinderen zijn als jullie. Hoeveel duizenden smachtten onschuldig in kerkers door de traagheid van jullie rechters, die het er onder jullie bescherming goed van namen! Zulke en duizend andere grove zonden hebben jullie op je geweten. Stromen van onrechtvaardig vergoten bloed roepen tot God om wraak op jullie. Als de Heer uitsluitend volgens de maatstaven van de gerechtigheid wilde oordelen, zou Hij jullie voor iedere ongerechtigheid en wreedheid een eeuwigheid zwaar moeten laten boeten in het vuur van de hel.
[5] Maar Hij heeft nu besloten voor allen genade voor recht te laten gelden, omdat Hij geen vreugde schept in het verdriet van zondaars. Hij beschouwt jullie als ernstig zieken. Hij wil jullie helpen en kwam daarom Zelf als Heiland naar jullie toe. Wat houdt jullie blinden dan tegen, dat jullie aan Zijn oproep geen gehoor willen geven? Wat hebben jullie hier? Niets anders dan wat jullie heerszuchtige verbeelding je verschaft! Desondanks willen jullie het voorbeeld van je werkelijk hoogstaande broeders niet volgen, die - wel wetend dat voor God alle aardse grootheid totaal niets is - zich meteen bij de Heer hebben aangesloten, alhoewel zij Hem nog niet helemaal herkennen.
[6] Kijk eens naar Rudolf, die een vorst was naar Gods hart, naar Theresia, de rechtschapen Jozef, de hartelijke Leopold, de minzame Frans en nog enkele van jullie broeders en zusters; zij hebben ook, net als eens David, van alles gedaan dat niet volgens de orde van Gods liefde was. Maar God de Heer woog de last die ze te dragen hadden, heeft hun, evenals David, iedere schuld kwijtgescholden en heeft hen nu al in Zijn rijk opgenomen. Want zij die bij Hem zijn, zijn ook al in Zijn rijk. De Heer wil echter ook jullie allen genadig zijn. Waarom willen jullie Zijn grote genade dan niet aannemen? Is het dan niet beter om de genaderoep van de Heer te volgen dan door onbuigzame koppigheid rijp te worden voor de hel?'
[7] Door deze rede worden allen op één na diep aangegrepen en beginnen na te denken. Alleen die ene zegt: 'Ik blijf een keizer, ook voor God; een keizer voor eeuwig!'
«« 62 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.