Ik ben de waarheid, de weg en het leven.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 44 / 246 »»
[1] SUETAL is helemaal stom van verbazing en hij vraagt aan Julius: "Heer, het is niet te begrijpen waar deze mens die wijsheid vandaan heeft! Ik ken hem toch nog goed van de tempel en daar liet hij allerminst iets van wijsheid merken! Toen wij tesamen met hem uit Genezareth per schip hierheen zijn gebracht, was hij ten prooi aan een ontzettende razernij en zag hij er over 't algemeen niet menselijk uit. Sinds die tijd zijn er maar nauwelijks vier en twintig uur voorbij en nu is het niveau van zijn wijsheid zo hoog dat geen Salomo in al zijn wijsheid daarvan ooit ook maar gedroomd zou hebben! Vertelons toch, wat er met hem is gebeurd. Hoe werd hij zo verlicht van geest?" Hoe werd hij zo verlicht van geest?"
[2] JULIUS zegt: "Weten jullie dan niet dat bij God alle dingen mogelijk zijn? Pas datgene, wat hij jullie nu heeft gezegd, in de praktijk toe, dan zullen jullie zelf wel ondervinden hoe een mens in zo korte tijd zo'n graad van wijsheid kan bereiken! Ex trunco non fit Mercurius (Een boomstronk zal nooit een Mercurius worden) zegt reeds een Romeins spreekwoord; een stronk is onbeweeglijk en er is geen activiteit aan te bekennen, terwijl in de figuratieve godenleer van de Romeinen geen god zo druk bezig was als Mercurius. Met Mercurius wordt hier dus zeer druk bezig zijn bedoeld en met een boomstronk de grootst mogelijke passiviteit; daarom zal een boomstronk nooit een Mercurius worden. Het wijze woord zegt dan ook, dat je geheel en al bezig moet zijn om tot de ware wijsheid te komen, een andere bekende weg daarheen is er niet. Zij is niet net als een andere wetenschap te leren, maar is alleen maar te verkrijgen door het ware bezig zijn volgens de leer der wijsheid.
[3] Als jullie dus precies te weten willen komen, hoe Mathaël tot die wijsheid is gekomen waarover jullie je nu zo verbaast, dan moeten jullie zelf eerst in jezelf diezelfde weg vol inspanningen naar de wijsheid inslaan, anders is al jullie vragen tevergeefs en ook ieder antwoord op jullie vraag."
[4] SUETAL zegt: "Dat is allemaal goed en best, maar waar staat die weg goed herkenbaar aangegeven?"
[5] JULIUS antwoordt: "Het is nog geen middag en tot de avond is er nog ruimschoots tijd, in die tijd zullen jullie nog heel wat horen en meemaken en de weg zal jullie duidelijk worden uitgelegd. Overdenk nu echter wat je hebt gehoord, dan zal alles wat er nog volgt goed te begrijpen zijn. Hiermee zijn jullie nu ook vrij en zonder straf verklaard, maar heb nooit weer de neiging om je ooit tegen ons te keren, want dan zou het jullie wel eens slechter kunnen vergaan dan nu!"
[6] Na deze woorden doet Julius enige passen in onze, namelijk Mijn en Cyrenius', richting en vraagt Mij of de behandeling en het oordeel helemaal in orde was.
[7] En IK zeg: "Is je hart er tevreden over, dat wil zeggen, de innerlijke stem van de liefde in je hart? Wat zegt die?"
[8] JULIUS antwoordt: "Er heerst daarover de grootste tevredenheid en tevens echte zorg om deze mensen op de goede levensweg te brengen!"
[9] IK zeg: "Nu, in dat geval is alles helemaal in orde en zal er met deze mensen zeker veel goeds bereikt kunnen worden. Maar natuurlijk zullen zij nog menige kleine proef moeten ondergaan. Dat jullie hen in het vreemdelingenlegioen opnemen is goed, maar jullie moeten hun voldoende gelegenheid geven om op de onderkende heilsweg verder te kunnen gaan. De vijf, met Mathaël aan het hoofd, moeten jullie over het legioen verdelen. Zij zullen jullie allen in Mijn naam goede diensten bewijzen en in korte tijd hun innerlijke wijsheid op de juiste wijze toepassen. Maar voorlopig mogen zij zich niet in Galiléa ophouden, want het zal niet zo erg lang duren voor de tempel er lucht van krijgt dat zo'n zeven en veertig leden hem de rug hebben toegekeerd en door Herodes zal de tempel jacht op hen laten maken. Als ze echter niet in Galiléa en ook nergens anders gevonden worden, zullen de speurders onverrichter zake weer terugkeren. Men zal dan de zeven en veertig als verongelukt en verloren beschouwen en zich verder niet meer om hen bekommeren. Zo blijven jullie Romeinen buiten schot en door jullie de zeven en veertig ook en iedereen is zonder een leugen om bestwil geholpen!"
[10] CYRENIUS vraagt: "In Tyrus en Sidon zullen zij toch wel veilig zijn? Want daar zijn maar heel weinig Joden."
[11] IK zeg: "O ja, daar zijn ze veiliger dan in Galiléa, maar ze zouden nog veiliger zijn in Afrika of in een stad aan de Pontus Euxinus (Gastvrije zee, bijnaam voor de Zwarte Zee)."
[12] CYRENIUS zegt: "Prima, ik zal voor hen wel een deugdelijke plaats opsporen waar zij ongehinderd door de Joden kunnen blijven en mochten deze speurneuzen ook die kant uitkomen, dan hebben we nog wel middelen om hun neuzen ongevoelig te maken voor alle geuren!"
[13] JULIUS zegt: "Ik vind het echt jammer, vooral van die vijf, want het is werkelijk verbazingwekkend zo wijs als die zijn. Men zou door hen veel sneller het ware levensdoel kunnen bereiken dan wanneer men aan zichzelf wordt overgelaten."
[14] IK zeg: "Vriend, de enige wegwijzer, de enige weg en het enige doel ben Ik! Wie gaf aan de vijf, wat ze hebben? Ik alleen! Als Ik echter van vijf erg bezetenen in een oogwenk zeer grote wijzen kan maken, zal ik dat met jou, die niet zo bezeten bent, ook wel kunnen!
[15] Ik alleen immers ben de waarheid, de weg en het leven! Als je Mij hebt, waarvoor heb je dan deze vijf nog nodig?! Ja, zij moeten en zullen door Mij en slechts in Mijn naam de mensheid ook vele goede diensten bewijzen. Maar jij hebt hen niet nodig, temeer omdat er in het stadje Genezareth een Ebahl, een Jarah en zelfs een Raphaël is! Waar op aarde bestaat er op dit ogenblik een plaats die in geestelijk opzicht nog beter verzorgd is?
[16] Heb je de vraag van Suetal niet gehoord, die wilde weten, hoe en door wie of wat de vijf zo snel de grootste wijsheid bereikt hebben? Kijk, jij weet dat wel, maar voor de twaalf is dat nog een raadsel en voor jou beslist niet! Nu je echter weet wat de twaalf nog niet weten, hoe kun je de vijf dan voor bijna zo wijs houden als dat Ik ben?"
[17] JULIUS zegt een beetje bedremmeld: "Heer, de reden is, dat ik een beetje dom was. Maar nu is alles helemaal in orde en nu pas doet Uw voorschrift mij veel genoegen voor de zeven en veertig mensen en alles zal punctueel opgevolgd worden! Maar wilt U, o Heer, in Uw goddelijke genade mijn dommigheid door de vingers zien!"
[18] IK zeg: "Ik kan van jou niets door de vingers zien. Als je echter met en in jezelf weer in het reine bent, dan is wat Mij betreft ook alles in orde en zijn al je zonden kwijtgescholden.
[19] Maar ga nu en Iaat de twaalf mensen brood, wijn en zout brengen, want ook zij hebben al twee dagen lang nauwelijks meer gegeten dan een mug! Tot nu toe heeft alleen Mijn wil hen op de been gehouden, maar nu de gelegenheid daar is, moeten ze ook op natuurlijke wijze met spijs en drank gesterkt worden en zo gebeure het!"
«« 44 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.