De joodse sergeant-majoor, een hartstochtelijke vriend van de Messias in de geest van David.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 94 / 153 »»
[1] De officier gaat nu naar de in het gelid staande krijgslieden en zegt: 'Geef acht, broeders! Tot nu toe was ik nog steeds jullie kapitein en jullie gehoorzaamden mij zoals het eerzame en rechtschapen krijgslieden betaamt. Omdat jullie groot waren in de deugd van de gehoorzaamheid, heeft het God de Heer behaagd jullie na je lichamelijke dood ook in de geestenwereld zo lang onder mijn commando te laten, totdat jullie door mijn lessen en vermaningen op een niveau werden gebracht, waarop jullie tot een vrijere levensbeschouwing in staat zouden zijn.
[2] We werden allen nog gevangen gehouden in wereldse verplichtingen, hoewel we best wisten dat we ons al geruime tijd in de geestenwereld bevonden. We dienden de keizer nog, hoewel we tegenover hem geen verplichtingen meer hadden. We bewezen hem zelfs goede diensten, want de geheimste samenzweringen ontdekten wij het eerst en we werkten dan zo op de nog op aarde levende functionarissen in, dat deze dan weldra de heimelijke intriges van de kwaadaardige vijand van de staatsorde op het spoor moesten komen. Zo bewezen wij als geesten nog een goede dienst aan de aardse staat tot aan het tijdstip, waarop we ons nu bevinden.
[3] Maar van nu af aan beginnen er voor ons hele andere levensomstandigheden. De aardse dienst houdt nu op en er treedt voor eeuwig een zuiver geestelijke in naam van God de Heer voor in de plaats. We zullen voortaan in het rijk van God ook wel strijden, maar niet meer met wapens. En deze heerlijke en machtige wapens heten: de liefde tot God de Heer en de liefde tot onze broeders en zusters die zich nog in grote geestelijke armoede bevinden. Leg daarom nu deze wapens neer! Ze zijn toch niets anders dan pure gedachtekronkels van onze, nog van de aarde meegenomen verbeeldingskracht en het ogenschijnlijke verlies ervan doet er verder niet toe.
[4] Maar kijk daar eens. Daar zie ik een prachtig gebouwde man, die juist met een hemelse, allerzaligst voor Hem staande jonge vrouw staat te praten. Deze man is Jezus, de grote Heiland van de wereld en tegelijkertijd in dezelfde persoon God Zelf, het allerhoogste Wezen, de enige Schepper van alle geesten en materiewerelden! Deze eeuwige Heer van de oneindigheid laat jullie nu door mij bij zich roepen om jullie het eeuwige leven te geven. Leg dus onmiddellijk je wapens neer en volg mij naar God, de almachtige Vader en Schepper van de oneindigheid!'
[5] Na deze krachtige en bezielende toespraak van de officier leggen allen hun wapens voor zich op de grond en begeven zich met de officier naar Mij toe. Als zij zich in een halve cirkel om Mij heen hebben opgesteld, geef Ik hun allen meteen Mijn zegen, waarop allen Mij eenstemmig loven met ontroerende woorden diep uit hun hart; met name een sergeant-majoor, die bij deze gelegenheid optreedt als een volmaakt woordvoerder.
[6] Deze sergeant-majoor was op aarde naar zijn geloofsbelijdenis een Jood, die er rotsvast in geloofde dat de Messias nog moest komen en dat volgens een mystieke berekening van de Joodse kabbala juist nu de tijd was gekomen, waarop de Messias in de wereld zou moeten verschijnen om Zijn volk, de Joden, weer bij elkaar te brengen in het beloofde land om het tot het machtigste volk van de aarde te verheffen. Met zo’ n geloof was onze sergeant-majoor dus naar de geestenwereld overgegaan en wachtte daar verlangend op de grote Messias. Toen de officier zijn manschappen echter de uitnodiging voor Mijn rijk overbracht, meende de sergeant-majoor aanvankelijk dat Ik de verwachte, grote Messias van de Joden zou zijn; alleen verbaasde hij zich erover dat Ik ook de anderen die geen Joden waren, bij Mij liet komen.
[7] Toen de officier echter voor de troep Mijn naam noemde, ging de sergeant-majoor een machtig licht op en hij zei tegen een kameraad, die ook een Jood was en gespannen op de Messias zat te wachten: 'Het wordt me nu maar al te duidelijk dat we Hem dan toch gemist hebben! Op deze Jezus waren de voorspellingen toch het meest van toepassing. Maar de domheid: 'Uit Galilea staat geen profeet op!' heeft miljoenen verblind. De Messias is volgens David Jehova Zelf en hoeft niet onder het mom van een profeet tot zijn volk te komen. Daarom kon Hij juist Galilea kiezen, opdat de domme mensen niet verleid zouden worden om tenslotte ook de Heer van alle profeten voor een profeet te houden, omdat Hij juist kwam vanwaar nooit een profeet had kunnen komen. Om kort te gaan: Jezus, afkomstig van Nazareth in Galilea, was de verwachte Messias! Wij hebben Hem altijd miskend, maar wij beiden zullen Hem nu niet meer verloochenen! Als we voor Hem zullen staan, laat mij dan spreken! Ik zal Hem onze grote blindheid beschrijven en dan namens allen lof betuigen, geheel naar Davids aard.
[8] Daarna trad deze sergeant-majoor dan ook voor de andere soldaten als woordvoerder op, waarbij iedereen hoogst verbaasd was over zijn echt oriëntaals verheven, welluidende toespraak. Hij is nu dan ook een van Mijn vurigste aanbidders.
[9] De officier zegt na een poos: 'Ik was op aarde en ook hier in deze wereld zijn meerdere. Nu is hij in de wijsheid een serafijn en ben ik met al mijn op aarde verworven theosofische kennis gewoon een ezel! Luister slechts naar deze prachtige beeldspraak. Zelfs al was men een steen, dan zou men bij zo'n rede zo licht als ether worden! Had hij deze toespraak maar opgeschreven; ik zou haar duizend keer achter elkaar kunnen lezen. Hoe prachtig is b.v. de zin:
[10] 'Eeuwige Vader, daar waar talloze myriaden sterren door heilige schroom bevangen hun zuivere aangezicht met de donkere sluier van de nacht omhullen, waar de lichte adelaar en de prachtige zwaan langs Gods weg eeuwig de wacht houden en in eeuwige verbazing in de onpeilbare diepten van Uw werken schouwen... daarheen was ook vaak mijn doffe en door heilige weemoed betraande oog gericht en wachtte dus met adelaar en zwaan langs de grote weg van Jehova op de grote Beloofde!'
[11] Dit ene beeld heb ik onthouden en ik trof er zo'n diepe wijsheid en waarheid in aan, dat ik ervan begon te huiveren. O Heer, hoe kwam deze Jood toch opeens tot zo' n wijsheid en zo' n echt hemelse lyriek? Ook het beeld van de oude ceder van de Libanon, van de toppen van de Ararat, van de Eufraat en de Ganges, van de wieg van Juda, van de bloem der woestijn... O God, wat ligt er in zulke beelden besloten! O Heer, geef mij toch slechts een beetje van de wijsheid van mijn vroegere sergeant-majoor!'
«« 94 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.