Oorzaak en wezen van de zonnevlekken

Jakob Lorber - De natuurlijke zon

«« 8 / 74 »»
[1] Jullie zullen al wel vaker waargenomen hebben, dat de zon meestal op haar evenaar soms één of verscheidene, deels grote, deels kleinere vlekken vertoont, waar omheen zich aan het gewapende oog een walvormige rand toont, waarachter zich dan naar alle kanten golven van licht verspreiden, door sommige astronomen ‘fakkels’ genoemd. - Onder vele wereldse geleerden is al heel dikwijls de vraag opgeworpen, wat deze vlekken toch zouden kunnen zijn. - Deze vraag heeft ook al even zovele hypothetische antwoorden gekregen, maar nog nooit was daar een volkomen zeker antwoord bij.
[2] Deze keer moeten jullie echter een heel zeker antwoord krijgen. Maar hoe zullen we het aanleggen, dat jullie een zeker antwoord over dit verschijnsel krijgen? Jullie zeggen natuurlijk in jezelf: op de gemakkelijkste manier, want Ik hoef het jullie immers maar te vertellen, en dan zullen jullie Mij volkomen geloven. Dat is wel waar; maar wat Ik hier zeg, zou toch ook eens de wereldse geleerden onder ogen kunnen komen. Zullen die ook zo zonder meer geloven, wat Ik jullie in dit opzicht zou zeggen? - O nee, die soort heeft geen geloof. Ze geloven niet eens zonder meer of vanuit hun hart dat Ik het ben, of dat er in feite een God bestaat zoals de openbaring Hem toont, maar hoogstens zoals hun zeer wijze verstand Hem bedenkt. Daarom zouden ze dus ook, zoals gezegd, een op zichzelf staand verhaal niet geloven, maar dat allemaal uitleggen als een product van dichterlijke fantasie.
[3] Daarom moeten we het dus ook heel anders aanpakken en voor deze vossen een heel bijzondere val opstellen, die niet alleen eventueel een voet van zo’n vos zou kunnen vastklemmen, maar direct het hele lichaam van zo’n schrander wezen grijpt. Maar hoe zullen we dat aanvangen? - Nog eventjes geduld; het zal er direct zijn!
[4] Als jullie een bol precies door het middelpunt zouden doorboren en deze bol dan op een spil steken, vervolgens in water onderdompelen, in het water aan het draaien brengen (namelijk om de spil) en daarna al draaiend uit het water tillen - wat denken jullie: op welk deel van het oppervlak zal deze bol de meeste waterdruppels van zich af slingeren? - Jullie zullen Mij ten antwoord geven: Op dat deel van het oppervlak, dat het verst van de spil af staat en door de rotatie rond de spil dus ook de grootste middelpuntvliedende kracht ontwikkelt.
[5] Neem nu nog eens een glazen bol, die aan beide kanten een opening heeft, zodat men door de hele glazen bol eveneens een spil kan steken; breng die in een horizontale positie, doe een beetje water in de bol en draai die dan - waar zal bij het draaien het water heengaan? - Beslist weer daarheen, waar het het verst van de spil verwijderd is.
[6] Aan deze twee voorbeelden hebben we genoeg om onze zaak zo aanschouwelijk mogelijk te maken. - De zon is eveneens een bol, zoals jullie weten, en wel een bol, die een doorsnede heeft van ongeveer tweemaal honderdduizend mijl6. Deze bol draait in ongeveer negenentwintig dagen om haar eigen as. Denk je eens in, hoe snel op de evenaar de beweging van de zon dan wel niet moet zijn, wanneer een punt daar in de eerder genoemde tijd van 29 dagen een reis van 600.000 Duitse mijlen moet maken - een afstand die ongeveer zeven keer de afstand van de maan tot de aarde is, en waarvoor een snelle ruiter, als hij dag en nacht zou doorrijden, meer dan zeventig jaar nodig zou hebben.
[7] Vergelijk daarmee nu de snelheid waarmee een punt op de evenaar van de zon beweegt, dan zullen jullie je verwonderen, wanneer jullie daaraan zien hoeveel Duitse mijlen het in één minuut aflegt. Maar als jullie nu die grote bewegingssnelheid zien, moeten jullie vanzelfsprekend ook overduidelijk de grote middelpuntvliedende kracht zien, die juist daar aan de evenaar moet optreden.
[8] Als jullie die echter zien, vestig Ik jullie aandacht op de tweede, glazen bol, namelijk hoe het water zich daarin bij het ronddraaien tegen de evenaar aandrong. Wat zal er ook vanuit het inwendige van de zon dus wel niet in de richting van de evenaar moeten plaats vinden? Zullen daar niet ook alle enigszins vluchtige delen onder de evenaar samendringen en daar als gevolg van de grote middelpuntvliedende kracht het streven hebben om door de bovenste korst van de zon heen te breken en zich dan met de ongelooflijkste slingerende kracht en snelheid tot in het oneindige van de zon te verwijderen?
[9] Jullie hebben echter pas in de vorige mededeling gehoord wat de materie is (van welke aard die ook moge zijn), en wat het gevolg is, als die te sterk in het nauw gebracht, gestoten of geslagen wordt. Zal de materie bij zo’n enorm aandringen tegen de evenaar niet eveneens op een of ander punt even bovenmatig sterk in het nauw gebracht en onder druk gezet worden, gezien het feit dat de beweging en derhalve de middelpuntvliedende kracht van de zon aan de evenaar zo buitensporig krachtig en snel is?
[10] Kijk, nu is de val al geplaatst; verder is er alleen nog maar een vos nodig, en dan kunnen jullie er zeker van zijn dat hij niet aan deze val zal ontkomen.
[11] Direct aan het begin hebben jullie gehoord, dat de aardbodem van de zonneplaneet niet zo hard en stug is als bijvoorbeeld die van jullie aarde; maar hij is overal als het ware elastisch, met name in de richting van de evenaar. Maar stel nu eens, dat de bodem daar even stug en derhalve gemakkelijk breekbaar zou zijn - wat zou er dan wel niet gebeuren als gevolg van de buitengewoon grote slingerkracht, met name aan de evenaar van de zon? - Niets anders, dan dat daardoor de ene berg na de andere en het ene stuk land na het andere met de grootste heftigheid van het oppervlak van de zon de oneindige ruimte in geslingerd zouden worden. Maar omdat de aardbodem van de zon zo taai is, is dat niet mogelijk, ook al zou de beweging nog eens zo snel zijn als nu.
[12] Maar wat kan er desondanks toch gebeuren, wanneer zich op de reeds genoemde manier in de streek van de evenaar hier en daar onder het oppervlak van de zon als gevolg van de grote middelpuntvliedende kracht door de aandrang van binnenuit geweldige samenpersingen en dus ook een soort verhardingen hebben gevormd, die in zekere zin als een ziekte van de zon beschouwd kunnen worden? Want let wel: ook hemellichamen kunnen in fysiek opzicht ziek zijn. - Daardoor kan er niets anders gebeuren dan dat zulke verharde knollen tenslotte - door hun grote aandrang naar buiten toe en de (door deze aandrang) teweeggebrachte ontsteking - op een of ander punt de weliswaar taaie aardbodem van de zon stukscheuren en zich daarna met de grootste heftigheid nagenoeg eindeloos ver van het oppervlak van de zon verwijderen, of tenminste zover als de jullie bekende planeten van de zon verwijderd zijn.
[13] Kijk, dat is nu de oorzaak van de daaropvolgende zwarte vlekken van de zon. Want bij die geweldige doorbraak wordt niet alleen de korst van de zonneplaneet, maar ook het lichtende omhulsel zodanig uit elkaar gescheurd, dat die in eerste instantie niet in staat is op zo’n plek het opgenomen licht van de kant van de andere zonnen te weerkaatsen; evenmin is het omhulsel dan in staat het eigen licht van de zon te laten uitstromen, dat zich voortdurend op de elastische aardbodem van de zon ontwikkelt, wanneer die niet op de jullie nu bekende wijze wordt verscheurd en derhalve ongeschikt gemaakt wordt voor het ontwikkelen van het eigen licht.
[14] We hebben al eerder vermeld dat deze zwarte zonnevlekken zich aan het gewapende oog vertonen met een iets minder donkere walvormige rand er omheen. Wat is deze wal eigenlijk?
[15] Deze wal is niets anders dan de op dat moment opgestuwde elastische zonnebodem, die door het uitbarsten van zo’n verharding uit elkaar gescheurd en daarna aan alle kanten opgeworpen is als een trechtervormige muur, die van boven smaller is dan onderaan. Als jullie voor het ontstaan van zo’n wal rond de zwarte vlek nog een duidelijker voorbeeld willen hebben, maak dan van taaie aarde, die nog de juiste zachtheid heeft, een halve bol die van binnen hol is, stoot er dan van binnen naar buiten met een stompe stok een gat in, dan zullen jullie aan de buitenkant direct de door deze stoot opgeworpen wal zien. Alleen zal de wal meer gescheurd zijn, omdat zulke leem in zijn delen toch een minder gelijksoortige samenhang bezit dan de aardbodem van de zon.
[16] Dat deze wal ten opzichte van het eigenlijk zwarte middelpunt toch nog zwak verlicht blijkt te zijn, heeft als reden, dat de aldus verscheurde delen door hun heftige vibreren voldoende eigen licht ontwikkelen, ook al bevindt zich daarboven geen glanzende atmosferische lucht; en dat licht is even sterk met het oorspronkelijke eigen licht van de zon. - Daaraan kunnen jullie ook zien, hoe sterk de zon met haar eigen licht zonder de hulp van het algemene licht zou stralen.
[17] Verder hebben we nog gehoord, dat er boven zulke wallen uit bepaalde golven zonlicht of fakkels gevormd worden. Deze ontstaan door golvingen van de glanzende atmosferische lucht van de zon, teweeggebracht door een dergelijke doorbraak. Want de ene golf weerspiegelt zich daardoor in de naburige golf, waardoor dan de glans versterkt wordt, terwijl de golfdalen zich vanzelfsprekend als zwakker stralend moeten vertonen.
[18] Kijk eens, tot nu toe hebben we alles niet alleen duidelijk, maar zelfs heel voor de hand liggend uiteengezet. Maar Ik voorzie al enkele geleerde vossen, die een flinke hap lucht nemen en met een vreselijk wijs gezicht de vraag stellen: ‘Welnu, deze zaak klinkt heel aannemelijk, en voor de hypothese valt veel te zeggen; maar de auteur schijnt tot nu toe toch vergeten te hebben, dat zulke zonnevlekken weer verdwijnen en te dien einde ook hun gestalte langzamerhand sterk veranderen. Hoe zal de auteur met zijn opgeworpen wal zich nu uit deze val redden? - Ook heeft men met behulp van sterke optische hulpmiddelen herhaaldelijk ongelooflijk snelle bewegingen op deze wal waargenomen. Dit feit zou wel eens heel sterk ten nadele van de ‘als een muur opgeworpen wal’ van onze auteur kunnen spreken of die tenslotte geheel ongeldig kunnen maken!’
[19] O nee, Mijn beste vossen. Dat is juist uitstekend koren op onze molen. Want laten zij slechts zo goed zijn te bedenken, dat wij al direct aan het begin en tot nu toe, en wel om een zeer goede en goed gefundeerde reden, over een elastische aardbodem van de zon hebben gesproken. Deze zal na de doorbraak zeker niet voortdurend muurvast blijven staan, zoals de krater van een vulkaan op aarde, maar trekt zich als gevolg van die elastische eigenschap langzamerhand weer samen, en de door zo’n doorbraak ontstane wond geneest weer, net zoals een wond, die bijvoorbeeld door een steenpuist aan jullie lichaam is ontstaan, na het veretteren ervan weer kleiner wordt en tenslotte zo volkomen geneest, dat er na enige tijd absoluut niet meer te zien is uit welk deel van het lichaam die karbonkel etterend is doorgebroken.
[20] Wanneer echter deze wal niet muurvast, maar elastisch is, zullen de snelle en uitgebreide bewegingen en veranderingen van zo’n wal buitengewoon eenvoudig vanuit dezelfde oorzaak verklaard kunnen worden als het geleidelijke verdwijnen van de wal. -
[21] Welnu, zijn er geen tegenwerpingen meer? - Kijk, daar loert nog een vos op de achtergrond. Deze heeft met zijn mathematische instrumenten verschillende van zulke vlekken gemeten en ontdekt dat sommige zo groot zijn, dat in de zwarte ruimte daarvan met gemak dertig aarden naast elkaar een plaats zouden kunnen vinden.
[22] Wat wil hij daar eigenlijk mee zeggen? - Hij wil daar alleen maar mee zeggen: Wanneer zo’n vlek op de hierboven beschreven manier ontstaat, zou men, wanneer zo’n vlek zich op de vanaf de aarde zichtbare rand van de zon bevindt, in de eerste plaats de aldus opgeworpen wal hoger moeten waarnemen dan het geval is bij de gewoonlijke waarnemingen, waarbij men van zo’n verhoging helemaal niets bespeurt.
[23] In de tweede plaats kan nog de volgende zeer belangrijke vraag opgeworpen worden: Wanneer de zon bij zulke gelegenheden zulke inwendige massa’s van zich afslingert, waar komen die dan terecht? En gaan zulke geweldige verliezen niet ten koste van het volume van de zon? Want men kan immers bij de grootste zonnevlekken wel aannemen, dat zo’n naar buiten geslingerde massa, naar de inhoud gerekend en in ronde getallen uitgedrukt, op zijn minst duizend planeten als de aarde groot is. Als we nu aannemen, dat de gehele zon wat het volume betreft een miljoen keer grotere inhoud heeft dan de aarde, dan moeten duizend van zulke grote, achter elkaar optredende vlekken de zon vanzelfsprekend volkomen uitputten!
[24] Kijk, deze vos heeft scherpe tanden en nog scherpere mathematische ogen! Maar ook deze zal in de val blijven hangen. Want zo goed als zulke vossen kunnen rekenen, kan Ik ook wel - en met nog wel meer kennis van zaken. Ik zal evenwel op de zeer kritische vraag van deze vos met scherpe tanden en ogen niet direct een verklarend antwoord geven, maar Ik wil hem bij deze gelegenheid alleen maar enkele vragen ter beantwoording voorleggen; als hij Mij die beantwoordt, zal hij vanzelf ook het antwoord op zijn vraag krijgen.
[25] Zo komt bijvoorbeeld het volume van alles, wat een eikenboom herhaalde malen in de loop van een jaar laat vallen, toch zeker uit de eik zelf voort - en nog wel in het verloop van ongeveer tweehonderd jaar? Maar als hij de eik ieder jaar opmeet, zal hij zeker ontdekken dat de boom daardoor niet kleiner en magerder, maar steeds dikker, groter en hoger is geworden. - Hoe is dat mogelijk? - Het antwoord luidt: Door de constante aanvulling vanuit alle voedingsbronnen voor een boom. - En dan zeg Ik: steek diezelfde speurneus in de zon, dan zul je ook daar ontdekken, dat het verlorene zich heel goed laat aanvullen. - Nu hebben we dus ook deze tegenwerping terzijde geschoven!
[26] Wat echter nog bij grote zonnevlekken de geringe verhogingen van de opgeworpen walvormige rand betreft, moet degene die zulke tegenwerpingen in het midden brengt eens proberen om met zijn ongewapende oog op tien mijl afstand een grashalm waar te nemen - wat toch bij lange na niet zo moeilijk is als wanneer hij met zijn gewapende oog op een afstand van bijna 23 miljoen mijl een verhoging wil ontdekken, die in het allergeweldigste, uiterste geval nauwelijks een tienduizendste deel van de doorsnede van de zon boven het lichtende omhulsel van de zon uitsteekt.
[27] Laat degene die de tegenwerpingen maakt dit goed in het oog houden, dan zal hem ook duidelijk worden, dat het heel goed zo kan zijn als hier uitgelegd is, ook al neemt hij met zijn geslepen glazen geen Babylonische torens boven de rand van de zon waar. - Bovendien worden ook nog die delen van de wal, die bij zo’n doorbraak eventueel boven het lichtende omhulsel van de zon uit komen te steken, sneller dan de bliksem door de uiterst intense stralen van dit lichtomhulsel zelf ontleed en in zekere zin aan elkaar vastgesmolten - en dat is de voornaamste reden, waarom zo’n ontbrekende, omhoog stekende rand door die criticus al helemaal nooit waargenomen kan worden.
[28] Met de vlekken zijn we nu dus helemaal klaar. - Binnenkort zullen we zelf samen met de bewoners van de zon naar een plek kijken, waar zo’n doorbraak plaatsvindt. En daarmee is het genoeg voor vandaag!
«« 8 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.