God laat Zich alleen door de liefde kennen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 77 / 246 »»
[1] SUETAL zegt: "Ja,.ja, ,dan zou alles heel goed bij elkaar passen! Alleen met de uitdrukking jongste zou het nog niet zo erg kloppen want zo'n engel, die halve eeuwigheden doorleeft heeft, kan toch ten opzichte van de mensen van deze aarde onmogelijk een jongste leerling zijn!? Zo'n engel was toch al lang eerder vertrouwd met de hemelse magie, nog voor er een zon aan het firmament straalde?! -Wat vind jij daarvan?"
[2] RIBAR zegt: "Dat is zeker een belangrijk bezwaar waar ik ook geen antwoord op weet. Maar toch schiet me nu iets te binnen: Kijk, de meester kan de jongen slechts met betrekking tot deze tijd als de jongste van zijn leerlingen voorgesteld hebben, omdat deze jongen zich misschien pas een paar dagen in een aards omhulsel in het gezelschap van mensen bevindt!"
[3] SUETAL zegt: Ja, als dat zo zou zijn, had je natuurlijk weer gelijk, maar bedenk, dat zo'n veronderstelling wel wat gewaagd is! Het is dat, of Mozes, want beide kunnen onder zulke omstandigheden niet naast elkaar bestaan!"
[4] RIBAR zegt: "Dat zie ik niet in! Een engel kon toch ook, zoals men nu nog mondeling overlevert, zeven jaar lang een gids voor Tobias zijn. Waarom zou deze het dan niet een paar dagen op aarde kunnen uithouden?! Deze aarde is toch net zo goed een werk van God, als hij dat zelf is!"
[5] SUETAL zegt: " Ja, ja, als jij gelijk hebt en Mathaël ook onweerlegbaar gelijk heeft, dan kan, aards gezien, deze jongen zeker de jongste leerling van de eeuwig grote meester zijn! Zijn figuur en zijn daden getuigen duidelijk van een hoger wezen uit de hemelen, maar als dit wezen van zichzelf getuigt dat het een jongste leerling van de grote meester uit Nazareth is, dan moet deze meester qua geest toch zeker een heer over alle hemelen zijn. Maar als hij dat is, dan doemt voor ons de belangrijke vraag op, wat wij dan, voor het aangezicht van de Allerhoogste Almachtigste Zelf, kunnen en zullen doen! Want dat zou echt geen kleinigheid zijn!"
[6] RIBAR zegt: "Ongetwijfeld, maar zouden wij er iets aan kunnen doen als het, wat mij steeds waarschijnlijker lijkt, zo zou zijn? Kijk, de Godheid is vrij en doet wat Zij wil, en de sterfelijken kunnen haar geen beperkingen opleggen! Als Zij als een rechter tot ons was gekomen, zouden wij er zeker slecht voor staan, maar Zij kwam als de vriendelijkste weldoener naar ons sterfelijken toe, om ons door de oude, reeds door vader Henoch gepredikte liefde dichter naar Zich toe te trekken, en onder zulke omstandigheden is Zij niet te vrezen. Maar naar het mij toeschijnt, Iaat Zij Zich alleen door de liefde in waarheid kennen, omdat de liefde beslist de enige reden van Haar komst hier is. Maar door het verstand en al onze hooggeprezen rede laat Zij Zich zeker niet kennen.
[7] En zie, nu wordt er veel voor mij begrijpelijker! De vermeende Griek kwam voorheen heel aardig en vriendelijk naar ons toe en vroeg ons bovendien nog, of wij kennis wilden maken met de grote meester uit Nazareth. Maar wij wimpelden dat uit een soort angst beslist af en beredeneerden dat met allerlei onbelangrijke, verstandelijke redenen. Wij vreesden de meester, omdat de leerling ons al had laten zien hoe ergerlijk oppervlakkig onze redeneringen waren.
[8] Tot op heden beredeneerden wij alles nog steeds verstandelijk en zijn nog zeer weinig te weten gekomen, en het tamelijk sterke vermoeden dat nu in ons hart begint te groeien, hebben we puur aan de reprimande te danken, die de wijze jongen ons heeft gegeven omdat zijn geduld kennelijk opraakte. Want, zoals ik nu al vrij duidelijk begin te beseffen, had hij het er vóór de lange toespraak van de meester al duimendik opgelegd dat die Griek nu juist de meester moest zijn en niemand anders! Maar ons echte onverstand hield toen nog steeds een driedubbele doek voor de ogen van onze ziel, en wij zagen daarom steeds door alle bomen het bos niet.
[9] Omdat wij nu, vanwege de uitbrander, wat meer gingen voelen voor de Griek, schijnen een paar doeken van de ogen van onze ziel weggenomen te zijn, en wij beginnen daarom nu ook enige vermoedens te krijgen. Bn ik ben nu van mening dat wij ons verstand helemaal over boord moeten gooien en in plaats daarvan puur het gevoel van ons hart moeten volgen, dan zullen wij zeker eerder een doel bereiken dan door ons verstand, dat de mens alleen kreeg, zoals men voor het koken van eten een kooklepel bij de etenspot geeft, namelijk voor het omroeren van het eten. Is het eten in de pot eenmaal gekookt, dan kan men de roerlepel verder missen! -Wat is daarover nu jouw mening en de mening van jullie allen?"
[10] Grote ogen opzettend, zegt SUETAL: "Vriend, ik zie wel, dat jij het steeds meer houdt op de Griek. Dat is bij mij ook wel het geval en ik deel daarin geheel jouw mening, maar met het afwijzen van het verstand ben ik het voorlopig nog niet eens. Want als wij dat vanwege een in ons opwellend gevoel terzijde leggen, wat hebben wij dan nog vóór op de dieren van het bos, die zonder verstand zijn en daarom hun gevoels instinkt moeten volgen?
[11] Kijk, de mens wordt heel vaak door allerlei gevoelens overweldigd. Als hij dan, zonder bij zijn pure verstand te rade te gaan, meteen maar zijn gevoelens zou volgen, waar zou hij dan terechtkomen! Daarom is het naar mijn mening slechts vóór alles nodig het verstand zoveel mogelijk te zuiveren. Want alleen door het gelouterde verstand geleid, kunnen onze betere gevoelens ons tot een ware zegen worden.
[12] De gevoelens in de mens zijn als een veelarmige poliep in zee die zijn vele armen steeds naar voedsel uitstrekt, maar in dit dier is verder beslist geen andere intelligentie waar te nemen.
[13] Als de mens nu zijn verstand terzijde zou schuiven, zou hij duidelijk op zo'n dier lijken, want de ruwe gevoelsmens op zichzelf is vreet en genotzuchtiger dan ieder ander dier. Alleen het ontwikkelde en gereinigde verstand regelt en ordent de gevoelens van de mens, verwijdert de slechte, behoudt dan alleen de goede en zuivere en maakt op deze wijze van de schijnbare mens, een echt mens.
[14] Daarom moetje het goddelijke verstand niet over boord willen gooien, want zonder het verstand is iedere ezel of os onze meerdere!"
[15] De tien anderen geven Suetal hierin volkomen gelijk en delen allen zijn mening. Maar Ribar haalt bedenkelijk zijn schouders op en SUETAL zegt: "Nou, daar kun je toch echt niets tegenin brengen?! Want mijn mening staat voor God en de hele wereld zo vast als de berg Sinaï, waarop Mozes de wetten kreeg voor een volk dat enorm met verstand begiftigd is!"
«« 77 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.