Voortzetting van de zitting. Vraag van de jeugdige Jezus aan de tempelheren: 'Wat zoudt u doen, gesteld dat Ik toch de Messias zou zijn?' Voorzichtig antwoord van de talmoedist Joram inzake de Messias.

Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel

«« 13 / 33 »»
[1] Door dit krachtdadige weerwoord van de Romeinse rechter keerden allen naar hun plaatsen terug, maar zó onwillig, dat zij er een tijdlang het zwijgen toe deden. Omdat men Mij nu verder kennelijk niets meer wilde vragen,
[2] liep Ik op hen toe en zei: 'Wel, als u Mi) dan verder géén vragen verwaardigt te stellen, zal Ik Mij de vrijheid veroorloven om een vraagje aan u te stellen: zegt u mij eens -maar dan wel helmaal eerlijk -wat u zoudt doen in geval Ik toch in alle ernst de beloofde Messias zou zijn, waarover gisteren in hoofdzaak is gesproken?'
[3] Een knorrige oude hoofdijveraar voor de tempel zei nu: 'Jongen, jongen, neem je toch in acht tegenover Jehova's tempel; let op je woorden en uitspraken hier op deze heilige plaats! Zorg toch dat je niet te ver gaat!'
[4] Mijn antwoord luidde echter: 'Zorgt u daar maar liever zelf voor en ook u allemaal, past ervoor op dat het Huis des Heren door u niet helemáál tot een moordhol wordt gemaakt! Ik ontheilig de tempel geenszins door het stellen van de vraag wat u zoudt doen als Ik ten slot te toch de beloofde Messias zou blijken te zijn! Immers, een dergelijke vraag kan iedereen in eer en deugd aan jullie stellen! Als Ik u dus een hypothetische vraag stel, kunt u Mij ook best een hypothetisch antwoord geven!'
[5] Nu richtte zich de oude talmoedist en grootkabbalist Joram op, en hij zei: 'Bij God is alles mogelijk; maar wij mensen moeten ten zeerste op onze hoede zijn bij het interpreteren van een zozeer alles overtreffende belofte; en wij mogen de vervulling ervan dan pas als echt aannemen, indien alle omstandigheden waarvan de vervulling van die belofte moet vergezeld gaan, zo duidelijk aanwijsbaar zijn, dat een ieder ze, tot zijn stomme verbazing, als het ware met z'n eigen handen grijpen kan!
[6] Wel, beste brave jongen, er zijn bij de profeet Jesaja weliswaar een paar teksten te vinden die op jou van toepassing kunnen zijn, maar wat heeft deze profeet over de beloofde en op komst zijnde Messias niet nog allemaal meer geprofeteerd, dat op jou evenmin toepasselijk is als op mij, alhoewel ik ook een nazaat van David ben, en nauw en meerzijdig aan jouw vader Jozef verwant! Zoals ik óók degene ben, die er het meest toe heeft bijgedragen, dat de tempelpupil Maria zijn vrouw is geworden.
[7] Ik heb dit overigens achtenswaardige echtpaar al meer dan elf jaren niet gezien, en jou, die kennelijk de eersteling bent uit Jozefs tweede huwelijk, had ik nog helemaal nooit gezien! Daardoor weet ik van jou dus ook slechts zoveel, als ik gisteren uit jouw mond en uit die van onze leviet Barnabas, die ook een Nazareeër is, heb vernomen.
[8] Nu zouden jouw bijzondere kwaliteiten, die volgens betrouwbare informaties alles verreweg overtreffen wat ooit eerder welke volmaakte wilskracht en geloofskracht ook aan kennelijke wonderen hebben verricht, wel eens van dien aard kunnen zijn, dat men daarvan uitgaande genoopt wordt om deszelfs bezitter heel bijzonder in het oog te houden. Maar van dat, wat die bijzondere kwaliteiten zouden moeten indiceren, kan bij lange na nog geen sprake zijn als zijnde die onmiskenbare zékerheid; alhoewel, zoals gezegd mag een weldenkend mens en priester ze niet veronachtzamen!
[9] In elk geval zal de Messias net als wij een mens zijn, maar Zijn eigenschappen en hoedanigheden en Zijn bekwaamheden zullen een goddelijk karakter hebben! De eigenschappen die jij op deze leeftijd reeds vertoont zouden van een aard kunnen worden genoemd, die voor je latere volwassenheid inderdaad iets ongehoords doen verwachten. Maar, weet je, ik ben al een erg oude man met veel ervaring, die al vaker bij kinderen op soms zeer jeugdige leeftijd eigenschappen heb ontdekt, waaruit ik concludeerde: kennelijk heeft Jehova ons in dit of dat kind weer een groot profeet verwekt! Maar naargelang die kinderen dan ouder en ouder werden, zijn al die briljante eigenschappen weer verloren gegaan, alsof ze nooit hadden bestaan, en werd het een doodgewoon mens net als wij; ik kan van hen slechts dat getuigen, wat ik gedurende vele jaren van moeizaam waarnemen en ervaren bij alle vlees heb moeten constateren!
[10] De spreuk uit de Heilige Schrift 'In het zweet des aanschijns zult ge uw brood eten!' is dus aan mij, evenals aan ontelbaar vele anderen, wel bewaarheid geworden. En jou, mijn beste neef, zal het wellicht ook nog eens zo vergaan, maar misschien ook niet, wij mensen kunnen dat niet en nooit tevoren als een uitgemaakte zaak vaststellen. Want de mens wikt, maar God beschikt! Wel, beste brave neef, je kunt nu weer je opmerkingen maken, dan zal ik je graag verder te woord staan!'
[11] 'Van heel uw college vind Ik u ook verreweg de aardigste', antwoordde Ik, 'want vannacht hebt u voor Mij tegenover de hogepriester ook al een goed woordje gedaan, waardoor de ogen van de hogepriester door u enigszins geopend werden met betrekking tot de identiteit van Satan, en waardoor hij voor het eerst in zijn leven althans een zweem heeft ervaren van de uiterst belangrijke leer der gelijkenissen. Daardoor begon hij in te zien, dat daden, zoals Ik ze stel, onmogelijk tot stand kunnen komen met behulp van een slechte macht en of kracht!
[12] Hieruit moge u blijken dat Mij ook dat niet verborgen is gebleven wat u -hoe stilletjes en heimelijk ook -met de hogepriester hebt overlegd, zodat u zich ook wel zult kunnen indenken, dat Ik nu heel precies weet, wat de in hevige verlegenheid geraakte hogepriester denkt; die is namelijk doodsbang door Mij aan de kaak te zullen worden gesteld inzake iets, dat voor hem bijzonder onaangenaam zou kunnen uitpakken. Maar dié vrees is een overbodige.
[13] Ja, als Ik Mijn daden zou stellen met behulp van Beëlzebub, zou hij inderdaad allang zijn verraden en veroordeeld bovendien; maar waar Ik al Mijn werken uitsluitend verricht door de goddelijke kracht en macht binnenin Mij, die eeuwig uitsluitend het Goede en nooit het kwade nastreeft, daarom hoeft de opperpriester voor Mij niet bang te zijn: wat Mij betreft hoeft hem geen haar gekrenkt te worden!
[14] Wel, wij hebben tot dusverre de tijd helaas verdaan met zeer veel nutteloze zaken, terwijl we het hoofdthema met wat daarvan de verdere strekking is, geheel terzijde hebben gelaten!'
[15] Toen vroeg Joram: 'Waarin moet dat dan wel bestaan? Spreek jij nu eens fris van de lever, dan zullen wij soepel zijn in onze beoordeling, want ook in jou hebben wij heel wat eerlijke souplesse ontdekt!'
«« 13 / 33 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.