De wegen van de goddelijke leiding.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 162 / 246 »»
[1] IK zeg: "Luister, beste Floran, je hebt je innerlijk al veel meer voor Mij bloot gelegd dan Ik van je verlangde. Maar dat geeft niet en zo was het goed!
[2] Ja, Ik zal aan de gruwelen in Jeruzalem en op andere plaatsen een eind maken, maar dan moeten er velen net zo over denken als jij! Er zijn er nog steeds veel, die in hun grote blindheid nog heel erg aan de tempel hangen en al het heil en iedere hulp vandaar verwachten. Als men deze blinden van vandaag op morgen de tempel zou ontnemen, zouden zij dat niet zien als een zegen van boven, maar als een verschrikkelijk oordeel en daardoor in een vreselijke, wilde vertwijfeling geraken, die dan een veel ergere nasleep zou hebben dan hun tegenwoordige, ontzettende blindheid. Het volk houdt jullie nu voor vertegenwoordigers van de tempel en het ziet jullie als de uitdelers van het heil, waarvan de tempel vervuld is.
[3] Wat wil Ik jullie hier nu mee zeggen? Niets anders dan: Jullie moeten het volk langzaam maar zeker en, als de gelegenheid gunstig is, ook wat sneller, tonen wat de tempel nu is, wat zijn dienaars doen en hoe hun onderlinge geaardheid is !
[4] Maar daarnaast moeten jullie de aandacht van het volk vooral richten op wat je hier hebt gehoord.en gezien, dan wordt daardoor het kwalijke gedrag der tempel en de tempel zelf op de beste en doeltreffendste wijze totaal ondermijnd en deze zal dan geheel in het niet verzinken en zo ophouden te zijn wat hij is. En in zijn plaats zullen de nieuwe tempels van Gods geest komen, waaruit een geheel nieuw Jeruzalem in de hemel gebouwd wordt.
[5] Dit goede werk moeten jullie natuurlijk zo ongemerkt mogelijk aanvangen. Dat kunnen jullie des te gemakkelijker doen, omdat jullie nu helemaal Romeinse burgers zijn geworden en de tempel jullie niet kan aanpakken omdat tussen jullie en de tempel het zwaard van Rome staat en waakt.
[6] Dit is dus al een taak die Ik jullie opdraag. Oefen die uit en het loon zal niet op zich laten wachten, daar kunnen jullie volkomen verzekerd van zijn! -Zijn jullie het daarmee eens?"
[7] STAHAR zegt: "Heer, zullen wij onze oude plaats in Caesarea Philippi weer innemen of zullen wij naar een andere plaats gaan?"
[8] IK zeg: " Jullie moeten hier in Caesarea Philippi blijven en onder de leiding staan van onze gastheer Marcus, die Cyrenius en Ik de macht over deze gehele omgeving zullen verlenen en die dat voor het grootste deel eigenlijk al heeft. Het district van Caesarea Philippi is groot en omvat vele honderdduizenden mensen. Wanneer die eenmaal voorlichting krijgen, zal dat licht zich vanzelf wel verder uitbreiden. Maar het zal van jullie wijsheid afhangen, dat gedaan te krijgen!"
[9] STAHAR zegt: "Heer, dat is allemaal wel goed en best, maar nu is de gehele stad nog een puin en ashoop! We hebben geen huizen en onze synagoge was een van de eerste gebouwen die aan de vlammen ten prooi vielen. Waar zullen wij gaan wonen?"
[10] IK zeg: "Laat dat jullie minste zorg zijn! .Als Ik het wil staat er in een ogenblik een kant en klare wereld voor jullie, Iaat staan zo n stadje! Overigens zal Cyrenius, ondersteund door Mijn genade, wel alles in het werk stellen en dus ook voor jullie onderkomen zorgen. Bovendien zullen de hoge gasten die wij al sinds vanmorgen verwachten, nu weldra hier aankomen en dan zal er nog veel besproken en besloten worden".
[11] STAHAR buigt zich zeer diep en zegt daarna met gedempte stem tegen Floran: "De Almachtige spreekt toch als een mens en dat bevalt mij zeer, maar Hij zou toch de tempel en het overmoedige Jeruzalem wel met één enkele gedachte voor eeuwig uit kunnen schakelen! Waarom dat langzame ondermijnen?"
[12] FLORAN zegt: "Kijk, broeder, dat gebeurt omdat wij beiden nog zo heel nauw verbonden zijn met het geslacht van de ezels, die van de goddelijke orde nog lang geen kaas hebben gegeten! ..
[13] Als je in het voorjaar nog heel groen, onrijp en steenhard fruit ziet hangen, zou je al graag meteen een beetje almacht willen hebben. Dan zou je kunnen zeggen: 'Fiat!' (Het geschiede), en alle vijgen, appels, peren, pruimen en druiven moeten dan ogenblikkelijk rijp zijn! Maar de. almachtige Schepper heeft het heel anders geregeld, hetgeen de dagelijkse en jaarlijkse ervaring Iaat zien. Moeten we daarbij dan soms ook vragen: 'De Almachtige kent toch de behoeften van de mensen, waarom wacht Hij dan zo lang met het rijpen der vruchten?' .
[14] Ook moet een mens jarenlang eerst onvolwassen, dus een dom kind blijven, om pas geleidelijk aan op te groeien tot een mens, terwij1 de mus veertien dagen na zijn geboorte al een heel volwassen mus is en heel goed thuis is in zijn luchtige huishouding. Ja, de meeste dieren zijn meteen bij de geboorte al uitstekend toegerust voor hun. huishouding, -en de mens heeft wel twintig jaar nodig om zich een beetje in de goede wereld thuis te gaan voelen! Hij, de kroon der schepping, moet het langst wachten om dat te zijn waarvoor hij bestemd is! Zou hij dan ook met kunnen zeggen: 'Heer, Almachtige, waarom heeft U nu juist voor de mens, Uw lieveling, niet beter gezorgd, -waarom moet nu juist de opgroeiende mens zo lang wachten tot hij een mens wordt?!'
[15] Kijk, zo gebeurt het reeds in Gods orde die ons nu zeker nog heel onbegrijpelijk voorkomt, en daarom zal het wel op overeenkomstige wijze in zijn orde thuishoren dat wij de tempel slechts geleidelijk moeten ondergraven. Want een plotselinge verwoesting zou de vele blinden voor wie de tempel nog steeds alles in alles is, in de grootste vertwijfeling storten, - wat veel erger zou zijn dan het nog enige tijd dulden van het bedrog van zijn boosaardige dienaars!
[16] Weetje, ik heb wat dat betreft de wil van de Heer vrij goed onderkend en ik begrijp niet, dat jou dat zo helemaal is ontgaan! Ik heb ook niet begrepen dat je de Heer dorst te vragen naar ons wereldse onderkomen! Is het dan niet voldoende dat Hij zei, dat wij die bepaalde dingen moesten doen?! Het is toch van oudsher bekend dat degene die mij werk opdraagt, mij ook zal onderhouden! Als zelfzuchtige mensen dat al doen, hoeveel te meer zal de Heer van hemel en aarde dat doen, zonder dat wij Hem daarom hoeven te vragen!
[17] Zie je, dat was wel erg menselijk van jou, beste broeder! Want door zo'n vraag gaf je duidelijk blijk van je nog veelzijdig ongeloof en met recht kan bij jou niet anders verondersteld worden dan dat je nog een grote mate van ongeloof bezit, hetgeen je nu voor eens en altijd moet afzweren!"
«« 162 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.