De Heer neemt de koster op. Geweldige vlammenkuur voor zijn vervloekers. Einde van de scène in de Stefanusdom.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 82 / 153 »»
[1] Op dit moment loop Ik naar de koster toe, die Mij meteen herkent, en zeg: 'Mijn lieve broeder Johan, zo is het genoeg! Aan hen werd nu alles bij monde van jou gezegd, maar ze bleven zoals ze altijd waren. Kom daarom tot Mij in Mijn rijk! Zij moeten echter hun hemel en hun God maar zoeken zoals het hun belieft. Het zal voor hen heel moeilijk zijn ooit tot Mij te komen. Wat ze jou dachten aan te doen, daarvan zullen ze zelf een poosje genieten, zodat ze aan den lijve ondervinden hoe goed ze het met hun broeders menen.'
[2] Nu laat Ik Mij aan deze verstokte priesters zien zoals zij zich Mij voorstellen als Heer van hemel en aarde, en zeg op een nadrukkelijk ernstige toon: 'Kennen jullie Mij nu?!'
[3] Bevend zeggen zij allen: 'Ja, nu herkennen we U pas, verschrikkelijke rechter! Wees ons, Uw dienaren, genadig en barmhartig!'
[4] Ik zeg echter heel ernstig tegen hen: 'Hebben jullie nooit gelezen: 'Wees barmhartig en gij zult barmhartigheid ondervinden!' Hoe zag het er met jullie barmhartigheid uit? Hebben jullie de hongerigen gespijsd, de dorstigen gelaafd, de naakten gekleed, de gevangenen verlost en de kleinmoedigen getroost? Nee, dat hebben jullie nooit gedaan! Jullie waren altijd danig tegen Mij en hebben Mijn leer met voeten getreden! Omdat jullie zo hard en onverbeterlijk zijn, geschiede met jullie, wat jullie uit de grenzeloze hardheid van je hart aan deze echte broeder van Mij hebben gegeven!'
[5] Op dit moment opent zich plotseling de vloer van de kerk; vlammen slaan omhoog uit de wijde kloof en verscheidene gedienstige geesten verschijnen, die de verstokte priesters direct naar de vlammende kloof drijven. Deze beginnen daarbij jammerlijk te huilen en smeken de koster Johan om erbarming en voorspraak.
[6] Maar de koster zegt: 'Jullie hebben steeds van alle mensen verlangd dat zij op straffe van de eeuwige verdoemenis zouden geloven dat alleen jullie de sleutels tot het hemelrijk en tot de hel bezitten! Open nu de hemel en sluit de poort van de hel, die Christus de Heer van eeuwigheid voor jullie heeft geopend opdat zij jullie moge opnemen in haar zachte, echt rooms-katholieke schoot! Jullie hebben mij toch net enkele minuten geleden voor eeuwig naar de hel verdoemd; hoe kan ik dan nu voor jullie een voorspreker zijn bij God? De Heer handelt met jullie volgens Zijn heilige wil en volgens Zijn liefde en gerechtigheid! Ik gun jullie zeker een beter lot, maar een beter lot dan de Heer jullie geeft, kunnen jullie van mij niet verwachten. God alleen is goed; wend je daarom tot Hem, want alleen Hij kan jullie helpen!'
[7] De priesters, die de vlammende kloof reeds dicht genaderd zijn, jammeren nu: 'Beste Johan, van God is er toch voor hen die Hij verdoemd heeft, geen erbarming meer te verwachten; hoe kunnen we ons dan tot Hem wenden?' Johan zegt: 'Jullie dwazen, als jullie van God de Heer geen erbarmen verwachten, waar moet ik het dan vandaan halen als het kleine beetje dat er in mij is, enkel van God komt?' De priesters jammeren: 'Nee, door God kan geen erbarmen aan gene zijde van het graf over een ziel worden uitgegoten! De liefde van God duurt slechts tot aan het graf; daarna neemt Zijn strenge gerechtigheid de plaats van de liefde in!'
[8] Johan zegt: 'Jullie domme dwazen! Heeft God de Heer dan twee harten; een klein hart, vol van de hoogste liefde en barmhartigheid, en een groot hart, overlopend van toorn en een gerechtvaardigd, onverbiddelijk verlangen om te straffen? Hoe kan God, het meest volmaakte wezen der wezens, uit een en hetzelfde hart een nooit te vermurwen toorn en tegelijkertijd de hoogste zachtmoedigheid en liefde laten vloeien? Hoe kan God een geest slechts liefhebben zolang deze in het zondige vlees gevangen is, maar hem naderhand eeuwig haten vanwege enkele fouten waartoe zijn vlees, dat dient als vrijheidsproef, hem heeft verleid?
[9] Maar ik zeg jullie: de Heer en God Jezus Christus van eeuwigheid, die wij hier lichamelijk aanwezig aanschouwen, is - tijdelijk en nog meer eeuwig - de zuiverste liefde en de grootste erbarming! Alleen jullie rooms-katholieke drie-personen God is gezind zoals jullie zijn: bij hem bestaat er, net als bij jullie, geen genade en erbarming. Gelukkig voor mij en iedereen, dat zo'n God nergens anders woont dan alleen in jullie boosaardige en hardvochtige harten!'
[10] Daarop drijven de gedienstige geesten de priesters weer wat dichter naar het steeds feller vlammende ravijn, en Ik laat het toe dat de tegenstribbelende en jammerende priesters de geweldige hitte van de vlammen beginnen te voelen. Dan roepen zij: 'Jezus, Maria en Jozef! Lieve heiligen en martelaren van God, kom ons te hulp! Help ons arme duivels! Hoe verschrikkelijk heet is toch het vuur van de hel en wij moeten nu eeuwig daarin branden? O Jezus, Maria en Jozef! O Christus Jezus! Ontferm U over ons! O moeder Gods, bid voor ons!'
[11] Dan geef Ik de geesten een wenk om de priesters niet verder te drijven. Nu treedt Petrus naar voren en zegt tegen de priesters: 'Kijk mij aan! Ik ben de echte Petrus in levende lijve, de rots van het geloof, welke de Heer van de hemel en van alle werelden daartoe heeft uitverkoren. Jullie en jullie paus noemen zich mijn opvolgers. Hoe zou ik ooit een rechterambt op jullie hebben kunnen overdragen, dat ik zelf nooit van de Heer heb gekregen! De Heer heeft ons toch allen het oordelen verboden op straffe van een oordeel over onszelf, omdat Hij uitdrukkelijk zei: 'Oordeel niet, opdat je later niet zelf geoordeeld zult worden!' Als de Heer ons dat Zelf zo leerde, waarom zou Hij ons dan tot rechters over onze broeders hebben gemaakt? Als wij echter nooit ofte nimmer het rechterambt hebben uitgeoefend, hoe zouden we het dan op jullie hebben kunnen overdragen! Wanneer jullie mijn opvolgers willen zijn, hoe kunnen jullie dan meer van mij geërfd hebben dan ik jullie kon nalaten?
[12] Als de Heer Zelf echter zegt, dat Hij niet gekomen is om de wereld te oordelen, maar om allen die door het geloof in Hem zalig willen worden, zalig te maken, waar hebben jullie dan het recht vandaan gehaald om jullie zwakke broeders te veroordelen en voor eeuwig naar de hel te verdoemen? Kijk, dat hebben jullie jezelf aangematigd uit heerszucht en grenzeloze geldzucht. De Heer doet nu ook met jullie wat jullie wederrechtelijk met je arme broeders hebben gedaan, want met de maat waarmee jullie hebben gemeten, worden ook jullie op jullie beurt gemeten.'
[13] Vreselijk bevend zegt de voormalige hoofdcelebrant: 'O heilige apostel Petrus, rots van God, bid jij toch tot de Heer voor ons arme zondaars, dat we liever niet in de hel, maar voor een miljoen jaren in het vagevuur willen worden geworpen. We zien nu allen in dat we gruwelijk hebben gezondigd. en voelen het diepste berouw over onze aardse verblindheid. We weten trouwens ook nu pas dat we lichamelijk werkelijk gestorven zijn. Hadden we dat eerder ingezien, dan hadden we de hele tijd dat we in deze wereld waren beslist het grootste berouw getoond en de strengste boete gedaan, maar we wisten immers niets en bleven daarom ook tot nu toe de oude verstokte zondaars. Nu zie je toch dat wij allen hier vervuld zijn van het diepste berouw. Wees voor ons daarom toch een beetje gematigder en barmhartiger; we willen alles doen wat de Heer maar van ons verlangt, als Hij ons de hel maar bespaart.'
[14] Daarop zegt Petrus: 'Het moest er wel van komen, dat jullie een brandend berouw zouden voelen, want juist het in de eeuwigheid steeds heviger brandende berouw behoort toch volgens jullie dogma's tot de hellepijnen. Het dient zich nu reeds voor de poort van de hel aan en zal jullie nooit ofte nimmer meer verlaten. Zo'n berouw uit angst voor de straf heeft echter voor ons geen waarde. Het enig geldige berouw moet voortkomen uit liefde tot God, maar niet uit vrees voor de hel.
[15] Zo is het ook met de boete gesteld: voor ons heeft alleen de vrijwillige boete, die voortkomt uit een levend geloof en uit ware liefde tot God en tot alle mensen, waarde. Die welke wordt afgedwongen uit vrees voor de hel, is totaal vruchteloos, al zou deze erger zijn dan alle pijnen van de hel, die jullie, als God de Heer het wil, spoedig te verduren zullen krijgen.'
[16] Door deze weinig troostvolle woorden van Petrus worden de ogenschijnlijke kandidaten voor de hel zo bang, dat ze allen neervallen en slechts steunend de woorden: 'O Jezus, Maria en Jozef! Ge-na-de, ge-na-de!' kunnen uitbrengen.
[17] Terwijl zij als verdoofd op de grond liggen, laat Ik de verschijningsvorm van de vlammende kloof verdwijnen en in de plaats daarvan een grote beker wijn, benevens zeven van de allerbeste broden neerzetten. Daarbij bevindt zich een schriftelijke opdracht om zich allen, zonder onderscheid, daarmee te verkwikken en daarna deze kerk voor alle tijden te verlaten, omdat haar aardse grootheid er enkel toe dient de hoogmoed van de in haar dienstdoende priesters steeds meer te vergroten. Als zij echter buiten zullen zijn, zal er iemand naar hen toe komen, die hun zal aangeven wat ze moeten doen om aan de straffen van de hel te ontkomen.
[18] Nadat alles is geregeld, verwijderen we ons van deze van angst halfdood neerliggende groep priesters en gaan naar buiten, ook de koster Johan, als een van Mijn liefde en wijsheid vervulde broeder.
«« 82 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.