Wat de helderziende Mathaël zag bij de executie van de roofmoordenaars.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 130 / 263 »»
[1] (Mathaël:) "Toen ik een jongen van twaalfjaar was en reeds in staat was met mannelijke ernst te denken en te spreken, werden er in Jeruzalem een aantal roofmoordenaars van de ergste soort veroordeeld om gekruisigd te worden. In totaal waren het er zeven. Dat baarde in die tijd niet alleen in Jeruzalem veel opzien, maar ook in de verre omtrek. In die tijd was een zekere Cornelius hoofd van het Romeinse leger en daarbij ook tijdelijk landvoogd. Hij was bijzonder vertoornd over deze aartsbooswichten, omdat zij met ware tijgeraard de gevangen mensen zo maar voor hun plezier onder allerlei verschrikkelijke martelingen doodden en er des te meer plezier in hadden naarmate zij iemand langer konden kwellen. Kortom, het begrip' duivel' zou voor hen nog veel te goed en fatsoenlijk zijn!"
[2] Hier onderbreekt CORNELIUS hem en zegt: "Vriend, laat je door mij niet van je apropos brengen, maar ik moet hier ter wille van de waarheid getrouwheid van je vertelling nog opmerken dat Ik die Cornelius was! En nu maar weer verder met je verhaal, want tot nu toe was er nog geen enkel onwaar woord bij'
[3] MATHAËL gaat verder: "Zo heel vaag vermoedde ik dat al we, omdat ik mij je gezicht uit die tijd nog vrij goed herinner, en het is alleen maar in het voordeel van mijn verhaal dat jij in jouw hoge functie een sprekend en waarachtig getuige daarvan bent! Wees dus zo goed verder naar mij te luisteren!.
[4] Omdat die zeven dus zulke boosaardige duivels waren, besloot Cornelius dan ook tegen hen als afschrikwekkend voorbeeld onmeedogenloos op te treden. Dat bestond daarin dat zij allereerst veertien volle dagen lang de dood in het vooruitzicht kregen, terwijl hun gedurende deze tijd dagelijks heel realistisch voorgelezen werd over de martelingen die hun te wachten stonden. Voor het overige werden zij tijdens deze verschrikkelijke tijd goed gevoed, opdat het leven hun heel aangenaam zou lijken en de met zekerheid te verwachten pijnlijke dood hun des te erger voor zou komen.
[5] Ik heb samen met mijn vader deze kerels ongeveer vijfmaal bezocht, zag hen echter aan het eind steeds dampen en roken als een half verkoold en nog gloeiend houtblok, en die damp en rook verspreidde in ieder geval voor mijn neus een onverdraaglijke stank, die waarschijnlijk op deze wereld met niets te vergelijken is! Hoe langer hun wachttijd duurde en hoe dichter hun verschrikkelijke dag nabij kwam des te doordringender werd de damp, rook en stank. Het is te begrijpen dat de kleur van de zeven duivels nog meer verschoot dan die van een kameleon.
[6] Eindelijk kwam de vreselijke dag der verschrikking. De gerechtsdienaren en de beulsknechten kwamen en de zeven werden in het openbaar in aanwezigheid van duizenden toeschouwers tot op hun schaamte ontkleed en vervolgens tot bloedens toe gegeseld. Ik kon deze executie slechts van verre zien, maar merkte toch op dat tijdens deze behandeling een aantal zwarte vleermuizen als een zwerm bijen uit de gegeselden wegvlogen; en het leek of kleine vliegende draken zich boven de gegeselden verhieven, die nu al heel wat minder dampten en rookten.
[7] Maar toen ik wat nauwkeuriger toekeek, zag ik al gauw dat deze damp en rook snel allerlei afgrijselijke vormen aannamen, die dan als de voornoemde zwarte vleermuizen wegvlogen; ook de kleine draken werden zo gevormd. Hoeveel van zulke helse creaturen zullen er zich gedurende die veertien dagen hebben losgemaakt van de zeven!
[8] Maar nadat de zeven op barbaarse wijze gegeseld waren, merkte ik dat hun eerst heel duivels uitziende gezichten een wat menselijker uitdrukking kregen en dat de misdadigers ook zwakker en banger werden; ze deden mij denken aan dronken mensen die nauwelijks weten wat er met hen gebeurt. Ik vond het erg vreemd dat deze vroegere woestelingen nu zo mak als een lam begonnen te worden.
[9] Na de geseling werden er zeven kruisen gehaald en iedere misdadiger kreeg er een op zijn schouders om naar Golgotha te dragen, dat al sinds lang de algemene terechtstellingsplaats van de Romeinen is; maar ondanks alle stoten, slagen en mishandelingen was geen van hen in staat om met de hem opgelegde doodslast ook maar een stap te verzetten. Daarom liet men een grote wagen komen, bespannen met twee sterke ossen, legde eerst de kruisen erop en dan daar bovenop de misdadigers, bond alles met touwen en kettingen stevig vast en reed toen naar Golgotha.
[10] Daar aangekomen, waarheen behalve ikzelf en mijn vader maar weinig volk gevolgd was vanwege de te verschrikkelijke wreedheid, maakte men alles weer los, sleurde de van bloed druipende misdadigers van de wagen, bond meteen de een na de ander met grove en van dorens voorziene touwen stevig vast aan de kruispalen en plaatste die toen rechtop in de daarvoor speciaal in de steen uitgehakte gaten. Nu begonnen de misdadigers pas echt te schreeuwen en vreselijk te jammeren!
[11] Het moet hun welondraaglijke pijn veroorzaakt hebben, want ten eerste was hun lichaam al helemaal open gereten, -en ten tweede waren daar die touwen met dorens er doorheen gevlochten, en ten derde het grove en ruwe hout! Want zo'n kruis is weliswaar stevig, maar verder altijd zo grof mogelijk tot een kruis samengevoegd en het moet bij degene die daar met een gezond lichaam met handen, voeten en middel vast tegenaan gebonden is al zonder meer ondraaglijke pijn veroorzaken, laat staan bij iemand die reeds meer dan verschrikkelijk gegeseld is. Ik heb dit alleen daarom zo uitvoerig beschreven opdat jullie, broeders, in het bijzijn van de Heer het nu volgende des te gemakkelijker kunnen begrijpen en tevens ook om aan te geven hoe standvastig en getrouw de geëerde Cornelius zijn woord als rechter is nagekomen.
[12] Hoe langer de zeven aan de kruisen hingen, des te verschrikkelijker werd hun geschreeuw en des te ontzettender lasterpraat en vloeken stootten zij uit, tot zij na ongeveer drie uur, omdat zij helemaal hees en hun stem kwijt waren, alleen nog maar bloederig kwijlden en zich de tong en lippen stuk beten. Na zeven volle uren werden zij rustiger en het leek alsof zij allen gelijktijdig door een beroerte getroffen waren.
[13] Ik moet echter eerlijk bekennen dat dit alles mij uiteindelijk toch niet erg prijzenswaardig voorkwam, ondanks het feit dat zij, toen zij nog vrij rondliepen, als echte duivels te keer waren gegaan en er beslist niemand in heel Jeruzalem en Judea was, die ook maar één van de zeven beklaagd zou hebben! Maar het zij zo; de wet schrijft het voor en in de ogen van de wereld hadden zij het verdiend!
[14] Van datgene, wat wij thans, o Heer, uit Uw mond gehoord hebben en wat U ons heeft laten zien, had toen natuurlijk geen mens ook maar het geringste vermoeden en dus was het rechtvaardig en terecht om deze zeven als afschrikwekkend voorbeeld voor de velen die op de een of andere wijze hetzelfde deden, uiterst zwaar volgens de wet te straffen. Maar hoe weerzinwekkend gruwelijk alles tot nu toe al was, het valt volkomen in het niet bij het vervolg van de geschiedenis die ik jullie nu ga vertellen.
[15] Bij deze zeven begon zich nu ook ter hoogte van de borst een vreemd soort gitzwarte nevel en rook te ontwikkelen, die uitdijde tot tweemaal de grootte van degenen die aan het kruis hingen. Ik ontdekte ook die bepaalde nevelige draad, waarmee de naar buiten gekomen nevel met het nog koortsig en krachtig schokkende lichaam in verbinding stond. De zwarte nevel ging echter niet over in een menselijke vorm, maar in de verschrikkelijke vorm van een grote, geheel zwarte tijger, die echter als met bloed gestreept was. Nadat deze zwarte beesten al gauw hun vorm hadden, begonnen zij meteen op vreselijke wijze tekeer te gaan en zij probeerden zich uit alle macht geheel van het lichaam los te maken. Maar dat ging niet, want de levenssnoeren waren zo taai dat zij met geen mogelijkheid te breken waren.
[16] Dat alles werd mij te gek en te afgrijselijk, en omdat het toch al ruim een uur na het midden van de dag was, gingen ik en mijn vader naar huis en pas onderweg vertelde ik mijn vader wat ik allemaal tijdens het verloop van de kruisiging gezien had. Hij bekende mij weliswaar dat hij niets dergelijks gezien had, maar dat hij mijn ogen goed in de gaten had gehouden en uit hun gefixeerde heen en weer glijden goed waargenomen had, dat ik daar iets bijzonders moest zien; daarom geloofde hij mij ook op mijn woord. Hij als geneesheer voor noodgevallen en als filosoof en tevens theosoof ontdekte daarin veel gedenkwaardigs, hoewel hij ondanks al zijn filosofie en theosofie evenveel van mijn verhalen begreep als ikzelf; maar hij nam zich voor tegen de avond toch weer erheen te gaan om door mij nog verdere waarnemingen te kunnen doen en om bij gelegenheid de Sadduceeën eens flink te kunnen zeggen, dat zij grote ossen en ezels waren als zij de onsterflijkheid van de menselijke ziel loochenden"
«« 130 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.