Het werken der engelen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 130 / 246 »»
[1] Dan stapt RAPHAËL naar voren en zegt: "Ik slaap ook niet en toch hebben jullie gezegd dat behalve jullie nu iedereen slaapt!"
[2] ZAHR zegt: "Vriend, dat jij niet slaapt en ook helemaal niet en nooit slapen kunt, dat zal wel ieder mens duidelijk zijn die jou zo goed kent als wij! Je had je die opmerking dus gevoeglijk kunnen besparen. Kijk, beste engel, het is voldoende dat wij mensen nog vaak wat dom zijn, en wij behoeven van jouw kant echt niet geholpen te worden om nog dommer te worden dan wij van nature reeds zijn. Je kunt ons echter gezien je immense wijsheid en ervaring, die ouder is dan het heelal, in menig opzicht uitstekend onderwijzen!"
[3] RAPHAËL vraagt: "Wie ben ik dan, dat ik geen slaap zou hebben?"
[4] ZAHR zegt: " Alsjeblieft, hemelse vriend, gebruik niet zulke hoogdravende taal! Je bent een engel des Heren uit de hemelen, die hier tijdelijk van de Heer een licht lichaam hebt gekregen! Dat lichaam kun je bliksemsnel afwerpen en vernietigen!
[5] Je bent een heel ander wezen dan wij, die lichamelijk nog. steeds sterfelijke mensen van deze aarde zijn. Je bent nooit geboren, je hebt buiten God de Heer nooit zoals wij een vader en een moeder gehad waardoor je verwekt bent. Jij kent sinds ondenkbare tijden alleen maar onmetelijke zaligheid. Smart, leed en droefheid en het bittere berouw ken jij alleen maar van naam, maar niet uit de eigen ervaring. van je wezen en met mensen kun je daarom in alle waarheid helemaal met over aardse, menselijke zaken spreken. Je kunt met ons alleen maar over zuiver geestelijke dingen spreken, die wij van jou ook heel dankbaar zullen aanvaarden, want jij bent daarin thuis, maar over lichamelijke dingen kun jij niet spreken, omdat je nog nooit in een lichaam gejammerd hebt!"
[6] RAPHAËL zegt: "Kijk, kijk, wat jij niet allemaal weet! Ook al zou ik nooit een lichaam hebben gehad, dan ken ik toch beter het lichaam en ieder vezeltje daarin, dan jij ondanks alle ijver in duizend jaar zou kunnen leren!
[7] Moeten wij, engelen, niet voor alles zorgen wat ook maar enigszins te maken heeft met het wezen van een mens, vanaf zijn ontstaan tot aan zijn heengaan van deze aarde?!
[8] Zijn wij het niet die jullie zielen louteren, door in jullie lichaam pijn en lijden te veroorzaken, en het gereedmaken voor de opname van de geest uit God, en zouden wij dan niets afweten van jullie uiteenlopende ziektes en pijnen?! Wat moet er wel in je hoofd omgaan om mij zoiets te kunnen verwijten!?
[9] Neem van mij aan dat ook wij, engelen, verdriet en smart kunnen voelen! En ik zeg je dat wij vaak meer verdriet en smart doorstaan dan jullie, wanneer wij steeds maar moeten ondervinden dat de hardnekkige mensen al onze grote inspanningen onder spot en hoon met smerige voeten vertrappen en ons steeds de rug toekeren.
[10] Vriend, zou jij wel zoveel geduld hebben met een mens die helemaal aan je zorgen was toevertrouwd en die je steeds met de grootste weldaden overlaadde, maar die je daarvoor uitermate verachtte en niets van je wilde horen of weten en bovendien altijd zijn gehele denken en doen erop richtte om van jou, als zijn grootste weldoener en vriend, af te komen, je voor al jouw zorgen en moeite voor zijn heil zo mogelijk nog nadeel te berokkenen, je goede naam in diskrediet te brengen en je voor te stellen als een sluwe verrader!? Zeg me eens, wat -je met zo'n mens zou doen als je zo iemand als Cyrenius zou zijn! Zou je wel geduld genoeg hebben om zo'n booswicht tot aan zijn dood met veel geduld, kalmte en zachtheid te behandelen?"
[11] ZAHR, die grote ogen opzet bij deze woorden van de engel, zegt: "Nee, vriend! Zo'n geduld zou ik van mijn leven niet hebben! Zonder kracht zou ik er al geen geduld voor hebben, laat staan met kracht!"
[12] RAPHAËL zegt: "Zie je, en ik heb zoveel ongelimiteerde macht en kracht dat ik in m 'n eentje deze hele aarde, de maan, de zon en al de voor jouw ogen zichtbare sterren, allemaal verschrikkelijk grote hemellichamen, in een oogwenk zou kunnen verwoesten en geheel zou kunnen vernietigen, en .toch heb ik uit eigen vrije wil altijd zo'n geduld met de onhandelbare mensen van deze aarde!
[13] Maar dat is nog niets en een gemakkelijk te verdragen kwaad; denk je echter het voortdurende, recalcitrante gedrag van satan en zijn engelen eens in, die, terwijl ze zelf heel machtige geestelijke wezens zijn, steeds het loffelijke plan koesteren niet alleen ons, maar ook God te vernietigen en Hem al Zijn macht te ontnemen!
[14] Dat kan natuurlijk in eeuwigheid niet gebeuren! Maar hoe het ook zij, het onuitroeibare, kwade plan is er nu eenmaal en zij houden niet op het ten uitvoer te brengen. Zij lijden daarvoor wel steeds de ergste smart en pijn, die zij zich zelf door hun kwaadwilligheid op de hals halen, maar dat brengt hen niet zo van hun stuk dat zij voor goed hun slechtheid de rug toekeren.
[15] Kijk, wij zien dat alles en hebben de macht hen niet alleen heel gevoelig te straffen, maar ze ook voor eeuwig geheel te vernietigen, zonder dat wij daarover aan God verantwoording behoeven af te leggen!
[16] En toch behandelen wij hen, als onze gevallen broeders, met alle geduld en begrip en leiden alles alleen maar zo, dat hun vrije wil door ons nergens wordt belemmerd, maar altijd vrij is en blijft. Wel verhinderen wij altijd heel zorgvuldig de verdere invloed daarvan. Vriend, wat zou jij dan wel doen onder zulke omstandigheden?"
[17] ZAHR zegt: "Ik zou er als een beer op los slaan en dan zou ik wel eens zien of zulke geestelijke beesten mij niet zouden gehoorzamen, vooral als ik met jouw macht en kracht zou kunnen doen wat ik wilde!"
[18] RAPHAËL zegt: Maar begrijp je nu, dat het bestaan van een engel van God niet zo gemakkelijk is als jij je hebt voorgesteld, en dat ik best enig besef heb van het strikt menselijke en dat ook ken en er daarom met jullie ook over kan praten?!"
[19] ZAHR zegt: "O ja, dat zie ik nu heel goed in. Maar zeg me alleen nu nog of je verplicht bent om hier te zijn of dat dat ook je eigen vrije wil is?"
[20] RAPHAËL zegt: "O ja, ik ben helemaal vrij om jullie meteen te verlaten, maar ik wil bij jullie blijven omdat dat de Heer welgevallig is. Wat de Heer aangenaam is, dat wil ik en daar kan ook God Zelf nooit iets tegen doen, want daarop berust de instandhouding van al het geschapene, waarvan jij ondanks al de voor jou zichtbare, talloos vele sterren nog niet eens het eonste (*) deel ziet, om nog maar niet te spreken van de eindeloze totaliteit en het wezen daarvan!
[21] Maar nu zal de zon weldra opkomen en de Heer komt terug, dus moet ik thans al mijn aandacht weer richten op wat Hij wenst!" *) opm. v. J.Lorber : Een eon is de derde macht van een één met zestig nullen.
«« 130 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.