Het grote 'exorcisme'. De 'moeder van smarten' verzuimt te helpen.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 78 / 153 »»
[1] Jozef gaat verder: 'Maar nu, o Heer, ben ik op de goede weg! Nu begrijp ik Uw heilige woord en U, o Heer, bent nu voor mij de liefde van alle liefde! Maar nu loopt het misoffer van deze priesters ten einde. Wat gaat er daarna gebeuren?'
[2] Ik zeg: 'Beste broeder, je zult dadelijk zien hoe zij nu een zogenaamd exorcisme (duivelsuitdrijving) op ons willen toepassen. Wij zullen daarentegen een heel bijzonder soort tegen-exorcisme gebruiken en dan zul je je verwonderen over hetgeen zich dan allemaal zal afspelen! Alleen geen ergernis daarbij! Dat is de hoofdvoorwaarde, zonder welke we weinig of niets zouden uitrichten.'
[3] Nu is de laatste monstranszegen ten einde en wij, de veronderstelde boze geesten, zijn niet gevlucht. Dat ergert de priesters nu verschrikkelijk en hun talrijke assistenten beginnen verdachtmakingen te uiten over de pas uitgevoerde hoogmis. Enkelen menen dat het heilige vaatwerk door ongewijde handen is aangeraakt en dat de hele dienst daardoor voor God geen kracht heeft. Een ander zegt dat misschien een echtbreekster of misschien zelfs wel een lutherse het heilige kerklinnen heeft gewassen en daardoor het heilige misgerei sterk ontheiligd heeft. Weer een ander meent dat men nóg een mis moet opdragen, maar dan met veel diepere buigingen, hetgeen de allerzaligste hemelkoningin zeker beter zou bevallen, en hij staat ervoor in dat de duivels door zo'n mis zullen verdwijnen.
[4] Een ander meent te hebben opgemerkt dat een misdienaar bij het 'mea culpa' te weinig op zijn borst heeft geslagen. Ja, één slag heeft hij, misschien vanwege een duivelse vlo, op zijn buik gegeven en dat zou ook de werking van de mis verstoren; want het is nauwelijks te geloven van welk een kleinigheid het niet-werken van een mis vaak afhangt. Een oude, vrome kapucijn had hem dat eens haarfijn uitgelegd.
[5] Een van hen merkt zelfs iets belachelijks op: het epistelkussen zou bij het installeren zijn omgedraaid en als iets dergelijks gebeurt, is de mis krachteloos, want de glorierijke moeder legt het Christuskindje op het epistelkussen wanneer het heilige misboek naar het evangeliekussen wordt overgebracht. Wordt het kussen echter omgekeerd, dan neemt zij het Christuskindje weer weg en werkt de mis niet.
[6] Een ceremoniarius vraagt of misschien iemand de stola met de singel verkeerd over het kruis heeft vastgebonden en een prior van de kapucijnen zegt: 'Ja, als men bij de heiligste handelingen zo onvoorzichtig is, kan men zich wel een ongeluk ministreren, maar zou het toch niet baten. Nee, stel je voor dat je de stola omkeert! Het is altijd al zo geweest, dat dan de engelen die onzichtbaar bij de heiligste handelingen ministreren, dadelijk van het altaar terugwijken en hun gezicht afwenden. De heiligste moeder Gods kan dan helemaal niet bij het altaar komen omdat zij door zo'n onvoorzichtigheid al haar zeven smarten weer voelt.'
[7] Nu wordt mijn goede Jozef gewoon onwel. Robert en Helena kunnen nauwelijks hun lachen bedwingen en keizer Frans komt naar Mij toe en zegt: 'Heer, ik heb weliswaar nooit zo'n hoge dunk van de geestelijken gehad, maar had ik op aarde ooit zulke domheden gehoord, dan had ik zeker datgene wat mijn oom Jozef begonnen was voltooid.'
[8] Ik zeg: 'Dat is allemaal nog niets! Bij het exorcisme, dat weldra over ons zal worden voltrokken, zullen jullie pas goed kennismaken met de meest grandioze staaltjes van domheid, want van de rooms-katholieke duiveluitbanning hebben jullie geen van allen enig idee. Deze zaak zal voor jullie allen heel leerrijk zijn, want vooral jullie keizers moeten dat zien omdat jullie zulke domheden hebben toegelaten en hier en daar zelfs krachtig hebben gesteund. Let nu maar op, het fameuze exorcisme zal dadelijk beginnen.'
[9] Een diaken en enkele assistenten verwijderen zich nu. Enkele ogenblikken later brengt hij een zwart boek, dat aan beide zijden met een doodskop is versierd. De assistenten brengen een stapel zwarte zogenaamde requiem- en uitvaartgewaden. De gewaden worden nu onder Latijns geprevel gewisseld en binnen enkele ogenblikken staat de hele schare hogepriesters helemaal in het zwart voor ons. Ook wordt er een katafalk achterstevoren opgesteld en een grote hoeveelheid zwarte kaarsen op zwarte kandelaars geplaatst. Een wierookvat en een eveneens zwarte wijwaterbak met een zwartharige wijwaterkwast ontbreken evenmin.
[10] Nu treedt de hoofdcelebrant naar voren en prevelt iets uit het hem eerbiedig voorgehouden boek en de anderen zeggen tussen de bedrijven door telkens 'amen'. Daarna wordt de helft van de kaarsen aangestoken, met het wierookvat bewierookt en met wijwater besprenkeld. Dit prevelen, bewieroken en besprenkelen geschiedt nog tweemaal. Daarna wordt er een zwart stuk touw neergelegd. De hoofdcelebrant trapt in naam van Maria op het touw, ten teken dat hij nu de kop van de slang vertrapt. Daarop wordt een zwarte schaal met gloeiende kolen aangedragen. Het vuur wordt driemaal vervloekt, het touw wordt daarop in het vuur geworpen en dit wordt met het brandende touw de kerk uitgedragen. Nu wordt er een stel knuppels uit de sacristie gehaald; ieder neemt er een in zijn hand. Bij deze gelegenheid wordt ook de andere helft van de kaarsen aangestoken. Na deze handeling worden de knuppels gewijd, bewierookt, besprenkeld en even aangeraakt. Als dit klaar is zegt de hoofdcelebrant: 'Hiscum fustibus percutiantur omnia', d.w.z. 'Met deze stokken moet nu alles wat de duivels ontheiligd hebben, kort en klein geslagen worden'. Nu worden eerst de kandelaars omgegooid, daarna wordt de katafalk stukgeslagen en het rouwkleed aan flarden gescheurd. Tegelijkertijd maakt de hoofdcelebrant een kleine scheur in zijn witte onderkleed. Daarop ontstaat er een hels kabaal; iedereen schreeuwt om ons, vermeende duivels, te vervloeken en de kerk uit te jagen. Daarbij wordt met deze knuppels in het wilde weg op alle banken geslagen en men houdt niet op met deze activiteit zolang de knuppels niet helemaal stukgeslagen zijn.
[11] Maar als wij desondanks nog ferm blijven staan en niet willen wijken, roept de hoofdcelebrant alle duiveluitbanners bij zich en zegt: 'Luister, we hebben nu alles gedaan, maar jammer genoeg heeft onze inspanning niet mogen baten. Ik ben daarom van mening dat we nog de grote Lauretaanse litanie moeten bidden en wel voor het beeld van de moeder van smarten. Haal het uit de geheime schatkamer van Maria en plaats het voor het tabernakel! Steek alle kaarsen aan, zodat we meteen met de litanie kunnen beginnen. Maria is en blijft onze bescherming en onze laatste toevlucht!'
[12] Iemand uit hun midden zegt: 'Maar als dat ook niet helpt, wat moeten we dan doen? Want als dit volledige uitdrijvingsritueel, dat toch helemaal gebaseerd is op de naam van de allerzaligste maagd, niet heeft geholpen, wat zal dan het dode beeld van de moeder van smarten en de grote litanie baten? Ik ben er helemaal niet meer voor te vinden. Overigens komen deze wezens mij ook helemaal niet als duivels voor. Als men hen wat beter bekijkt, dan zal men zich er al gauw van kunnen overtuigen dat er helemaal niets duivels in hen lijkt te zitten.' De hoofdcelebrant zegt: 'Duivels kunnen ook engelengedaanten aannemen; daarom is het hier geboden om alles te proberen. Ga maar vlug en breng mij de moeder van smarten hier. Amen dico vobis!'
[13] Als een paar assistenten het houten beeld aandragen, blijkt het al heel erg beschadigd te zijn. Aan het beeld ontbreken de zeven smarten, die gewoonlijk worden voorgesteld door zeven zwaarden, welke het lichaam van Maria doorboren. Bovendien ontbreken er aan het beeld de kroon, de helft van het hoofd, een hand en de dode Heiland, die zij op haar schoot draagt. Van enige kleur of verguldsel is geen sprake meer. Daarentegen zit datgene wat nog van de moeder van smarten over is, vol houtworm en het hele beeld is nauwelijks meer als brandhout te gebruiken.
[14] Als de hoofdcelebrant het vernielde beeld ziet, zegt hij ontstemd: 'Maar in 's hemelsnaam, wat is er toch met dit glorierijke genadebeeld gebeurd? Dat ziet er even erbarmelijk uit als de zeven magere jaren van Egypte. Mijn God en mijn Heer! Hoe hebt U toch dit heilige beeld van Uw allerzaligste moeder zo te gronde kunnen laten gaan! Wat kunnen we hier nog aan doen? Is er dan nergens een ander, want met dit valt niets meer te beginnen.'
[15] Een assistent zegt: 'Eminentie, beneden in een zijkapel staat er nog een ter openbare verering opgesteld. Wat denkt u ervan als we ons daarheen zouden begeven?' De hoofdcelebrant zegt: 'Dat is niets! Het moet verplaatsbaar zijn, zodat men het voor het tabernakel kan plaatsen. Breng dit beeld weg en zorg ervoor dat je een ander voor mij haalt! Het zou toch te gek zijn als er in deze grote ruimte geen beter bewaarde moeder van smarten te vinden zou zijn! Ga en doorzoek alles!'
[16] De assistenten dragen het kapotte beeld weer weg, komen na een poos met bedroefde gezichten terug en delen mee, dat ze alle hoeken hebben doorzocht en nergens een treurende hebben kunnen vinden. Daarop wordt de hoofdcelebrant erg wrevelig en beschimpt de assistenten: 'Zo gaat dat als men enkel ezels heeft als kerkdienaren! Ze rennen als ossen, maar vinden niets! Domme sukkels! Laat iemand anders gaan zoeken, er moet toch nog iets zijn!'
«« 78 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.