Nachtelijk overleg van de tempelheren.

Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel

«« 11 / 33 »»
[1] De grote heren van de tempel hadden echter niet zo'n rustige nacht; Ik wilde namelijk dat dit zelfzuchtige en heerszuchtige soort mensen allerlei angst zou worden aangejaagd. De hogepriester zelf kon van gramschap, ergernis en angst de slaap niet vatten, want wat hem in hoogste mate geneerde was het feit, dat de Romeinse rechter Mij als eregast had meegenomen. Hij stuurde dan ook onafgebroken luistervinken naar onze herberg, die hem moesten informeren over wat wij met elkaar bespraken. Maar wij overlegden in het geheel niet.
[2] Des te meer echter kletsten de tempelheren onder elkaar; zij overlegden hoe ze Mij de volgende dag door het stellen van allerlei vragen in de war zouden kunnen brengen en het hoofd op hol maken. Alleen die jonge leviet, die op de nominatie stond om zelfstandig farizeeër te worden en voorzitter van een synagoge, zei het selecte gezelschap heel droog en nuchter recht in hun gezicht -en dat kon hij doen omdat hij op zijn zendingsreizen zeer veel had gezien en meegemaakt:
[3] 'Met deze jongen zullen jullie geen van allen ook maar iets kunnen uithalen! Ik heb in Nazareth over zijn welbespraaktheid de wonderlijkste dingen horen vertellen; daar is geen geleerde er ooit in geslaagd hem in het nauw te drijven! Ik wil jullie dan ook openlijk als mijn mening geven, dat de spreekvaardigheid van deze jongen tesamen met de onbegrijpelijke wilskracht van zijn vriend machtig genoeg zijn om de hele wereld eronder te krijgen! Wij hebben ons met deze jongen aardig in de nesten gewerkt en we zullen er niet zonder schade vanaf komen!
[4] Daarom is mijn mening, die ik overigens voor elke betere geef, deze: wij moeten hem in de waan laten dat die bewuste wonderjongen ten minste mogelijkerwijs de beloofde Messias zou kunnen zijn, of mettertijd zou kunnen worden, omdat de voorspellingen en profetieën van de profeten immers zowel op hem als op dit tijdsbestek duiden!
[5] Met tegenargumenten komen we bij hem hoe dan ook geen steek verder. ..en het zou naar mijn mening zelfs bedenkelijk zijn hem te irriteren met bedreigingen, want hij is van alles precies op de hoogte, waarbij zelfs onze geheimste tempelaffaires hem niet vreemd schijnen te zijn !
[6] Het zou dus wel eens echt satanisch kunnen aflopen als hij tegenover Simon, die hem zeer genegen is, en tegenover de Romeinse rechter zou gaan uitpakken over onze uiterst delicate geheimpjes! We moeten dus bijzonder op onze tellen passen, hem aan zijn onderwerp houden, en hem daarin zelfs nog eerder bevestigen dan hem van zijn idee te willen afbrengen!
[7] Wat maakt het voor ons nu nog uit: Messias of geen Messias, nu wij al die oude geloofspunten van de Schrift toch allang over boord hebben gezet en in de zee der vergetelheid geworpen ? Neen, 't is beter verstandig te zijn en alzo te kunnen heersen, en op kosten van de blinde en domme massa een goed leventje te leiden, dan dat wij ons allerlei gezag en macht aanmatigen, die we als het puntje bij paaltje komt toch weer blijken niet te bezitten, zodat we ons zitten op te vreten over allerhande onnodige angsten en zorgen!
[8] Gisteren hebben we bij de Romein al een slechte beurt gemaakt door onze slecht berekende, koppige hoogheid waardoor die geschiedenis met Zacharias ons nog wel eens in grote verlegenheid zou kunnen brengen! Want je kunt met die heiden beslist de kachel niet aanmaken. We behoeven ons morgen maar een beetje onaardig tegen die jongen op te stellen of we zitten met z'n allen zo midden in de hete, echt Romeinse puree!
[9] We moeten dus te werk gaan als berekende en uiterst sluwe vossen, en onze fouten van gisteren moeten we weer zo goed mogelijk herstellen, dan wil ik wedden dat de Romein het geval Zacharias laat vallen, terwijl hij het anders prompt als een scherp wapen tegen ons zal weten uit te bui ten. Wat denken jullie van dit advies?'
[10] De steeds uitgeslapen opperpriester: 'Ja, daarover ben ik het helemaal met u eens; dat lijkt wel zowat het beste! Wij zullen die knaap nu eenmaal te woord moeten staan en antwoord moeten geven; hij heeft daarop een duur betaald recht, en dat kunnen wij niet afschuiven! Ik ben alleen van mening dat wij hem morgen met een ander college uit ons midden zouden moeten confronteren, dat hem gunstiger gezind zal zijn dan dat van gisteren! Wat denkt u daarvan?'
[11] De jonge spreker zei: 'Die mening ben ik niet toegedaan! Een vreemd college zou eerst moeten worden geïnformeerd, om goed te kunnen begrijpen wie zij in die knaap tegenover zich zullen vinden. Maar wij kennen hem nu en weten wat hij eigenlijk wil. Voor ons is het dus gemakkelijker hem te woord te staan. Een vreemd college zou morgen tegenover de jongen staan als een koppel jonge trekossen tegenover een berg, zodat zij hem geen toereikend antwoord zouden kunnen geven, al zouden ze ook nog zo goed zijn ingelicht!
[12] En daar komt nog iets heel belangrijks bij, en wel dit: hoe kunnen wij weten of die jongen niet juist aan ons wil vasthouden? In dat geval zouden wij dan, als Simon en de Romeinse rechter dan wensen, moeten komen opdraven om alsnog die afgrijselijk lepe knaap te woord te staan, en in zo'n situatie zouden wij het er bij de Romein niet al te best vanaf brengen; het zou zoveel als een bekentenis onzerzijds inhouden dat wij in de discussie met die jongen aan het kortste eind hebben getrokken!
[13] Het is geenszins mijn bedoeling om van deze, mijn mening zoiets als een motie te maken, maar het staat toch wel vast, dat wij het door mij gesuggereerde met zekerheid hebben te verwachten, en dat zal niemand van ons, denk ik, gewenst voorkomen!'
[14] De opperpriester weer: 'Ik ben het volledig met u eens, en we zullen uw goede raad dan ook tot richtsnoer nemen; maar -onder ons, mijn zoon -wat is nu eigenlijk jouw persoonlijke mening over deze ontstellend sluwe knaap?
[15] Is het niet om er des duivels van te worden? ! Wij, hoogste gezagsdragers van het hele joodse land, moet ons door een ordinaire Galilese varkenshoeder tot over de oren in het nauw laten drijven! Voor zo'n nietige worm uit het stof van de sloppen worden wij geacht te sidderen, en we moeten ons tot het uiterste inspannen om toch maar op een enigszins acceptabele manier van hem af te komen! Neen, iets dergelijks is sedert mensenheugenis nog niet vertoond!
[16] Maar zeg mij nu eens eerlijk wat je van die jongen vindt! ... Hoe en wanneer kan deze knaap van amper twaalf jaar zich zo'n universele kennis hebben eigen gemaakt?'
[17] De jonge woordvoerder antwoordde: 'Beste plaatsvervangend hogepriester, chef en begunstiger, zoiets is in Galilea niets bijzonders! Iedereen in Galilea zit in de handel en komt in aanraking met alle naties van de wereld, waarbij op alle gebied allerlei ondervinding wordt opgedaan; men leert verscheidene talen en heeft omgang met Grieken, Armeniërs, Egyptenaren en talrijke andere volkeren. Daarom is het dan ook heel begrijpelijk dat niet zelden in steden, dorpen en vlekken van Galilea kinderen worden aangetroffen met een verstand, dat ieder van ons die vanuit Jeruzalem daarheen trekt in stomme verbazing brengt!
[18] Zoals bekend, ben ik zelf in de omgeving van Nazareth geboren en was ik, toen ik twaalf jaar oud was, met de hele Schrift beter op de hoogte dan nu, nu ik alweer zo veel vergeten ben, en bovendien nog een massa andere geschriften en dingen! Waarom zou dat met onze blondgelokte knaap niet óók zo gaan?! Ik ben van zijn helderheid niet ondersteboven, alhoewel die inderdaad wel zéér indringend is!'
[19] De opperpriester hernam: 'Nu goed, bij een vroegtijdige vorming van een getalenteerde knaap zou dat dan inderdaad niet al te bijzonder behoeven te zijn; maar hoe komt dat soort mensen dan in het bezit van de Schrift, die toch, om orthodox te kunnen zijn, uitsluitend in het heiligdom van de tempel veilig bewaard wordt, en waarin behalve dan de hogepriester, de opperpriester en schriftgeleerden -niemand mag lezen?'
[20] De jonge spreker: 'Hooggeachte meester, dat klopt al niet meer sinds de Romeinen ons rijk veroverden! Immers, alle tempelattributen en alle tempelboeken moesten toen ter controle bij de veroveraars worden ingeleverd; drie jaren aan een stuk werden toen door jan en alleman nauwkeurige afschriften gemaakt!
[21] Er zijn nu bij de Romeinen en Grieken al zoveel nauwkeurige afschriften voorhanden in alle mogelijke vertalingen, dat je voor betrekkelijk weinig geld een dergelijk afschrift in welke taal dan ook kan kopen! En als dat nu zo ligt, waarom zou het dan zo onwaarschijnlijk zijn een non plus ultra schriftgeleerde aan te treffen in de persoon van een Galilese jongen, die daartoe de talenten heeft?'
[22] De opperpriester merkte op: 'Wat gooi je er nu toch weer voor Romeinse woorden tussendoor, terwijl je toch weet dat ik een doodsvijand ben van alles wat Romeins is! Wat betekent die uitdrukking 'non-plus-ultra' ?
[23] De jonge spreker antwoordde: 'Hooggeachte meester, als Galileeër ken ik behalve het Hebreeuws ook het Grieks en het Latijn, terwijl ik tevens Syrisch, Chaldees, Armeens, Perzisch en Oud-Arabisch versta, hetgeen voor een zendeling beslist noodzakelijk is; het komt dan vaak voor dat me vreemde woorden op de tong vallen!
[24] De uitdrukking 'non-plus-ultra' dan, is vanwege haar kort en bondigheid onder ons joden al zozeer ingeburgerd, dat het zelfs tamelijk moeilijk kan vallen daarvoor in de plaats een veellanger en vervelend Hebreeuwse equivalent te gebruiken. Het betekent zoveel als: zo'n joch is zó bijzonder goed in de Heilige Schrift thuis, dat hij daarin door niemand wordt overtroffen.'
[25] De opperpriester zei: 'Het is al goed hoor, 't is niet belangrijk. Ik ben nu eenmaal, en dat is begrijpelijk genoeg, geen Romeinen vriend, en dus ook geen liefhebber van hun taal, maar dat terzijde. Zeg me liever wat je van die wonderjongen uit Nazareth weet; ik ken namelijk zijn vader en ook zijn moeder'
[26] 'Ja, hoogste meester,' zei de jonge spreker, 'dat is een zeer netelige zaak! Ik denk dat ik hem een paar jaren geleden heb gezien, en wel in gezelschap van verscheidene jongens, maar die leken nog meer op elkaar dan tweelingbroers ! Weliswaar heeft men mij gezegd: die daar, en gene of deze is het, maar doordat die jongens toen ook nog eens druk door elkaar heen stoeiden, kon ik onmogelijk de jongen waarom het ging goed in het oog houden! Ik heb hem dus gezien, maar ook weer niet gezien !
[27] De ons nu zoveel last veroorzakende jongen is er toen echter vast en zeker bij geweest, tesamen met nog een andere jongen, die heel veel op hem leek, maar die -althans naar het mij voor kwam -een nog veel ernstiger gezicht had, en die met dat stoeispelletje niet meedeed. Het leek erop dat die twee over de anderen een zeker gezag uitoefenden: de anderen schenen zich namelijk te verplaatsen overeenkomstig hun instructies!
[28] Ik heb overigens niet begrepen wat voor een spel dat was, dat drukke gedoe van die jongens: ik had nooit eerder iets dergelijks gezien. Het leek mij er niet ongeorganiseerd toe te gaan, omdat na langdurig toekijken een bepaalde regelmaat niet te ontkennen was. Maar wat het moest voorstellen kon niemand van de andere toeschouwers mij uitleggen. Men zei echter dat de jongens zich steeds op die manier bezig hielden, hoewel in Nazareth iets dergelijks nooit eerder was vertoond; wat zo'n vreemdsoortige bezigheid betekent, weet dan ook niemand!
[29] Dit is overigens wel zowat alles wat ik persoonlijk uit eigen ervaring van de jongen weet, maar wel heb ik mij over die jongen heel bijzondere dingen laten vertellen, die aan het ongelooflijke grenzen! Het zou me wel veertien dagen tijd kosten om dat allemaal na te vertellen, daarom zeg ik liever meer in het algemeen:
[30] aan deze -of beter gezegd -aan die wonderjongen gehoorzamen letterlijk alle elementen, ja zélfs de zon, de maan en alle sterren schijnen onderworpen te zijn aan zijn wil; hij behoeft slechts te willen, zegt men, en prompt geven de zon en de maan geen licht meer! En, als hij dan weer ernstig tegen de zon of de maan zou zeggen: 'Geef licht!', is het licht prompt terug!
[31] Blindgeborenen zou hij door het uitspreken van slechts één woord alleen al zó duidelijk kunnen doen zien als een kat, die zelfs in de donkerste nacht zijn prooi duidelijk waarneemt!
[32] Ten overstaan van talrijke toeschouwers zou hij een jongen uit zijn speelgezelschap, die roekeloos op de balustrade van een plat dak klom, eraf viel en verpletterd dood bleef liggen, door alleen zijn woord het leven hebben teruggegeven, en dat niet alleen; neen, die weer in het leven geroepen en van al zijn wonden plotsklaps genezen jongen stond er zo kernachtig fit en gezond bij, alsof hem nooit iets ernstigs was overkomen! wel moet de wonderjongen die knaap ernstig hebben vermaand om voortaan niet meer zo dwars en overmoedig te zijn, omdat hij hem anders niet meer zou helpen.
[33] Algemeen spreekt men daar over wonderen van deugdzaamheid en van bijzonder wijze overredingskracht van die wonderjongen! Eén ding slechts klinkt mij daarbij wat zonderling in de oren, namelijk dat die wonderjongen zelf nooit iemand om iets vraagt, terwijl, wanneer iemand hem iets heeft gegeven, hij daarvoor ook nooit zal bedanken! Ook zou hij steeds zeer ernstig zijn; dikwijls wordt hij in gebed gezien en ook wel eens in stilte huilend, maar nooit lachend!
[34] Dit is, kort samengevat, alles wat mij over die jongen aan merkwaardigs is bijgebleven. Meer weet ik niet van hem. Maar, hoe en met wat voor middelen die jongen al die wondere dingen tot stand brengt, daarvan gaat de beoordeling de grens van mijn kennis en mijn al te beperkte wijsheid verre te boven; dat laat ik graag over aan u die de oudste en wijste leiders bent van de tempel. Dit was wat ik te zeggen had.' (Zie voor meer details hierover het 'Jacobus Evangelie' over de jeugd van Jezus (binnenkort bij dezelfde uitgever).
[35] Op dit laatste antwoordde de hogepriester: 'Met welke andere macht dan wel, dan met die van de baarlijke duivel zelf? God bewerkt immers nooit wonderen door middel van kinderen of van op drift geraakte jongens, maar -en dat dan nog zeer zelden -alleen door middel van vrome, Hem volledig toegewijde en door de jaren heen gelouterde mannen, zoals wij ! Als dus te Nazareth een twaalfjarige jongen dergelijke dingen doet, is het toch zo klaar als de dag, dat zoiets uitsluitend kan gebeuren met behulp van Satan! Zó denk ik erover, en wie van jullie er een andere en betere lezing over geven kan, hij sta op en neme het woord!'
[36] Een van de oudsten stond nu inderdaad op en zei: 'Naar mijn opvatting kent u Beëlzebub op die manier toch wel wat al te veel macht toe! En, strikt onder ons, die Beëlzebub is overigens maar een allegorische persoonlijkheid, waaronder men zich een algemene samenvattende voorstelling maakt van alle boosheid en slechtheid, die simpelweg zijn gelegen in een verkeerde gerichtheid van de menselijke wil.
[37] En, dat daar waar een samenleving honend alle wetten aan haar laars lapt, uit haar midden een zogenaamde 'Beëlzebub' voortkomt, die vervolgens verhindert dat er voortaan nog iets goeds in haar opkomt, dat is een van oudsher bekend feit! Een dergelijke boze geest immers heeft veel weg van een pestbuil, die voortdurend besmettend werkt in de harten van de leden van zo'n samenleving, zodat die -aan zichzelf overgelaten -nooit meer beter kunnen worden.
[38] Maar, ook daaraan is niet zoiets als een persoonlijke boze geest met de naam Beëlzebub schuldig, maar veeleer een verkeerde, ja slechte opvoeding van hun kinderen, reeds van de wieg af aan! Lieden die op een dergelijke manier zijn opgevoed, kunnen zich van een almachtige en alwijze God geen voorstelling maken, terwijl zij nog ver achter liggen op beschaafde volkeren in alle overige soorten van kennis en wetenschap, zodat zij door deze laatsten dan ook vlug en gemakkelijk kunnen worden overwonnen.
[39] Als we daarentegen de bijzondere goede opvoeding van de jongen in kwestie, wiens zeer vrome en erudiete ouders ons maar al te goed bekend zijn, in aanmerking nemen, gaat het er bij mij niet in, ook niet in een allerberoerdste droom, dat een dergelijke jongen in een direkte en totale machtsrelatie zou kunnen staan met de vorst van alle duivels; deze zijn immers nooit in staat om ook maar een minuscuul lichtstraaltje in zich te laten ontkiemen !
[40] Of kan er soms, volgens onze gevestigde opvatting, door het absoluut Boze ooit een goed doel worden gediend? Of een doel dat ook maar de schijn van goedheid wekt? Laat mij u dan zeggen, dat zoiets althans aan mij volkomen vreemd voorkomt! Of kent soms iemand van u een geval waarin door en door slechte mensen ooit wel een goede en lovenswaardige daad hebben verricht? Of is het hoe dan ook aantoonbaar, dat met puur slechte middelen die algemeen als verwerpelijk worden beschouwd, ooit iets echt goeds kan worden bereikt?
[41] Maar als onze wonderjongen met zijn wilskracht hoe onbegrijpelijk voor ons ook -uitsluitend goede en enorm nobele daden stelt, die duurzaam uitstekende resultaten opleveren, hoe zou hij zich daartoe dan van werkelijk slechte middelen kunnen bedienen? Daarover zou ik van u dan wel eens een steekhoudende verklaring willen horen!'
[42] Verscheidene oudsten en schriftgeleerden vielen deze spreker bij; niet echter de opperpriester met diens overigens vrij kleine aanhang. De opperpriester richtte zich op en wendde zich tot de pleitbezorger van de wonderjongen:
[43] 'Wel, uit wat u hebt gezegd, constateer ik dat u langs verstandelijke weg de persoonlijkheid loochent van Beëlzebub, en dat ge hetzelfde doet ten aanzien van de persoonlijkheid van de aan hem ondergeschikte duivels! Als u pretendeert met uw verhaal het recht aan uw zijde te hebben, moet ge op die manier maar eens verklaren, wie er op de berg Horeb dan met de aartsengel Michaël gedurende drie dagen om het lichaam van Mozes heeft gevochten, en ook nog beweerde te hebben gewonnen!
[44] En wie kan dan die lichtende gestalte zijn geweest, die zich voor Gods troon waagde met het verzoek om Vader Job te mogen bekoren? Wie was dan de slang van Eva? En wie de kwade geest van Saul, die door het snarengetokkel van David werd verdreven? En er zijn nog veel meer plaatsen in de Schrift en in het bijzonder bij Daniël, die herhaaldelijk gewag maken van de grote draak en de hoer van Babylon. Hoe zou jij, typische wereldwijze, dat op jouw manier dan wel allemaal willen verklaren?'
[45] De eerder genoemde wijze oudste en schriftgeleerde antwoordde: 'Dat zou mij beslist weinig moeite kosten, mits uw verstand de ontwikkelingsgraad zou bezitten om een en ander te begrijpen, maar de absolute duisternis van uw begripsvermogen kan dergelijke verlichte zaken toch niet vatten. Ik zou dus maar staan te preken als tegen een dove en blinde, tevergeefs dus en zonder uitwerking. Ik laat het maar liever hier bij.”
[46] Zij, die mij hebben willen begrijpen en dat ook konden, hadden mij al eerder begrepen. Maar te willen preken tegen iemand die zijn wil verhardt, betekent zoveel als een steen in het water te weken willen leggen! Hebt ge dan nooit de grote kabbala gelezen, die door een werkelijk grote geest is geschreven? Daarin is een breedvoerige uiteenzetting te vinden over de gelijkenissen tussen enerzijds de spreek en schrijftekens en anderzijds de werkelijkheid die zij uitbeelden!'
[47] De opperpriester zei: 'wel de kleine, maar niet de grote!'
[48] De andere spreker weer: 'Dan kan ik onmogelijk met u praten, want de kleine is van een andere auteur, en die is het zelfs niet waard om ook maar een erg slecht uittreksel te worden genoemd van de oude, de grote !
[49] Voor God bestaat er geen Satan en geen duivel, en dus ook niet een absoluut kwaad, want alle krachten en alle machten moeten immers aan Hem gehoorzamen, en geen van hen kan de grenzen van zijn bereik overschrijden.
[50] Vuur bijvoorbeeld, is dat niet een kracht die kwaad en vernieling in optima forma in zich besloten houdt? Is het dan daarom een Satansprodukt, wanneer het hele steden verwoest en in de as legt in geval het, laten we zeggen door boos opzet van mensen dan wel door hun laakbare nalatigheid wordt ontketend?
[51] Of is water soms satanisch, omdat dat ook mensen en dieren doden kan als die erin vallen? Of huist Satan soms in een steen, in de hoogte van bergen, in giftige dieren en planten, om kort te gaan in alles wat ons mensen de dood kan brengen wanneer wij er op dwaze wijze misbruik van maken? Alles op aarde en in de aarde kan immers zowel vol zegen, als ook gelijktijdig vol van vloek zijn, afhankelijk namelijk van verstandig, dan wel dom gebruik door de mens!
[52] En dan die roemruchte strijd tussen Satan en Michaël de aartsengel, wat had dat gevecht om het lichaam van Mozes te betekenen?
[53] Het vrome deel van de joden, dat Mozes vereerde als ware hij een god, dacht dat Mozes niet zou sterven naar het vlees, hetgeen zij baseerden ~p de Schrifttekst waarin het zogenaamd heet: 'Zij die de wetten van God ernstig naleven, zullen niet sterven, maar zij zullen eeuwig voortleven, en hun vlees zal niet door de wormen worden verteerd!' Toch vervielen tenslotte ook Mozes' krachten, en hij stierf als ieder ander.
[54] Nu waren er onder de joden een wijsgeer en een arts.
[55] De wijsgeer zei: 'Het lichaam van Mozes moet op de top van een hoge berg worden neergelegd, daar waar de meest zuivere levenswinden waaien, dan zal Mozes tot het leven terugkeren om zijn volk het beloofde land binnen te voeren.'
[56] Maar de arts, die helderder van geest was, zei: 'Een ontzield lichaam wordt nooit meer levend!'
[57] Nu sprak de wijsgeer: ' Als Mozes daar op de top van de berg niet binnen drie dagen tot leven terugkeert maar dood blijft, heb jij het van mij en mijn geloof gewonnen; ik wil dan mijn leven lang jouw slaaf zijn.'
[58] Maar de arts weer: 'Dat ik dat winnen zal, dat weet ik al vooraf, maar dat mag voor jou geen reden zijn mij als slaaf te dienen; ik blijf wat ik ben, en jij wat jij bent! En je zult tot de conclusie komen dat de vorst, of de macht van de dood zijn offer zal vasthouden om het niet meer los te laten!'
[59] Nu werd Mozes onder uitbundig feestelijk vertoon tot op de top van de Horeb gebracht. Vele duizenden voorname joden begeleidden het lijk. Toen met veel moeite de top van de berg was bereikt, werd Mozes blootgesteld aan de vrije zuivere levenslucht; drie dagen lang probeerde men met alle denkbare geestelijke en materiële middelen het leven weer op te wekken, maar alles was tevergeefs! Het oog van de grote profeet ging voor het licht van déze wereld niet meer open...
[60] Hevig verontwaardigd sprak de wijsgeer op de vierde dag tot het volk: 'Nu kunt ge eens zien hoe machtig Satan is! Drie dagen lang heeft Michaël (de macht van de hemel) om het lichaam van de profeet gevochten met Satan (de macht van de Dood) en Satan heeft het gewonnen! Michaël zei echter: 'Hiervoor zal God je straffen' !'
[61] Weliswaar was dit een preekvoor het volk en figuurlijk bedoeld, maar niettemin noodzakelijk, en de diepste grond ervan was nog waar ook.
[62] Toen de arts vervolgens, ongetwijfeld slechts onder vier ogen, met de wijsgeer sprak om hem te herinneren aan het feit dat hij dan toch maar gelijk had gehad, antwoordde de wijsgeer:
[63] 'Helaas heb je gelijk. Maar het blijft voor ons mensen toch een treurige zaak dat Jehova zelfs voor Zijn grootste profeet geen uitzondering maakt en hem tenslotte, net als ieder gewoon dier, om het leven brengt! Hij had Mozes best kunnen sparen om het volk te tonen, dat Satan over Zijn toegewijde heilige profeet geen macht meer heeft!'
[64] De arts verweet hem echter: 'Jij oordeelt onjuist over Jehova! Hij heeft nu eenmaal alle vlees zijn geëigende weg te gaan gegeven en alle geest de zijne: immers, opdat de weg van de geest voor alle eeuwigheid een weg in vrijheid zal mogen zijn, moet de weg van het vlees er een zijn van slavernij en dwang!'
[65] Terwijl die twee daar zo met elkaar stonden te discussiëren, stelde zich plotseling Mozes' geest tussen hen in, die zei: 'Vrede zij met u! Gods bestel is onveranderlijk, en alles wat Hij doet is goed! Want als het lichaam dan al sterft, sterft de geest nog niet! Houdt u aan de geboden en ruziet niet om mijn lijk, want ik, Mozes, leef nu voor eeuwig, zelfs al zou het lichaam waarin ik geleefd heb duizendmaal gestorven zijn!'
[66] Daarop verdween de geest weer en de twee waren het verder met elkaar eens !
[67] Wel, beste broeder van mij in Abraham, lzaak en Jacob, wat zou je daar dan van zeggen? Wat ik je zojuist verteld heb is de zuivere, historische waarheid, terwijl wat in Het Boek opgetekend staat slechts zinnebeeldig is en -juist als alle dergelijke berichtgeving in dichterlijke vorm gegeven; alleen met behulp van de wetenschap der symboliek is een en ander tot een natuurlijke verstaanbaarheid te herleiden. U bent immers zelf óók schriftgeleerde, wat zegt u hier dus van?'
[68] 'Ja ja,' antwoordde de opperpriester, 'daar zit wel wat in, en het klinkt beslist goed ook, maar dat neemt niet weg dat die lezing volledig berust op geloof, en er is niets dat daar bovenuit tot bewijs kan strekken! Maar, hoe dan ook, er zal aan deze zaak toch wel iets zijn dat niet klopt, want als het eenmaal zo ver is, dat je het uitsluitend en alleen maar kunt geloven, maakt het per saldo ook maar weinig uit of je dit gelooft of dát, en bovendien is iets van natuurlijke aard toch altijd nog gemakkelijker te geloven dan iets bovennatuurlijks. Maar, laten we erover ophouden! De nacht is verstreken, ze zullen ons al wel in de vergaderzaal verwachten!'
[69] Nu zei de jonge aankomende farizeeër: ' 't Zal mij benieuwen wat voor loop de zaak vandaag zal nemen! Alleen daarom al zou ik wensen te hebben gebeden dat mijn raad, als zijnde slim met het oog op de Romeinen, dus terwille van onszelf, tenminste enigszins in overweging zou worden genomen! Het maakt toch immers maar weinig uit of wij -onder elkaar en tussen vier muren zo half en half zouden 'geloven' wat die knaap feitelijk wil omdat we anders ongetwijfeld de Romeinen nog meer tot onze vijanden zullen maken dan ze het reeds zijn!'
[70] De opperpriester weer: 'Heb daarover maar geen zorg, mijn zoon, we zullen niet nalaten te doen wat mogelijk is, want vandaag kennen we ons eigen standpunt beslist beter dan wat we gisteren meenden te moeten poneren!'
[71] Dit gezegd zijnde, kwam er een tempelbeambte met de gebruikelijke grootste eerbied melden, dat de Romeinse commissaris, de jongen, Simon van Bethanië en vele andere heren reeds in de vergaderzaal aanwezig waren.
«« 11 / 33 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.