Mathaël over de weg naar het ware leven.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 31 / 246 »»
[1] CYRENIUS zegt: "Goed dan, laat maar horen, hoewel ik streng zal oordelen!
[2] Zeg mij dan, wijze Mathaël, als het met het leven in het algemeen zo staat als jij voorheen met zulke scherpe argumenten hebt uiteengezet, wat staat dan al die miljoenen te wachten die van dat alles niets weten en de vele miljoenen die in de toekomst na ons ergens op de grote aarde geboren worden en er ook niets van zullen vernemen; hoe staat het bij al die mensen met hun eeuwige leven?"
[3] MATHAËL zegt: "Heel goed! Die hadden ook allemaal een leer die voldoende was om de fantasie van de ziel actief te houden. Mettertijd wortelt de ziel in zo'n fantasie en leeft daar vervolgens in als in een droom en in die droom kan zij duizenden jaren leven.
[4] Maar dat is nog lang geen echt eeuwig leven. Dergelijke zielen moeten tenslotte, als zij tot een echt eeuwig leven willen komen, in de zogenaamde geestenwereld veel groter strijd leveren en grotere beproevingen doorstaan dan qe strijd, waar ik voorheen slechts zijdelings gewag van maakte.
[5] Wie hier echter deze weg gaat, weliswaar onder de nodige inspanningen en met ware wijze levensernst, bereikt al in weinig jaren in alle waarheid, duidelijkheid en met volle zekerheid het eeuwige leven, hetgeen hij elders door de slaperige instelling van de ziel pas na enige honderden, of zelfs na vele duizenden jaren pas kan bereiken, als het goed gaat. Maar als er ook maar iets fout gaat, kan een hier of elders geheel bedorven ziel ook aeonen na aeonen genieten van een zeer miserabel droomleven, waarin zij behalve zichzelf en haar zeer miserabele fantasiebeelden niets waars of reëels, of iets buiten zichzelf te zien krijgt. Ondanks dat doet zij toch bittere ervaringen op, die haar leren dat zij omringd is door louter vijanden waartegen zij zich niet kan verweren, omdat zij die net zo min kan zien als op deze wereld een stekeblinde kan zien waarvandaan de vijand komt of waar andere gevaren hem wachten!
[6] Maar een stekeblind mens is ondanks al zijn blindheid toch niet geheel zonder licht, want de fantasie van zijn ziel vormt voor hem toch steeds een bron van licht en de blinde ziet dingen die, doordat ze enigszins verlicht zijn, er als natuurlijke dingen uitzien, maar zij zijn niet blijvend en het licht daarvan ook niet. Soms is het helder, dan weer erg wazig en vaak verdwijnt het ook helemaal, zodat zo'n blinde dan echt gedurende enige tijd geheel zonder licht en werkelijkheid is.
[7] Wel, bijna net eender vergaat het een ziel als zij volledig is afgezonderd. Zij heeft dan weer licht en dan weer duisternis. Licht noch duisternis ziet de ziel echter als een realiteit, maar slechts als een tijdelijke afschaduwing van datgene wat de ziel, zonder het te weten of te willen, opneemt uit de sfeer rondom haar, zo ongeveer als waarop een aan het gras hangende dauwdruppel het beeld van de zon in zich opneemt. De druppel is nu wel verlicht, maar zijn bewustzijn gaat niet zo ver dat hij met inzicht zou kunnen waarnemen waar vandaan het licht zijn lichaam is binnengedrongen.
[8] Wat ik je hier uit naam van mijn vier broeders zei, heeft te maken met onze ervaring, die gepaard gegaan is met veel lijden, en die al het schijnbare leven scheidt van het werkelijke, echt vrije, zelfstandige leven.
[9] Jij hebt hier een passief en onvrij en een actief en daarom geheel vrij, goddelijk leven voor je. Het hangt nu van je wil af of je het ene of het andere wilt. Zo staan de zaken er nu eenmaal voor en geen god kan andere, geldige levensomstandigheden voor je opstellen.
[10] Ik wil je nog wat zeggen: Mijn ziel, waarvan de innerlijke waarneming steeds helderder wordt, is nu zelf in staat om de Heiland te zien en te herkennen die haar pas kortgeleden door de macht van Zijn vrije, goddelijke leven heeft vrijgemaakt van een aantalonzichtbare vijanden van het hogere, vrije leven. Kijk, in Hem is méér dan in het hele zichtbare, geschapen heelal.
[11] Maar Hij, het eeuwig al Zichzelf bewuste middelpunt van al het bestaan en al het leven, wil nu Zijn leven en daardoor het leven van alle mensen, door Zijn leven nog meer bevestigen. Dat zal Hij echter slechts bereiken door een ongelooflijke zelfverloochening. Hij zal Zijn huidige leven geven om daardoor de eeuwige heerlijkheid van al het leven voor Zichzelf en zodoende ook voor alle mensen binnen te gaan. Dan pas zullen alle schepselen als het ware een ander gezicht en een andere innerlijke orde krijgen. Maar toch zal de regel blijven gelden: leder neme de last van de uiterlijke ellende op de eigen schouders en volge Mij na! -Begrijp je dat nu?"
[12] CYRENIUS zegt nog wat mismoedig: " Ja, ik begrijp je goed en kan er niet omheen, toe te geven dat je de waarheid hebt gesproken, maar desondanks is het moeilijk om zulke levensvoorwaarden aan te horen!"
«« 31 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.