Helena wordt de vrouw van Mathaël.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 119 / 246 »»
[1] Ouran bedankt Mij en Cyrenius heel hartelijk en ook HELENA, die daarop echter vraagt: "Maar mijn vader heeft geen mannelijke nakomeling! Wie zal hem opvolgen om te regeren?"
[2] IK zeg: "Maar allerliefste Helena, heb Ik jullie dan niet een buitengewoon wijze nakomeling gegeven, die je vader tot vicekoning benoemd heeft!? Is die niet naar je zin?"
[3] HELENA antwoordt bijna huilend van vreugde: "Natuurlijk is hij naar ons zin! Maar ik moest het toch vragen om met zekerheid Uw wil, die voor mij alleen heilig is, te vernemen! Heer, vergeef mij dus als ik U soms door die vraag heb beledigd!"
[4] IK zeg: "Maak je maar geen zorgen, want geen mens kan Mij ooit beledigen en jij wel het minst! Maar omdat je Mij nu ergens om hebt gevraagd dat je heel goed ook zonder te vragen had kunnen weten, daarom vraag Ik jou nu ook iets, dat Ik zonder meer ook vóór jouw antwoord al weet!
[5] Kijk eens naar Mathaël! Hij is nu door jouw vader benoemd tot vicekoning en als zodanig door Cyrenius en Mij bevestigd. Hij is een nog jonge man van nauwelijks achtentwintig jaar, zou je hem wel als echtgenoot willen hebben?"
[6] Wat bedeesd slaat HELENA nu haar ogen neer en zegt na een poosje: "Maar Heer voor U is er toch ook niets veilig, al houd je het nog zo in je hart verborgen! U heeft in mijn hart gekeken en beslist daarin ontdekt dat ik Mathaël buitengewoon aardig vind, en nu heeft U mij verraden nog voor ik dat eigenlijk gewild had. Maar omdat mijn hart nu toch reeds verraden is, kan ik Uw heilige vraag niet anders dan oprecht met ja beantwoorden. Ik houd heel veel van Mathaël, maar het is natuurlijk zeer de vraag of hij van mij houdt!"
[7] IK zeg tegen Mathaël: "Vanaf dit punt, vriend, kun jij nu rustig verder praten!"
[8] MATHAËL zegt: "O Heer, hoogverhevene! U bent het grootst in mijn hart als U zo menselijk met ons mensen spreekt! Zou ik deze reine maagd, die met haar hele wezen U toegenegen is, zo intens kunnen liefhebben als ik U, o Heer, liefheb!? Zij is echter een verheven koningsdochter en ik een arme burgerzoon. Ik kom eigenlijk niet eens uit Jeruzalem, deze grote stad die honderd poorten heeft en meer dan tienmaal honderdduizend inwoners telt. Ik kom slechts uit de omgeving en men rekent mij en mijn familie nog niet eens tot de inwoners van de stad! - Daar, daar zit voor mij de moeilijkheid!"
[9] IK zeg: "Wel -wat dan nog? Wie was David dan van huis uit? Wie was Saul? Wie heeft hen dan tot koningen van Israël gezalfd?
[10] Als Ik nu met jou doe wat Ik eens met hen heb gedaan, hoe kun je dan niet van gelijke afkomst zijn als Helena? Denk je dan dat Ik geen macht genoeg zou bezitten om jou direkt op de keizerstroon in Rome te zetten?
[11] De macht en kracht van de ene ons hier ten dienste staande aanwezige engel Raphaël ken je, en ieder moment staan Mij duizend legioenen van zulke engelen ten dienste. Wie zal zich met hen durven meten?! Raphaël alleen is al voldoende om deze aarde in een moment in stof te veranderen, laat staan een keizer van Rome te onttronen en een ander welgemoed op de troon te zetten. Maar zoiets gebeurt nu niet, hoewel het Mij aan macht daartoe nooit zou ontbreken, want Ik weet waarom Ik ook de tegenwoordige keizer op de troon van Rome laat. Maar op gelijke wijze heb Ik ook de onbeperkte macht om jou te geven wat Ik wil en je te maken tot wat Ik wil; wie zal ons dat betwisten?!
[12] Kijk, Gods macht gaat verder dan de macht van een aardse koning! Of ligt het leven van een koning niet evengoed in Mijn hand als dat van een bedelaar? Eén zuchtje van de wil van Mijn geest, en de gehele schepping bestaat niet meer! Vriend, maak je dus maar geen zorgen! Wat Ik zeg, is voor de eeuwigheid gezegd, en waarvoor Ik iemand uitkies, dat is en blijft hij onbetwist en onaantastbaar. Ik alleen ben de Heer en doe alles volgens Mijn geheel eigen liefde en wijsheid, en niemand kan met enig recht tegen Mij zeggen: 'Heer, waarom doet U dit of dat?' Ja, wie Mij in de liefde van zijn hart vraagt, die zal Ik in zijn hart wel een bevredigend antwoord geven, maar wie met Mij zou willen redetwisten, krijgt geen antwoord, maar alleen een oordeel! Wees jij dus maar rustig. Als Ik je koning maak, ben je ook werkelijk een koning en wie tegen je te velde zou trekken, zal vermorzeld worden! Neem daarom de hand van Helena en besef dat zij je lieve vrouw is en blijft!"
[13] Dan staat OURAN op en zegt, vervuld van grote dank: "O Heer, Eeuwige Almachtige, hoe zal ik arm, zondig mens mij U ook maar enigermate ooit op waardige wijze dankbaar kunnen betonen? U overlaadt mij met de grootste genade en weldaden! Wat een grote en voortdurende zorg heeft U van mijn hart afgewenteld!
[14] Hoe moeilijk is het voor een meelevend vader om voor zijn enige, lieve dochter een man te kiezen waarvan men met enige zekerheid vooruit zou kunnen beweren dat hij voor zijn dochter helemaal deugt en dat zij met hem gelukkig zal zijn! Hoe vaak hebben ouders in de huwelijkstempels geofferd voor het welzijn van hun gehuwde dochters en gedacht dat zij daardoor een gelukkig huwelijk zouden verkrijgen, echter maar al te vaak waren alle offers voor niets! De huwelijken werden toch ongelukkig en de getrouwde dochter werd maar al te gauw een echte slavin in plaats van een vriendin en trouwe metgezellin van haar man.
[15] Maar hier gebeurt wat ik van de ouden heb gehoord, namelijk dat de echte huwelijken door de goden in de hemelen gesloten worden. Het spreekt wel vanzelf dat het onjuiste begrip 'goden' helemaal weggelaten moet worden, want als men eenmaal de ene en alleen ware God heeft gevonden, bestaan de gefantaseerde goden niet meer .
[16] Dit huwelijk is dus hier door U, o Heer, Zelf bepaald en bevestigd en ik kan nu met een gerust hart verwachten dat het ook Uw zegen, o Heer, niet zal ontberen, hoewel die natuurlijk door het juiste opvolgen van Uw heilige wil moet worden verdiend, omdat hij anders niet zou worden gegeven.
[17] Helena, lieflijke dochter, had je gedacht, toen wij onze verre reis begonnen met het doel de ware wijsheid en de onbekende god aller goden te zoeken en dan dat alles onze volken te leren en ze daardoor zo gelukkig mogelijk te maken, dat wij beiden hier op dit verlaten, woeste en zeer onaanzienlijke plekje zo onuitsprekelijk gelukkig gemaakt zouden worden?
[18] Zie je, dochter, hoe nu mijn spreuk die ik je zo vaak heb laten horen: 'Wie alles wil vinden, zoeke slechts God alleen!' heerlijk in vervulling is gegaan! Jij zuchtte, toen wij onze stad verlieten met de geheime bedoeling in het hart niet eerder terug te gaan dan wanneer wij de waarheid en de alleen ware God zouden hebben gevonden, en je zei weemoedig: 'Vader, we zullen onze stad en dit mooie land wel nooit meer terugzien!' En ik zei tegen jou: 'Wees gerust, mijn dochter, we gaan toch niet op roof uit en ook niet om een van onze buren met oorlog te dreigen, maar wij gaan om voor ons en ons land het hoogste geluk te zoeken! Geen god en geen macht ter wereld kan dit plan van ons slecht noemen!' Toen werd jij rustiger en wij gingen vol goede moed op reis. Maar ik vraag je of je vanaf dat moment ook maar het geringste vermoeden had van al dat overweldigend goede en dat grote geluk dat wij hier hebben gevonden!"
«« 119 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.