De vrije wil van de engel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 244 / 246 »»
[1] MUREL zegt: "Dat zou allemaal wel heerlijk, goed en mooi zijn, als je maar wist waarover! Wat zou je er van denken als onze goede, hemelse vriend ons iets vertelde over de morgenster? Want als wij leraren worden van het levende werk van God, kunnen wij nooit teveel over alle mogelijke zaken weten! Want wij zullen te maken krijgen met allerlei soorten mensen, die van alles aan ons zullen vragen. Als wij niet in staat zijn hun voldoende opheldering te geven, zullen zij bij ons weggaan en ons bespotten en verachten, maar als wij hun alles voldoende uit kunnen leggen, zullen zij daarna ook naar andere zaken luisteren en ons evangelie aannemen! Philopold, wat zou jij iemand antwoorden die je vroeg, wat nu precies de morgenster was?"
[2] PHILOPOLD zegt: "Vriend! Dan zou ik hem er op wijzen dat hij dat zelf en door eigen waarnemingen te weten komt, als hij zijn leven zal inrichten volgens de hemelse heilsleer. Doet hij dat echter niet, dan helpt al mijn uitleg hem ook niet, omdat hij zich van dat alles niet zou kunnen overtuigen. Met het blinde geloof is trouwens niemand gediend. Vandaag gelooft hij het, maar morgen komt hij iemand tegen die hem meer overtuigt en dan gelooft hij die op zijn woord, natuurlijk met even weinig nut voor zijn leven als toen hij de dag ervoor óns geloofde.
[3] De mens moet daarom zover gebracht worden dat hij het wezen van de dichtbijzijnde en ook van de verre dingen, in zichzelf ziet, zich daar bewust van wordt en deze dan in het levende licht van zo'n innerlijk bewustzijn bekijkt. Als hij het zóver heeft gebracht, wat echt niet onmogelijk is, heeft hij van ons daarover geen onderricht nodig!
[4] Naar mijn mening doen wij genoeg, als wij de mens de enig ware en duidelijke levensweg laten zien. Al het andere komt dan wel vanzelf, zoals ook onze hemelse vriend zo mooi heeft aangetoond dat men in zekere zin slechts de juiste vrucht in een akker behoeft te leggen, waarop deze dan uit zichzelf voortbrengt en tot wasdom komt. Maar voor ons zelf en voor ónze bemoediging kan de hemelsbode ons net zo goed de ogen openen voor het zien van de morgenster, als hij eens door de gal van een vis de oude Tobias de ogen heeft geopend, want hij lijkt mij dezelfde Raphaël te zijn, die eens de jonge Tobias heeft geleid!"
[5] MATHAËL zegt: "Je zou best gelijk kunnen hebben! De namen zijn gelijk en de wijsheid eveneens, en in dat geval is onze hemelse vriend een echte oogarts en kan hij ons de morgenster best wat nader belichten als hij wil en mag! Want bij hem hangt alles heel sterk af van de wil van de Heer. Zelf heeft hij geen eigen wil zoals wij onze volkomen eigen en vrije wil hebben."
[6] RAPHAËL merkt dan op: "Je hebt heel mooi gesproken, maar in de aard der zaak is ook mijn wil niet zo gebonden als jij denkt! Ik ben ook een vat en niet alleen maar een zuivere uitstraling van de goddelijke wil. Ik voel heel goed wat ik wil en daarnaast wat de Heer wil.
[7] Ik neem de wil van de Heer echter gemakkelijker, duidelijker en sneller waar, dan jullie mensen, en dan maak ik mijn wil met de snelheid van de gedachte geheelondergeschikt aan de wil van de Heer, en daardoor moet ik dan evengoed gezien worden als een zuivere uitstraling van de goddelijke wil. Ondanks dat, heb ik toch een geheel vrije wil, en ik zou net als een mens tégen de wil van de Heer kunnen handelen. Dat is echter toch niet mogelijk, omdat ik de wijsheid in zo'n grote mate bezit dat ik, zelf licht zijnde uit het goddelijke oerlicht, te veel de eeuwige, onveranderlijke rechtvaardigheid van de goddelijke wil als het allerhoogste levensgoed van alle mensen, engelen en werelden erken, en daarom uit eigen overtuiging slechts de duidelijk herkende, goddelijke wil tot uitvoering breng, en dan de mijne altijd volkomen ondergeschikt maak aan de goddelijke.
[8] Als jullie dus willen dat ik jullie de morgenster onthul, die de heidenen 'Venus' noemen, kan ik dat volgens mijn eigen wil wel doen, als de wil van de Heer daar niet tegen is. Zou dat het geval zijn, dan zou ik jullie zeker geen uitleg geven. Wat ik tegen jullie zeg, is dus afkomstig uit mijn kennis en wijsheid, die echter natuurlijk geen andere kan zijn dan de goddelijke, omdat mij steeds alleen maar de goddelijke wil doorgloeit, die mij laat handelen en spreken. Als jullie dus de morgenster naar aard en werkelijkheid willen kennen, wil ik jullie dat plezier wel doen en hem aan jullie laten zien." -ALLE DRIE zeggen: "Doe dat, lieflijke, hemelse vriend!"
«« 244 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.