Het dierenrijk op de planeet Miron. De damper, de donderaar en de windmaker

Jakob Lorber - De natuurlijke zon

«« 57 / 74 »»
[1] Van een gedeelte van de dieren is gezegd dat het tot een bepaald niveau onderhevig is aan een voortdurende wisseling van vorm, en wel afwisselend van planten naar dieren en van dieren naar planten. We zullen onze beschouwen dus niet beginnen met dit niveau van de dieren, dat zo sterk aan vormverandering onderhevig is, maar ons direct naar die hogere klasse van dieren wenden, die op dit hemellichaam al een blijvende vorm heeft.
[2] Tot de klasse van deze dieren behoort vooral een aanzienlijk aantal soorten van verschillende grote, viervoetige dieren, die op het land wonen. Verder een nergens anders dan op deze planeet voorkomende klasse dieren, namelijk die van de tweepotige diersoorten; en vervolgens enkele vogels. - En tenslotte zullen we de mensen zelf in ogenschouw nemen.
[3] Eén dier uit de viervoetige reeks, dat de naam ‘de grote damper’ draagt, is één van de meest bijzondere dieren van deze planeet. Dit dier is zo groot, dat het vanaf de grond tot de rug dertig klafter meet, en het heeft rond de buik een lichaamsomvang van minstens zesendertig klafter. De poten zijn relatief lang en sterk en bijna net zo gebouwd als de poten van een olifant bij jullie; alleen zijn ze onderaan de poten in plaats van stompe nagels voorzien van sterke, op een berenpoot lijkende klauwen. - Dit dier heeft ook een relatief lange, sterke staart met sterk gekruld haar, ongeveer zoals de staart van een leeuw bij jullie. De kop van dit dier staat op een korte, maar des te sterkere hals en lijkt sterk op die van een rinoceros bij jullie.
[4] In plaats van een horen op de neus heeft het een wijde, heel ruime trechter met een omtrek van verscheidene klafter. Boven de trechter, aan het voorhoofd, heeft het twee slurven, die tot dertig klafter uitgestrekt kunnen worden. Met deze slurven verzamelt dit dier wortelen en allerlei andere voor hem eetbare vruchten, die het in de wijde, ruime trechter legt; als de trechter vol is, blaast het heel gauw een heel hete damp door zijn neusgaten in deze trechter. Daardoor worden de vruchten werkelijk gekookt, en als ze zacht genoeg zijn geworden, reikt het dier met zijn slurf in de trechter, pakt het zacht geworden voedsel er geleidelijk uit en schuift het zijn tamelijk brede muil in. De muil heeft geen tanden en heeft in plaats van tanden alleen heel sterke kneusspieren, waarmee hij het zijn muil gestopte, tevoren in de trechter gekookte voedsel plat kneust en dan inslikt om zich te verzadigen.
[5] Als dit dier zijn voedsel kookt, verspreidt het uit zijn trechter niet zelden een veel sterkere damp, die in dichte wolken opstijgt, dan wanneer bij jullie op aarde een gebouw in brand zou staan - daarom wordt dit dier ook, zoals aan het begin al is opgemerkt, de ‘grote damper’ genoemd.
[6] Op geen enkele planeet als op Miron zijn er zoveel tegengestelde dierlijke polariteiten, die elkaar om die reden altijd vijandig bejegenen. En zo gebeurt het dan ook, dat onze grote damper een groot aantal dierlijke vijanden heeft, die hem naar het leven staan. - Maar alle dieren, die dit dier aanvallen, komen er in een gevecht met hem heel slecht vanaf; want hoe groot dit dier ook is, het is toch heel lenig en speciaal met zijn twee slurven pijlsnel. Wanneer er nu vijanden naderbij komen en het dier dit merkt, doet het alsof het hen niet opmerkt en laat het de vijanden zelfs tot bij zijn lichaam komen. Maar dan schiet het plotseling zijn slurven naar zijn vijanden en gooit ze in zijn wijde damptrechter, die heel stevig is, en laat onmiddellijk zijn hete damp op hen los. Als de andere, eveneens naderende vijanden dat schouwspel zien, keren ze gewoonlijk om en maken geen aanstalten meer om deze vijand aan te vallen; ze trekken zich, zoals jullie plegen te zeggen, heel bescheiden terug en bewaren hun vijandige wrok voor een betere gelegenheid, waarbij het echter zowel de een als de ander geen haar beter vergaat dan wij zojuist gehoord hebben. Alleen tegenover mensen, waar dit dier een speciale achting voor heeft, voert het nooit dit soort verdediging, maar als ze hem te sterk prikkelen, jaagt hij hen met zijn hevig zwaaiende slurven weg; maar toch laat hij bij die gelegenheid een zodanige hoeveelheid damp uit zijn trechter opstijgen, dat de mensen daardoor in een dichte wolk worden gehuld en dan niet gemakkelijk kunnen merken waar het dier heen is gegaan. Als de mensen zich nog in deze niet al te aangenaam ruikende dampwolk bevinden, gedragen ze zich net zo lang rustig, tot de wolk weer is verdwenen; is dat gebeurd, dan trekken ze zich gewoonlijk onverrichter zake terug.
[7] Dat is dus een gedenkwaardig dier van deze planeet. Zijn nut ligt vooral op het bovennatuurlijke vlak, aangezien het een overgangsniveau vormt van het gewoonlijk vormveranderlijke plantenleven naar het vormbestendige dierenleven. Zijn kleur is groenachtig grijs.
[8] Een tweede, niet minder gedenkwaardig dier is de zogeheten ‘donderaar’. Dit dier is eenderde kleiner dan het vorige en komt in zijn soort enkel en alleen op deze planeet voor. Dit dier heeft een buitengewoon grote buik, die het bovendien nog bij bepaalde gelegenheden kan opblazen door van binnen een gas te ontwikkelen, zodat het dan niet zelden een buikomvang van meer dan veertig klafter krijgt, terwijl het anders slechts een omvang van iets meer dan tien klafter heeft. Dit dier heeft veel gelijkenis met de kangoeroe, welk dier bij jullie ook de naam ‘buideldier’ heeft; alleen heeft een ronde kop, ongeveer als een aap bij jullie, en zijn poten hebben dezelfde vorm als die van een aap, maar natuurlijk sterk en stevig genoeg in verhouding tot de overige grootte van het dier.
[9] Ook dier voedt zich met kruiden, dus ook met boomvruchten, en houdt zich bij voorkeur in de nabijheid van wateren op. - Maar waarom wordt het de ‘donderaar’ genoemd? - Dat zal direct duidelijk worden.
[10] Als dit dier door zijn vijanden wordt achtervolgd en in het nauw wordt gedreven, blaast het zijn buik op, waardoor het dan een uiterst belachelijk, afschrikwekkend uiterlijk krijgt. Als de buik opgeblazen is, gaat het onmiddellijk het water in en zwemt het snel van de oever weg. Als het nu tien of twintig klafter van de oever vandaan is, begint het, zwemmend in het water, met zijn voorpoten op zijn sterk gespannen buik te trommelen. Daardoor veroorzaakt het zo’n lawaai, dat daardoor zelfs de oever begint te trillen alsof er een aardbeving gaande was. Door dit lawaai maakt het dier zijn vijanden niet zelden zo aan het schrikken, dat deze zich niet zo gemakkelijk weer in zo’n afschuwelijke omgeving durven te begeven.
[11] Zelfs mensen zijn niet de grootste vrienden van dit tamelijk onaangename lawaai, dat soms, en vooral bij de mannetjes, zo intens wordt, dat bij jullie op aarde een nabij kanongebulder zich diep zou moeten schamen.
[12] Het nut van het dier is soortgelijk als het voorgaande. Er wordt door de mensen ook nooit op gejaagd, omdat het voor het overige buitengewoon zachtaardig is en geen enkel ander wezen enig kwaad doet, behalve door zijn lawaai, wanneer het achtervolgd wordt, dat gewoonlijk net zolang duurt tot zijn vijanden ver weggevlucht zijn; daarna gaat het weer de oever op, ontlaadt zijn buik van het gas en volgt dan weer zijn gewone leefwijze. - De kleur van dit dier is op de rug donkerblauw, dat van voren bij de buik echter in groenachtig geel overgaat.
[13] Dat is dus het tweede gedenkwaardige dier van deze planeet. - We gaan dus weer naar een ander dier, dat eveneens niet minder opmerkelijk is.
[14] Dit derde uitzonderlijke dier heeft de naam ‘de windmaker’. - Voordat we echter de reden voor zijn naam gaan beschouwen, zullen wij ons met zijn nogal merkwaardige gestalte bezighouden. Hoe ziet die er dan uit? - Voor jullie werkelijk komisch, zoals jullie plegen te zeggen. - Op jullie hele aarde hebben jullie niet zo’n lachwekkende dierengestalte als die van dit dier. Een ezel bij jullie zou daarentegen als een ware wijze uit het morgenland kunnen optreden. Om deze reden wordt dit dier gewoonlijk ook als huisdier gehouden, omdat het de bewoners van deze planeet veel vrolijke taferelen brengt, waar ze grote vrienden van zijn, omdat zij in geestelijk opzicht in de grote Scheppingsmens met de lachklieren van de buik overeenstemmen.
[15] Dit dier is tien keer zo groot als een paard bij jullie. - De kleur van het dier is ongeveer zo rood als een vuile dakpan bij jullie. - De poten zijn in verhouding tamelijk lang en enigszins naar buiten gebogen, met name in het gedeelte onder het kniegewricht, en zijn vanaf de buik tot aan de twee stompe, kameelachtige hoeven sterk begroeid met grof krullend haar. De achterpoten zijn net als de voorpoten naar buiten gebogen en zijn even behaard. Aan de buik hangen twee rijen tepels, die niet zelden een halve klafter lang zijn. Het mannetje heeft evenwel wat kortere tepels, maar des te geprononceerder zijn de geslachtsdelen; met name de balzak hangt tot aan de knieën van de achterpoten. De staart is vanaf de rug eveneens rijkelijk van grof krullend haar voorzien en is er heel druk mee om eventuele insecten van zijn lijf weg te jagen. De rugstreek heeft ook rijkelijk grof krullend haar. En zo ziet het middelste deel van het lijf, met name omdat het achterste tamelijk sterk opbolt, er qua vorm ongeveer uit als een reusachtige baviaan bij jullie, op de poten en de staart na. - Op het tamelijke plompe, volumineuze lijf staat een slanke zwanenhals; op deze sierlijke zwanenhals staat een kop, die lijkt op die van jullie muilezels; alleen ziet die er nog wat stomper uit dan de kop van een muilezel en heeft hij nog veel grotere en minder puntige oren dan jullie muilezels. De randen van de oren zijn eveneens sterk behaard, op dezelfde manier als de poten. En vanaf de onderkaak hangen een paar lange, helemaal naakte, grijzige tepels, die slechts hier en daar met enkele tamelijk lange haren begroeid zijn. Bovendien heeft het dier een muil die het heel wijd open kan sperren, waaruit het naar behoefte een verscheidene klafter lange tong kan steken. - Dat is dus de gestalte van het dier.
[16] Maar waarom heet het nu de ‘windmaker’? - Als dit dier vanwege zijn voor de bewoners van deze planeet heel lachwekkende gestalte overmatig geplaagd en geprikkeld wordt, blaast het zich op, rolt zijn tong tot een buis in elkaar en blaast dan zo geweldig door deze buis dat het een mens, die op deze planeet behoorlijk groot is, met gemak omver blaast, als hij niet oppast. Met name gebruikt dit dier zijn wind echter daar, waar het een groot aantal losse en tevens vuile voorwerpen voor zich ziet. Die blaast het dan naar zijn plagers en beledigers toe; en dan gebeurt het niet zelden, dat enkele al te moedwillige plagers er heel slecht vanaf komen. Maar dit verschijnsel vormt juist het grootste plezier van deze bewoners, niet zozeer vanwege het feit op zich als wel met name vanwege de buitengewoon lachwekkende houding, die het dier bij dergelijke operaties aanneemt.
[17] Dat is echter ook, vanuit de mensen bezien, het hele nut van dit dier, en waarvoor ze het gebruiken. Voor het overige is zijn nut soortgelijk als dat van de vorige twee diersoorten. En daarmee zijn we klaar met dit dier en zullen we onze beschouwingen de volgende keer voortzetten.
«« 57 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.