Floran spreekt met Stahar over de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 160 / 246 »»
[1] Als hij na een paar passen weer bij de zijnen is, vraagt STAHAR hem meteen: "En hoe staat het er mee? Zijn we op de goede weg?"
[2] FLORAN antwoordt: "Volkomen! Daar is geen twijfel meer aan! Hij is wel een mens zoals wij, maar in Zijn wezen bevindt zich iets, dat zich slechts laat voelen, maar niet met woorden laat omschrijven. Als Hij spreekt, klinkt dat, alsof ieder woord meteen eeuwigheidswaarde heeft! Je kunt heel duidelijk aan Zijn woord merken dat het, aangevuld met 'Er zij!', ogenblikkelijk uit zichzelf of ook uit het niets een wereld vol wonderen kan oproepen!
[3] Hij kan Zijn goddelijke wezen niet verbergen en als ik zonder alle eerdere voorbereidingen bij Hem gekomen zou zijn, zou ik Hem meteen gezegd hebben: 'U bent geen gewoon mens, in Uw hart moet de goddelijke oergeest geheel en al aanwezig zijn!'
[4] Maar toch was de wijze voorbereiding erg goed, zodat wij nu gemakkelijk en duidelijk kunnen inzien met wie wij te doen hebben. Hij zal al gauw volgen beloofde Hij mij. Als Hij er is, kunnen jullie je zelf ervan overtuigen dat ik gelijk heb!
[5] Maar nu begrijp ik ook wie het eerst ons gedrag in de stad aan Cyrenius heeft verraden, dat zeker niet zo loffelijk was, -dat wil zeggen: ons gedrag. Maar nu is alles veranderd! Het toeval, waarvan onze Messias Jehova vooraf beslist veel voorzien zal hebben -gesteld dat de nazon van gisteren soms niet helemaal Zijn werk was -heeft ons met één slag vrijgemaakt van het oude juk der domheid. Daarover kunnen wij nu wel erg blij zijn, want wat voor hinderlijke en beledigende dwaasheden zal de loze tempel hierna nog allemaal voor de mensheid uitbroeden, die wij dan weer geheel en al zouden hebben moeten uitvoeren! Maar laat ze nu maar komen! Wij zullen ons Romeinse burgerrecht beslist op zo'n manier onder hun neus duwen, dat hun daarop horen en zien in alle toonaarden zal vergaan!
[6] Aan onze kant staan nu met een verschrikkelijk grote nummer één, de Messias en een engel uit de hemelen, die veel machtiger schijnt te zijn dan degene die eens de jonge Tobias heeft geleid. En wereldlijk hebben wij bij ons een nog belangrijker nummer twee, de opperstadhouder van geheel Azië en een deel van Afrika, die een natuurlijke oom is van de tegenwoordige, regerende keizer van Rome. Ook al zouden ze met de hele hel van Jeruzalem hierheen komen, dan zouden wij hen toch nog net zo de baas worden als de geprikkelde leeuw iedere nog zo sluwe vos de baas kan worden! -Wat vinden jullie nu van dit alles?"
[7] STAHAR zegt: "Niets anders, dan dat het ons nu voor de gehele eeuwigheid goed gaat! Nu ben ik ook voor niemand meer bang! Het is goed en gemakkelijk voor God te strijden, want Gods kracht is een schutsmuur die geen vijand in eeuwigheid kan verwoesten! Maar nu zou ik alleen nog van iemand van jullie willen horen -ook al is het maar zo ongeveer -wat voor nieuw doel wij ons in de toekomst zullen stellen! Heeft niemand van jullie een goed idee? -Wat vind jij ervan, Floran?"
[8] FLORAN zegt: "Daar denk ik nog niet aan en onder de hier gegeven omstandigheden vind ik het niet de moeite waard ook maar vluchtig daaraan te denken! Wij zijn nu bij God en daar zijn wij niet alleen voor deze tijd in goede handen, maar voor de gehele eeuwigheid! Dus, broeder, deze vraag had je je wel kunnen besparen!
[9] Ik maak mij over niets meer bezorgd in deze wereld, want Hij, die wij hier vonden, is voor mij alles boven alles! Wat Zijn wil zal zijn, zal voor alle tijden der tijden mijn toekomst zijn! Want slechts Hij weet precies wat wij zijn, wat wij zullen worden en wat wij in het vervolg te doen hebben om datgene te worden, wat Hij in ons ziet. Daarom is nu iedere ijdele voorzorg van onze kant een dwaasheid. Pas als Hij tegen ons zal zeggen: 'Doe dit of dat!', komt de tijd om ervoor te zorgen dat wij steeds datgene wat Zijn heilige wil ons als plicht opdraagt, geheel volgens Zijn wil zullen kunnen volbrengen. - Kijk, broeder Stahar, dát is de kern van mijn mening!
[10] Maar wees nu stil, want ik zie dat de Heer en Cyrenius zich gereedmaken om naar ons toe te komen! Zorg er voor dat je je in je hart flink houdt, anders verdraag je zijn aanwezigheid niet! Werkelijk, ze komen! Ook de engel en een meisje komen mee; dat meisje zal ook wel een engel zijn!"
[11] STAHAR zegt: "Ah, dat meisje kan geen engel zijn. Want er zijn nog nooit vrouwelijke engelen geweest, zij zullen er ook nooit zijn en kunnen er ook nooit zijn! Daarom kan dit meisje alleen maar een dochter van de een of andere rijke Jood zijn. Een Romeinse is zij niet, naar haar kleding te oordelen. De jongen die Cyrenius bij de hand houdt, is wel een Romein, of misschien wel de jongste zoon van de oude heer. Maar het meisje moet bij nadere bestudering, ook ontzaglijk wijs zijn, want haar vaste en sprekende zachte blik levert daarvoor het onmiskenbare bewijs."
[12] FLORAN zegt: " Ja, ja, ik geef je gelijk. Maar met je bewering, dat er geen vrouwelijke engelen zouden zijn, ben ik het niet helemaal eens! Er zullen bij hen wel geen geslachtelijke verschillen voorkomen, maar verschillen in gemoedsgesteldheid zullen er zeker zodanig zijn dat zij zich ten opzichte van elkaar zullen verhouden, als op deze aarde een goede man ten opzichte van zijn liefste vrouw. Kijk maar eens naar de engel en zeg nu eens zelf of hij er niet eerder als een heel aanvallig meisje uitziet, dan als de een of andere jongeman! Doe hem vrouwelijke kleding aan en dan staat er voor je een meisje Non plus ultra (*onovertreffelijk), zoals de Romeinen zeggen! - Maar houd nu op met dat nutteloze gepraat! Ze zullen meteen hier zijn!"
«« 160 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.