Levensduurberekening in het hiernamaals. Een verlangen naar de lotgevallen op aarde. Gelijkenis van de goochelaar. De ware hof grandezza.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 64 / 153 »»
[1] Paulus zegt: 'Je zult ook iemand anders krijgen, maar nu nog niet, omdat je in al je denken en streven nog bijna net zo materieel bent als een steen. Maar ik, Paulus, ben dáárom een Paulus, de nietige apostel, omdat ik eerst het grof materiële van de kinderen wegschuur en het ergste vuil van hen opruim. Zolang jij je van materie vervulde gedachten en verlangens niet verruilt voor geestelijke, zul je Paulus niet kwijtraken! Want het is het werk van Paulus, dat hij eerst de plaats zuivert, zodat de eigenlijke bouwlieden daarna het gebouw kunnen optrekken, waarna de grote bouwmeester dan eigenhandig voor de daarbij behorende prachtige, innerlijke inrichting zorgt.
[2] Wees daarom voorlopig maartevreden met mij, want wie eenmaal Paulus aanvaardt, komt ook bij Petrus, Johannes en tenslotte bij de Heer Zelf. Een ieder die begint, moet met Paulus beginnen, anders komt hij nooit bij Petrus en nog minder bij Johannes. Wie echter niet bij Johannes komt, komt ook niet bij de Heer, want Johannes is als de liefde van de Heer voor Zijn kinderen.'
[3] De hardnekkige zegt: 'Zeer zeker, maar jouw informatie is niet waarheidsgetrouw en daarom kan ik me niet op jou verlaten. Je zei dat ik al bijna tweehonderd jaar naar aardse berekening hier in de geestenwereld vertoef. Kijk, dat is volkomen gelogen, want ik ben pas amper 110 jaar hier; er ontbreken er dus nog 90 volgens jouw informatie. Moeten geesten van jouw soort dan niet in staat zijn om precies aan te geven hoe lang een geest hier al woont? Red je nu uit de puree als je kunt; dan kun je wat mij betreft wel blijven!'
[4] Paulus zegt: 'Het zal jou moeilijk vallen hierover met mij te redetwisten! Zeg mij eens, jij uitgeholde holengraver in de materie, wanneer heb jij in de geestenwereld leren rekenen, dat je mij van een leugen wilt beschuldigen? Kijk, jij dwaas, wij rekenen hier in de geestenwereld zo: vanaf het moment waarop er door de Heer een geest in je ziel werd gelegd (iets dat gebeurt zodra de ziel van een kind in staat is om te gaan denken, wat bij veel kinderen al in het eerste levensjaar het geval is) - vanaf die tijd is ieder mens al een bewoner van de geestenwereld, wat hem zijn dromen maar al te duidelijk aangeven. Alleen overdag, als de natuur wakker is, is hij met het merendeel van zijn wezen in de materie, alhoewel menigeen door geestelijke gedachten, beschouwingen, gebeden, liefde tot God en nobele handelingen zich ook tijdens het volle daglicht in de zuivere geestenwereld bevindt. Kijk, vanaf dat moment begint ook de berekening zoals wij die hier plegen te maken. Als je die jaren optelt bij jouw 110 jaren, zul je die bijna 200 jaar zeker niet meer zo leugenachtig vinden, hetgeen je me zo grof recht in mijn gezicht zei.'
[5] Daarop zegt de hardnekkige: 'Ik wist niet, dat men hier zo rekent. Had je me dat eerder verteld, dan had ik jou geen leugenaar genoemd en jij mij niet een uitgeholde holengraver in de materie, wat ook geen compliment is. Zodoende geloof ik dat we quitte zijn en elkaar niets meer te verwijten hebben. Ik ben je nu weer goedgezind; jij mij ook?'
[6] Paulus zegt: 'Volkomen, maar daarvoor moet je je nu nog wel enkele woorden van mij laten welgevallen!' De nu wat meer gevoelige zegt: 'Spreek maar zoveel je wilt en kunt, ik zal naar je luisteren! Maar zeg me ook hoe het er nu in de wereld uitziet, wat mijn nakomelingen doen en hoe het met hen gaat. Ik heb vernomen dat er in Oostenrijk grote omwentelingen hebben plaatsgevonden.'
[7] Paulus zegt: 'We zijn nu ogenschijnlijk in Wenen en zullen bij deze gelegenheid ook heel wat vernemen over hoe het er nu in de materiële buitenwereld uitziet. Voorlopig moeten we ons echter bezighouden met datgene wat ons veel meer aan het hart gaat dan de materiewereld. Je bent nog helemaal doordrongen van de Spaanse hof grandezza, die vooral door de destijds hooggeplaatste en rijke priesterstand werd onderhouden. En jij denkt dat al wat hooggeplaatst is door de grootst mogelijke glans, die uit goud en ijdele ceremoniën bestaat, de hele wereld kan imponeren. Maar ik zeg je dat er in de gehele wereld niets bestaat dat zo totaal verkeerd is als deze bovenmate domme veronderstelling!
[8] Kijk, een goochelaar vermaakt zijn verblinde toeschouwers slechts zolang deze niet achter de onbeduidendheid van zijn kunst komen. Worden zij echter door een terzake kundige voorgelicht, dan moet de valse tovenaar maar zien hoe hij zich eruit redt, als hij hun een valse voor een echte toverkunst heeft laten doorgaan. Het is wat anders als een illusionist zich ook als zodanig voorstelt. Dan zal iedere toeschouwer weten dat deze tovenarij een zuiver natuurlijke is en zal hij het toneel heel vergenoegd verlaten.
[9] Zo is het ook gesteld met de grandeur aan het hof. Deze kan echt of vals zijn. Wee echter de vorst, die met een valse hof grandezza zijn onderdanen heeft willen bedriegen. Als men daarachter komt, zoals in Frankrijk en andere staten al het geval was, zal het zo'n valse pronkhaan slecht vergaan.
[10] De luister van het ware hof bestaat echter uit de wijsheid en de goedhartigheid van de vorst, uit een goed verdeelde en doelmatige welvaart voor de onderdanen en uit allerlei wijze staatsvoorzieningen, waarvoor de hele wereld een diep respect moet koesteren. En daarna pas uit het feit dat een vorst in al zijn waardigheid in zijn residentie verschijnt zoals hij is, namelijk een wijze bestuurder van een werkelijk gelukkig volk.
[11] Wat baat het een vorst om in een gouden statiekoets rond te rijden, als zijn volk in schamele lompen gehuld versmacht? Wat heeft het voor nut om de zwakken alle lasten op te leggen waardoor zij worden doodgedrukt, terwijl men zichzelf vermaakt bij de ellende van hun schrijnende armoede? Zo'n volk zal zich in zijn strijd ontzettend wreken op een dergelijke vorst, die het eerder verdient een volksvampier dan een volks regent te worden genoemd.
[12] Kijk eens naar zulke trotse vorsten, waarvan Spanje, Frankrijk en Engeland er al enkele te verduren hebben gehad. Ze vielen tenslotte als treurige offers van een ontketende volkswoede. Jij bent zelf nog helemaal bezeten door deze hof grandezza, die noch voor de mensen en nog veel minder voor God enige waarde heeft. Laat haar varen, want ze zal je nooit ofte nimmer zegen brengen! Kijk, als jouw dochter Maria Theresia niet van een heel andere geest dan die van jou doordrongen was geweest, dan zou er allang geen Oostenrijk meer bestaan. Van alle kanten zou men er zijn binnengevallen en het hebben verscheurd, zoals men het naderhand onder de zoon van je dochter evenals onder Leopold en Frans ten dele al heeft kunnen zien. Voor al dit kwaad heb jij het zaad gelegd, en zolang de nog komende vorsten in jouw gouden koets zullen rond rijden, zullen zij niet verlost worden van bittere beproevingen van velerlei aard.
[13] O Karel, je was een hardvochtige vorst! Word daarom nu zachtmoedig voor God jouw Heer, opdat je die wonden mag genezen, die jouw overdreven hoogmoed de volkeren heeft toegebracht. Velen van hen, die onder jouw bewind verblind werden, smachten nog hier in het geestenrijk! Treed daarom nu voor de Heer, jouw God en Vader; leg je grote schuldenlast aan de voeten van Jezus de Heer, opdat Hij je sterk en gezond mag maken in alles waarin jij nog als heel ziek voor Hem verschijnt. Want voor Hem zijn alle dingen mogelijk.'
«« 64 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.