De vrijheid van de menselijke ziel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 17 / 246 »»
[1] "Kijk, jij bent de verantwoordelijke persoon voor alle wetten; alle macht en alle gezag van Rome in geheel Azië en een deel van Afrika en toch bepaalt hier Mijn wil of de misdadigers veroordeeld of vrijgelaten worden en tegen Mijn wil kun je niets doen.
[2] Zo zou Ik ook alle mensen van de wereld door Mijn wil kunnen dwingen om goed te doen, maar dat zou tevens een oordeel zijn waardoor de vrije mens een machine zou worden.
[3] Toch ben jij geen machine, omdat je inziet dat hetgeen je op Mijn aanraden doet alleen maar geheel volgens de orde van God en dus juist is; en begrijp je iets nog niet, dan vraag je het en dan handel je naar eigen inzicht. Dat is dan geen dwang van buitenaf, maar van binnen uit en behoort helemaal tot de vrije levensorde.
[4] Want als Mijn wil je dwingt, ben je een gebonden slaaf, als je eigen wil je echter dwingt, ben je vrij; want je wil doet voortaan dat wat je verstand, het licht van de ogen van je ziel, slechts als waar en goed ziet! Maar met de wereld zou het anders zijn als zij gedwongen werd om Mijn wil op te volgen; zij zou vooraf niet beseffen wat alleen maar goed en waar is en haar manier van doen zou dan op dat van de dieren blijken en eigenlijk nog minder zijn dan dat. Want het dier staat op een dusdanige trap dat een dwang die in zijn aard is ingeprent, geen verdere morele schade kan veroorzaken aan zijn ziel, omdat de ziel van een dier nog lang niet toe is een vrije morele wet. Maar de ziel van de vrije mens zou door een innerlijke, mechanische dwang in haar wezen zeer grote schade lijden, omdat het onder het oordeel staande dierlijke geheel in tegenstelling tot haar vrije zedelijke natuur zou zijn.
[5] Hieruit, mijn beste Cyrenius, kun je nu hopelijk wel heel duidelijk zien waarom Ik steeds uitwijk voor degenen die Mij vervolgen en hen waar en hoe maar mogelijk uit de weg ga, niet om Mij voor hun onmachtige woede te beschermen, maar om hen, die ook Mijn blinde en dwaze kinderen zijn, voor de eeuwige ondergang te bewaren.
[6] Als Ik echter ergens mensen zie die Mij vervolgen, maar zelf toch wel een betere aard hebben en door een juist geesteslicht de waarheld en het zuiver goede kunnen herkennen, dan loop Ik niet voor hen weg maar Iaat ze tot Mij komen, waar zij dan voorlichting krijgen, hun nacht en oordeel inzien en mensen worden volgens Gods orde. Een sprekend voorbeeld daarvan gaven je zoëven de dertig jonge, maar lichamelijk sterke achtervolgers van Mijn gevreesde persoon. Ik zou ze zeker niet hierheen hebben laten brengen als Ik hun harten niet deugdelijk voor Mij had bevonden toen zij hier nog ver vandaan waren,
[7] Wel werden de natuurkrachten door Mijn wil gedwongen om hen hierheen te brengen, maar daardoor werd hun ziel niet gedwongen. Nu ze echter hier zijn krijgen ze onderricht, hun verstand wordt helderder en zij zullen dan zeker in vrijheid datgene kiezen waar hun ziel baat bij heeft.
[8] Kijk, het is nu bijna zover dat de stralen van de zon over de horizon zullen komen en nog niemand van jullie heeft er aan gedacht om te zeggen dat hij nachtrust nodig had! Hoe komt dat? Wel, omdat Ik het nu zo wens! Maar ook dat is geen dwang van de ziel, maar alleen van de materie, die nu langer dan normaal diensten aan de ziel moet verlenen. Deze dwang heb Ik, hoofdzakelijk terwille van deze dertig, jullie en Mijzelf opgelegd en niemand van jullie zal kunnen zeggen dat hij slaperig en moe is. Door ons waken hebben we echter dertig broeders op tweeërlei wijze gered: lichamelijk en geestelijk. Onze moeite en ons waken is daarom rijkelijk beloond en zal later nog meer beloond worden; een uiterlijke dwang is daarom zeker voor geen enkele ziel schadelijk. Als Ik de zielen echter met geweld in het juiste licht gezet zou hebben, zouden ze er nu als zuivere machines bijstaan en geen van hun handelingen zou méér waarde voor hen hebben dan de gebruikswaarde die een machine of een werktuig voor zichzelf heeft.
[9] Wat heeft bijvoorbeeld een hak eraan dat zij goed snijdt en een zaag, dat zij goed scheidt? Dat heeft alleen maar waarde voor de mens, die een vrij en kundig bewustzijn heeft en kan onderscheiden wat dienstig, goed en nuttig is. -Wat heeft een blinde aan licht en een lamme aan een baan om hard te lopen? Alleen diegene heeft ergens nut van, die ten eerste het nodige zelfbesef heeft en vervolgens alles weet over de behoefte, het gebruik, de toepassing en het daaruit voortvloeiende, nuttige gebruik.
[10] Zo staat het ook met het geestelijke licht. Het kan en mag vanwege de heilige wilsvrijheid van de mensen niemand heimelijk met geweld worden ingegeven, maar het licht moet vrij ergens worden neergezet waar iedereen het kan zien. Wie het wil gebruiken, kan het ongehinderd gebruiken; wie dat niet wil, kan het, zonder zijn vrije wil te schaden, laten staan, zoals dat ook het geval is met het licht van de zon dat de dag aankondigt. Wie het wil gebruiken, gebruikt het voor een of ander werk, wie tijdens al het heldere daglicht van de zon echter niet wil werken, mag dat ook en niets ter wereld zal daar schade van ondervinden. Want het licht dwingt geen met een vrije wil begiftigde zielom iets te doen.
[11] Ik heb macht genoeg om jullie inzichten te veranderen en van jullie vrije wil een aan alle kanten gebonden lastdier te maken en dat lastdier zal heel deemoedig rondlopen volgens de besturing van Mijn almachtsleidsel; maar inwendig zal het dood zijn. Als Ik jullie echter onderricht geef en het juiste licht laat zien en geef, dan hebben jullie daarbij de vrijheid en je kunt het licht aannemen of negeren. -Begrijp je dat, Mijn beste Cyrenius?"
[12] CYRENIUS zegt: " Ja, nu begrijp ik ook dat en ik geloof nu de reden te zien waarom U, o Heer, de eenvoudige staat hebt gekozen om de mensen te leren over hun ware bestemming en hoe zij die kunnen bereiken. Opdat men daarnaast echter speciaal voor deze zaken een krachtiger geloof en een helderder inzicht en overtuiging krijgt, doet U ook nog dingen die U alleen mogelijk zijn, waardoor Uw woorden nog meer gewicht en een intensiever licht krijgen. En zo geschiedt alles wat U doet voor de ware levensheiliging van de mensen volgens vaste lijnen en Uw handelen en gedrag komt mij bijna voor, als had U het al van eeuwigheid her zo voorzien. Wat dit betreft kan ik Mij ook vergissen, maar dat geloof ik eigenlijk amper."
[13] IK zeg: "Nee, nee, je vergist je helemaal niet; want een goddelijke orde moet eeuwig zijn! Als zij niet eeuwig zou zijn, was zij ook geen orde en geen waarheid; want een waarheid moet eeuwig waarheid zijn en blijven en moet daarom ook van eeuwigheid her zo voorzien zijn. -Maar nu over iets heel anders!"
«« 17 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.