De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 182 / 246 »»
[1] Nu kom IK weer helemaal wakker overeind,en zeg met een heel vriendelijk gezicht tegen Philopold: "O, helemaal met!
[2] Jouw beschouwing over het verschil tussen een engel en een waar mens van deze aarde is heel juist. Het is precies zoals jij het hebt begrepen en zo voortreffelijk hebt uiteengezet. Mijn lichte sluimer was alleen maar een gevolg van lichamelijke vermoeidheid, want wij hebben nu bijna twee volle nachten gewerkt!
[3] Maar omdat jij nu toch al zo'n platonische. wijze bent, geef jij dan nu eens de werkelijke verklaring voor Mijn afdaling in het vlees van deze aarde!
[4] "Dat Mijn geest is en eeuwig was, dat weet je. Ik heb echter ook een lichaam van vlees en bloed, net als de andere mensen, dat zie je en voel je net zo goed als allen hier aan tafel.
[5] Waarom deed Ik een sterfelijk omhulsel om? Waarom bekleedde de diepste grond van al het bestaan en leven zich met het omhulsel van de duidelijkste sterfelijkheid?! Moet dat zo zijn, of is dat alleen maar een of andere gril van die eeuwige, goddelijke geest, die in Mij is, verblijft en werkt? -Als je Mij dat tot volle tevredenheid kunt uitleggen, zal je reeds in dit leven een wijsheidsprijs uit de hemelen te beurt vallen!"
[6] PHILOPOLD zegt: "Heer, eerlijk gezegd vermoed ik het en in mijn levensnacht zie ik het schemeren als heel vroeg in de ochtend. Kennelijk schenkt Uw genade mij dat, o Heer! Ja, ik voel de eindeloze grootheid van hetgeen aanschouwelijk gemaakt moet worden, maar woorden ontbreken mij daarvoor!
[7] Aeonen aardse wijsheidsvolzinnen zijn niet in staat dit te omschrijven. Je zou een aparte, geestelijke taal moeten hebben, die allen zouden moeten begrijpen, anders zou men voor dovemans oren spreken.
[8] Maar hoe zou je ten eerste aan zo'n taal moeten komen en hoe zou je ten tweede de mensen een goed begrip daarvoor kunnen bijbrengen?! Kijk, o Heer, dat zijn naar mijn mening zeer belangrijke voorwaarden, zonder welke een uitleg op zo'n hoog wijsheidsniveau volkomen onmogelijk is!
[9] Desondanks voel ik heel levendig de grote en heilige, wonderbaarlijke waarheld in mij. Daarnaast voel Ik echter ook de totale onmogelijkheid om met onze armzalige woorden, deze grootste en heiligste van alle waarheden ten behoeve van een goed begrip behoorlijk te omschrijven. U zult, o Heer, deze reden goedgunstig willen aanvaarden en mij daarom willen ontslaan van zo'n buitengewoon moeilijk~ en diepzinnige, wijsgerige beschouwing!"
[10] IK zeg: " Ah, dat is niets. Er is heus niet zoveel voor nodig als je denkt! In het verstand, waar de ziel gewoonlijk haar wijsheid opdoet, zul je hiervoor wel moeilijk de geschikte woorden vinden, maar in je hart, dat de drager van de geest uit het hart van God is, des te beter
[11] Zoek daar en je zult vinden dat ook de grootste wijsheid met de eenvoudigste en bescheidenste woorden van de wereld veel beter en voor iedereen begrijpelijker uiteengezet kan worden, dan met de verheven woorden van Salomo's wijsheid! Wat heeft diens Hooglied voor zin als je het bij de duizendste keer dat je het leest, net zo min begrijpt als bij de eerste?!
[12] Maar Salomo móest zo schrijven, omdat het toen nog niet de tijd ervoor was de onbekwame mensen, die in hun hart nog totaal geen geest hadden, de diepste geheimen van de hemel geheel te onthullen. In plaats daarvan mocht hij slechts zeer bedekt toespelingen maken, om de zielen attent te maken op dat wat komen moest. Maar er was geen sprake van begrip.
[13] Want Salomo begreep van zijn hooglied net zo veel als jij. Als hij het begrepen zou hebben, zou hij niet gezondigd hebben en geen volleerd afgodendienaar en duizendvoudig echtbreker zijn geworden.
[14] Maar wat hij door de geest van God, die op zekere momenten zijn ziel verhelderde, heeft geschreven, is toch zuiver Gods woord, -maar niet gegeven om begrepen te worden door de hersenen, maar door de daartoe in staat zijnde goddelijke geest in het hart. Die werd echter pas in deze tijd, sinds Mijn komst, bij wijze van uitzondering in het hart van een beperkt aantal mensen gelegd, opdat zij Mij zouden herkennen, verstaan en begrijpen terwille van zichzelf en ook van vele andere nog geestloze mensen.
[15] In jouw hart is de genoemde geest ook al als een embryo in de moederschoot gelegd. Je behoeft dus maar wat in je hart rond te kijken, dan zul je de goddelijke geest al in je vinden en die zal je dan wel woorden lenen waarmee je gemakkelijk hier aan deze tafel kunt verklaren wat Ik je heb gevraagd."
[16] PHILOPOLD zegt: "Heer! Dat zal allemaal wel juist zijn en het kan ook wel zo zijn dat ik daarvoor de sleutel in mijn hart vind, maar voor U, o Heer, zou het toch een heel kleine moeite zijn, ons dit grote geheim te onthullen en daarbij zouden wij beslist heel aandachtig toehoren. Voor mij zal het echter een ontzettend zwaar karwei worden en uiteindelijk kan ik dan nog welverdiend worden uitgelachen!"
[17] IK zeg: "O, helemaal niet. Ten eerste houdt Mijn orde in, dat, wil iets voor jullie een levensdoel te hebben, het juist ook door jullie mensen ten opzichte van Mij vrij ontwikkeld en aanschouwelijk gemaakt moet worden en ten tweede is die zaak zeker niet zo moeilijk als jij je met je verstand voorstelt. ...
[18] Ik zou het jou en de anderen best kunnen vertellen en Je zou MIJ desnoods ook begrijpen, maar jullie ziel zou dat dan, net zoals al het andere, voornamelijk in je hersenpaleis opslaan, waar het dan door de geest in jullie vrijwel geen nut zou hebben. Want wat de ziel in haar hersenpaleis bewaart, sterft en vergaat mettertijd samen met de hersens. Wat voor nut kan de geest dan ontlenen aan datgene wat vergaan is en niet meer bestaat?!
[19] Als je je hart echter gebruikt om dat te ontwikkelen, blijft het ook voor eeuwig in diegene die zelf eeuwig is, namelijk in je geest en door hem ook eveneens voor eeuwig in je ziel. Wat de hersenen echter in zich opnemen, vergaat en van alle wereldse kennis blijft er niets in de ziel over als zij eenmaal het lichaam heeft verlaten.
[20] Daarom moeten jullie allen van nu af aan alles in het hart opnemen en alles ook in het hart ontwikkelen en uitwerken, want wat de hersenen produceren is alleen geschikt voor het vergankelijke leven van deze wereld en voor het sterfelijke lichaam.
[21] Ziel en geest hebben dit alles niet nodig. Zij behoeven geen aardse bekleding, geen woonplaats, geen akker en geen wijngaard. Alle zorg, voortvloeiend uit de kennis der hersenen, is gericht op het voldoen aan de lichamelijke behoeften, die bij de mensen jammer genoeg zo'n hoge graad bereikt hebben, dat zij door het grootste deel der mensheid nooit geteld en nog minder bereikt kunnen worden.
[22] Het aardse hersenverstand kan daarom onmogelijk ooit iets zuiver geestelijks opnemen en begrijpen, omdat het de mens alleen maar gegeven is voor de noodzakelijke verzorging van zijn lichaam. Slechts de goddelijke geest in het hart kan dat. Hij moet daarom al vanaf het begin worden geoefend. Als hij maar eenmaal enige vastheid heeft bereikt, is daarmee de juiste levensorde al zo goed als geheel ingesteld. Probeer jij nu dus maar dat, wat Ik van je verlang, te ontwikkelen en dan zal je geest daar veel voordeel van hebben!"
«« 182 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.