Huisregels, maatschappelijke en religieuze instellingen op het zesde gordelpaar

Jakob Lorber - De natuurlijke zon

«« 51 / 74 »»
[1] Jullie zullen je wel voorstellen, en bij jezelf zeggen: Waar zulke grote huizen zijn, zullen ook wel buitengewoon uitgebreide huisregels moeten zijn om zo’n huis in de juiste orde te houden. Maar dat is hier absoluut niet zo. Bij alle grootsheid van het huis zijn de regels ervan toch zo eenvoudig als jullie je maar kunnen voorstellen. En met de huisregels zijn tevens de maatschappelijke tot één geheel versmolten.
[2] Het enige, waar wat de huisregels betreft speciaal op gelet moet worden, is dat iedere familie hun woning voortdurend goed in orde en schoon moet houden; en mocht er eventueel enige aanzienlijke schade zijn ontstaan aan het grote woonhuis, wat overigens gewoonlijk uiterst zelden gebeurt, moeten alle familieleden en bewoners van het grote huis de handen ineen slaan en de schade weer herstellen.
[3] Verder hoort nog tot de huisregels, dat de bewoners van de eerste verdieping, of liever het eerste randgebouw, de meest verafgelegen stukken grond, die van de tweede verdieping de wat dichterbij gelegen, en zo verder de bewoners van de hogere verdiepingen de steeds dichterbij gelegen stukken grond moeten gebruiken.
[4] Verder is het nog een huisregel, dat de huizen tot aan de zesde verdieping geen waterleiding mogen hebben, omdat ze vanwege de geringe hoogte van het woongebouw het nodige water toch wel gemakkelijk in huis halen. Vanaf de zesde verdieping moet ieder woonhuis echter van waterleidingen voorzien zijn. - Evenzo mogen er ook op de boven gelegen terrassen van de eerste vijf etagegebouwen geen aanplantingen aangelegd worden; op de hoge terrassen van het volgende gebouw kunnen echter wel tuinen aangelegd worden, waarin eetbare planten en wortelvruchten gekweekt worden.
[5] Zo hebben ook jongeren steeds de verplichting om op de hogere verdiepingen van een en hetzelfde huis te wonen. De stamvaders wonen altijd in het binnenste gebouw, dat tegelijkertijd het hoogste en het prachtigste is.
[6] Deze stamvaders moeten dan ook de binnenin gelegen, grote tuin gebruiken en bewonen dit hoogste gebouw, opdat zij vanaf het hoge terras van dit gebouw alle andere kunnen overzien. Ze plegen ze dit echter niet altijd in eigen persoon te doen, maar hebben in hun plaats steeds enkele wachters op het hoogste terras geplaatst, die bij toerbeurt het hele woonhuis moeten overzien en de patriarchen onmiddellijk op de hoogte moeten stellen, zodra er zich ergens iets voordoet, wat door een kleine onordelijkheid veroorzaakt zou kunnen zijn. Tot dergelijke verschijnselen behoort een ongebruikelijk opstijgende rook of ook een stofwolk. - Voor het overige heeft iedere bewoner van het huis toch ook de onontkoombare verplichting om welke gebeurtenis dan ook onmiddellijk aan de patriarchen te melden.
[7] Vervolgens bestaan er tevens maatschappelijk-huiselijke regels, op grond waarvan alle kinderen van het mannelijk geslacht voor onderwijs naar de tempel gebracht moeten worden. Alleen het vrouwelijk geslacht wordt thuis voor de juiste huishoudelijke kennis opgevoed.
[8] Wanneer de jonge mannen weer van de tempelscholen naar huis terugkeren, moeten ze tegenover de zittende patriarchen examens afleggen over de bekwaamheid, die zij zich in de tempelscholen eigen hebben gemaakt. - Als volmaakt bevonden worden, kunnen ze direct trouwen en een woning voor zichzelf betrekken, waarvan er voor zulke doeleinden in zo’n groot woongebouw natuurlijk een groot aantal in voorraad zijn. - Als ze niet volmaakt worden bevonden, moeten ze het zich weer laten welgevallen om nog een keer een niet zo heel welkom bezoek te brengen aan de behoorlijk strenge leraren in de tempel. Dat bezoek staat noch de leraren noch de terugkomende leerlingen aan, omdat vooral de leraren zich bekritiseerd voelen, wanneer patriarchen niet tevreden zijn over hun leerlingen. Om die reden worden de leerlingen dan ook niet op de meest voortreffelijke wijze door de leraren ontvangen en wordt het herhalingsonderwijs ook altijd aanzienlijk onbarmhartiger gegeven dan het eerste. - Maar omdat zulke leerlingen dan gewoonlijk aanzienlijk vlijtiger zijn dan diegenen, die voor de eerste keer op de tempelschool zijn, gebeurt het niet zelden dat zulke zeer bekwame recidivisten metertijd zelf aanstaande tempelleraren worden en er zodoende dus met een niet al te bezwaard hart het beste van maken. Want de bewoners van de tempel, en met name de leraren, genieten een buitengewoon groot aanzien, om welke reden zo iemand dan ook liever in een klein huisje in de reeds bekende tuin van de tempel woont dan dat hij een vooraanstaande patriarch in een woonhuis is.
[9] Dat zijn in de grond van de zaak wel alle huiselijke en maatschappelijke regels, dat wil zeggen, die ieder woonhuis op zichzelf in acht neemt. - Er zijn alleen nog verstandhoudingen tussen buren, op grond waarvan iedere bewoners van een woonhuis in uitzonderlijke gevallen aanspraak kan en mag maken op de steun van twee naburige woonhuizen, welke hem op zijn verzoek dan ook zonder tegenspraak gegeven moet worden. Als er echter ergens een nieuw woonhuis gebouwd moet worden, mag dat nooit gebeuren zonder de tempelraad en zonder de goedkeuring van de hoogste priesters. - Dat zijn dus de uiterlijke maatschappelijk omstandigheden.
[10] Dat alle woonhuizen in algemene zaken de tempel natuurlijk uiterst punctueel dienen te gehoorzamen, zal duidelijk blijken bij het materiële gedeelte van de religie.
[11] Aangezien wij met deze eerste twee soorten regels klaar zijn, kunnen wij onze aandacht gevoeglijk op de religie van de bewoners van deze gordel richten. Om dit zeer belangrijke onderdeel echter zo volkomen mogelijk en ook zo kort mogelijk te kunnen beschouwen, zal het nodig zijn de religie te scheiden in twee gedeelten, namelijk een materieel en een geestelijk deel.
[12] Daarom zullen we ook direct de eerste vraag stellen: Waaruit bestaat hier eigenlijk het materiële of, beter gezegd, het daadwerkelijke deel van de religie van de bewoners van deze gordel? Dit bestaat enkel uit het gegeven, dat iedereen alles wat hij doet, wat het ook is, tot eer van God moet doen; daarom moet hij zijn handeling ook goed onderzoeken, of die geschikt is om God te eren of niet. Als iemand zo’n handeling, wat eigenlijk wil zeggen: het voornemen tot een uit te voeren handeling, niet volkomen God waardig kan bevinden, dan heeft zo iemand de plicht om zijn beoogde handeling voor de patriarchen van het huis te brengen en te laten onderzoeken, of die geschikt is om God te eren of niet. Wordt de geschiktheid ervan hier betwijfeld, dan moet hij het zonder meer voor de hogepriesters van de tempel brengen. Als dezen de voorgenomen handeling geschikt hebben bevonden om God te eren, dan kan degene, die het voornemen had, zijn handeling zonder meer ten uitvoer brengen; als de handeling echter God niet waardig wordt bevonden, dan moet de aanvrager ten eerste onmiddellijk van zijn voornemen afzien en ten tweede een soort boetedoening verrichten voor zijn voornemen, dat God onwaardig was. Deze boetedoening houdt in, dat hij in de tempel een tijd lang een ondergeschikte dienst moet verrichten, waarna hij weer naar huis kan gaan.
[13] Dat is dus een regel van het materiële gedeelte van de religie. - Een tweede regel houdt in, dat alle bewoners van een huis in de loop van zeven of ook wel tien sterrentijden één keer tot eer van God naar de tempel moeten gaan, om daar in de verschillende vertrekken uit de mond van de hogepriesters de leringen over God te vernemen.
[14] Zo heeft ook iedereen de verplichting om één keer in zijn hele leven de hoogste spits van de tempel te beklimmen en daar God zijn dank te brengen voor alles wat hij heeft ontvangen en tot Hem te bidden voor alles wat nog komt.
[15] Evenzo heeft iedere bewoner de plicht om n verloop van tien sterrentijden, die elk gewoonlijk iets langer dan negenentwintig dagen van jullie tijdrekening duren, een bepaald deel van de voornaamste vruchten van zijn drie belangrijkste bomen naar de tempel te brengen.
[16] En aangezien de hoofdweg eigendom is van de tempels, die gewoonlijk steeds in de buurt van deze weg zijn gebouwd, moet iedere inwoner verder altijd bereid zijn om indien nodig met al zijn krachten bij te dragen aan de instandhouding van deze weg.
[17] Nu zal zeker iemand vragen: Voor welk doel is deze weg eigenlijk aangelegd? - Het voornaamste doel is, dat door deze weg de verbinding en de eenheid van alle bewoners van deze gordel - en dus ook van alle tempels - ter ere van God bewerkstelligd wordt. - Een tweede doel van deze weg is, dat met name die mensen van het mannelijke geslacht, die hogepriester willen worden, getuigschriften van alle tempels moeten hebben, dat zij ter ere van God deze hele, tweemaal honderdduizend mijl lange weg hebben afgelopen en zodoende met alle tempels kennis hebben gemaakt. - Dat is dus het tweede doel van de weg. - Het derde doel is, dat iedereen, die zin heeft om veel kennis en vaardigheden te vergaren, over deze weg het snelst en tegelijkertijd het aangenaamst kan reizen.
[18] Want ook hier heeft men een soort wagens, waarmee men buitengewoon snel over de vlakke weg reist. De wagen worden echter niet door dieren getrokken, en nog minder door mensen, maar ze worden door een speciale machine in een zo snelle beweging gebracht, dat ze op hun hoogste snelheid nooit meer door een afgeschoten kanonskogel ingehaald zouden kunnen worden.
[19] Wie moet er nu voor deze wagens zorgen? - In de eerste plaats de bouwleiders van de tempel; in de tweede plaats hebben we echter al gehoord, dat er langs de weg overal kleine woonhuizen staan, waarvan de bewoners voortdurend de weg moeten bewaken. Iedere bewoner van zo’n huis aan de weg moet dan ook voortdurend voorzien zijn van een flink aantal van zulke wagens, die steeds klaar moeten staan om eventuele reizigers op te nemen en naar het volgende station te vervoeren. - Ook dat behoort, aangezien het van de tempel uitgaat, tot het materiële gedeelte van de religie. De volgende keer gaan we verder.
«« 51 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.