De doop. De drie-eenheid in God en mens.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 110 / 263 »»
[1] CYRENIUS vraagt: "Heer ik geloof alles wat U, o Heer, onderwijst; betekent dat dan, dat ik gedoopt ben?"
[2] IK zeg: "Nee, je bent weliswaar nog niet gedoopt, maar dat doet er nu niets meer toe! Want wie gelooft zoals jij, beste vriend, is geestelijk zo goed als gedoopt en wel met alle zegeningen van de doop.
[3] De Joden hebben wel de besnijdenis, die een voorloper is van de doop en die op zichzelf en voor Mij geen enkele waarde heeft als de besnedene niet ook tevens een besneden hart heeft. Ik bedoel met een besneden hart een gereinigd en met alle liefde vervuld hart, dat meer waard is dan alle besnijdingen vanaf Mozes tot en met nu. Na de besnijdenis kwam een tijdlang de waterdoop van Johannes, die door zijn leerlingen wordt voortgezet. Deze doop betekent op zichzelf echter ook niets, als de verlangde boetedoening daaraan niet reeds voorafgaat of er toch heel zeker op volgt.
[4] Wie zich dus met water laat dopen met het ernstige voornemen zich te verbeteren, begaat daarmee geen fout; alleen moet hij niet geloven dat het water zijn hart zal reinigen en zijn ziel zal sterken. Dat gebeurt slechts door de eigen, geheel vrije wil; het water is slechts een teken dat aangeeft dat de wil, die het levende water is van de geest, nu de ziel op gelijke wijze van de zonden heeft gereinigd zoals het natuurlijke water het hoofd en het overige lichaam reinigt van stof en andersoortig vuil.
[5] Wie de waterdoop daadwerkelijk heeft ondergaan, is volkomen gedoopt, als de wil bij of reeds vóór de doophandeling in het hart van de dopeling zijn werk heeft gedaan. Als dat niet het geval is dan heeft de pure waterdoop ook niet de minste waarde en bewerkstelligt geen zegen van de materie en nog minder de een of andere heiliging daarvan.
[6] Zo heeft ook de waterdoop bij onmondige kinderen totaal geen waarde behalve die van een puur uiterlijk teken van opname in een goede gemeente en dat het kind de een of andere naam krijgt die voor het leven van de ziel in feite niet de geringste waarde heeft behalve slechts een uiterlijke, staatkundige. Daarom zou men het kind ook zonder de besnijdenis en zonder de waterdoop van Johannes een naam kunnen geven, en dat zou voor Mij helemaal geen verschil maken; want niet de naam heiligt de ziel van een mens, maar alleen de vrije, goede wil, om naar beste weten zijn leven lang goed te handelen. Iedere naam kan door de wil en het handelen geheiligd worden; maar omgekeerd is dat onmogelijk ooit het geval.
[7] Toen Johannes doopte, brachten zij hem en ook zijn leerlingen kinderen om te dopen en hij doopte hen ook als er zich voor het kind gewetensvolle plaatsvervangers aandienden, die heilig beloofden voor de geestelijke opvoeding alle zorg te dragen. Wel, in dat geval kan een kind ook wel vanwege de naam met water gedoopt worden; maar de doop heiligt de ziel en het lichaam van het kind niet langer dan tot het kind tot de ware kennis van God en zichzelf, en tot het gebruik van de vrije wil komt. Tot die tijd moet de plaatsvervanger zeer gewetensvol ervoor zorgen dat het kind in alles wat ter verkrijging van de ware heiliging nodig is, ruimschoots voorzien wordt, -omdat anders de ziel van de plaatsvervanger alle verantwoording op zich geladen krijgt.
[8] Het is daarom beter de waterdoop pas dan te laten verrichten als een mens zelf in staat is alle voorwaarden tot heiliging van zijn ziel en zijn lichaam vanuit eigen inzicht en uit vrijwillige zelfbeschikking te vervullen. Overigens is de waterdoop voor de heiliging van de ziel en het lichaam helemaal niet nodig, maar alleen het inzicht en het handelen naar de juiste kennis van de waarheid uit God. Als er echter met water gedoopt wordt, hoeft dat niet speciaal met Jordaanwater te gebeuren vanwege het feit dat Johannes in de Jordaan gedoopt heeft, maar dan is ieder vers water daarvoor goed, bronwater echter toch beter dan putwater, omdat het voor de lichamelijke gezondheid bevorderlijker is dan het minder schone water uit de regenput.
[9] De echte en voor Mij alleen geldige doop is die met het vuur van de liefde tot Mij en de naaste, en met de levende, vurige wil, en met de heilige geest van de eeuwige waarheid uit God. Deze drie punten zijn het die in de hemel voor iedereen een geldig getuigenis geven. Het zijn: de liefde, als de ware Vader; de wil, als het levende en daadwerkelijke woord of de Zoon van de Vader; en tenslotte de Heilige Geest, als het juiste begrip van de eeuwige en levende waarheid uit God, maar dan levend werkzaam in de mens en alleen maar in de mens! Want wat niet in de mens is en niet uit de geheel eigen wilsimpuls geschiedt, heeft voor de mens geen waarde en omdat het voor de mens geen waarde heeft en kan hebben, daarom kan het ook voor God geen waarde hebben.
[10] Want God Zelf als zodanig betekent voor de mens zó lang niets, tot de mens door de leer God heeft leren kennen en door de liefde Zijn wil geheel tot de zijne maakt, en door de levendige, vurige wil al zijn doen en laten geheel en al schikt naar de wil van de allerhoogste, die hij nu kent. Daardoor wordt Gods evenbeeld pas levend in de mens en groeit en doordringt weldra het gehele wezen van de mens. Onder die omstandigheden gebeurt het dan ook dat de mens in alle diepten van de Godheid doordringt; want het evenbeeld van God in de mens is volkomen gelijk aan het beeld van één en dezelfde God van eeuwigheid.
[11] Als dat bij de mens plaats vindt, is alles in hem geheiligd en de ware doop van de geestelijke wedergeboorte bereikt. Door die doop wordt de mens dan een echte vriend van God en is hij innerlijk net zo volmaakt als de hemelse Vader volmaakt is. En Ik zeg jullie uitdrukkelijk, dat je allemaal met al je krachten ernaar moet streven even volmaakt te worden als de Vader in de hemel volmaakt is! Wie niet zo volmaakt wordt, komt niet tot de Zoon van de Vader.
[12] Wie is dan die Zoon? De Zoon is de liefde van de Vader. Hij is de liefde der liefde, Hij is het vuur en het licht, Hij is de Zoon van de liefde of de wijsheid van de Vader .Als dus het evenbeeld van de Vader in jullie is, dan moet het in alles net zo volmaakt worden als de Oervader Zelf, omdat het anders geen evenbeeld van de Vader zou zijn; maar als het als evenbeeld niet volmaakt is, waar moet de mens dan de wijsheid vandaan krijgen of hoe moet de mens dan tot ware wijsheid komen?
[13] Zoals de Vader Zich echter altijd in Mij vindt, zo vind ook Ik Mij in de Vader, en zo moeten jullie je in jezelf vinden, dan zullen jullie jezelf daardoor ook in God vinden en God zal Zichzelf in jullie vinden. Zoals Ik en de Vader één zijn, zo moeten jullie ook eerst in jezelf één zijn met het evenbeeld van de Vader in je. Als jullie dat zijn, dan zijn jullie ook met Mij en met de eeuwige Vader in Mij één geworden, omdat Ik en de Vader in Mij van eeuwigheid volkomen één zijn!"
[14] Dan zeggen de LEERLINGEN: "Heer, dat begrijpen wij niet! Uw lessen worden moeilijk! Wij vragen U dringend of U Zich ook nu weer wat duidelijker zou willen uitdrukken!"
[15] IK zeg: "Begrijpen ook jullie het dan nog steeds niet? Hoe lang zal Ik jullie nog zo moeten verdragen?! O wat is jullie wezen nog gebrekkig! Maar jullie zal het gegeven worden het geheim van het rijk van God op aarde te begrijpen!
[16] Denk toch eens met je hart! Meermalen heb Ik jullie al uitgelegd wie de Vader en wie de Zoon is, dat Vader en Zoon zich net zo verhouden als liefde en wijsheid, of als warmte en licht. Ik heb jullie laten zien dat het licht zonder de warmte geen nut zou hebben, maar ook dat warmte zonder licht geen aren op de velden zou laten rijpen. Ik heb jullie laten zien hoe uit warmte altijd licht ontstaat omdat warmte het eerste teken van een bepaalde actie is; maar de verschijningsvorm van actie is het licht, dat toeneemt naarmate een bepaalde, geordende actie toeneemt, en toch begrijpen jullie niet het 'één-zijn' van de Vader en de Zoon en het 'één-zijn' van jullie met Mij!"
[17] De LEERLINGEN zeggen: "Heer, wordt daarom niet boos op ons! Wij begrijpen het nu wel en wat daar eventueel nog aan mocht mankeren, zullen wij wel kunnen aanvullen en naar recht en billijkheid trachten te verkrijgen!"
[18] IK zeg: "Ik weet wel dat dit zal gebeuren; maar Ik zei dat tegen jullie omdat Ik merkte dat het jullie meer ging om het vragen dan om het weten."
«« 110 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.