Het wezen van de dorst naar kennis.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 21 / 263 »»
[1] Cyrenius vroeg mij echter heimelijk wat er nu met deze man gedaan kon worden.
[2] IK antwoordde: "Nog heel veel! Zij zullen ook heel capabele werktuigen voor ons worden, maar nu hebben zij wat rust nodig en daarom liet Ik hen zo onverschillig worden.
[3] Geloof Me! Een ziel die eenmaal verlangt naar hogere kennis, geeft zich niet zo gemakkelijk over aan volledige daadloosheid! Het vergaat zo'n ziel als een pas verloofde jongeman die zielsverliefd is op het uitverkoren meisje. Het meisje, dat wel een meisje is maar geen eerzame maagd, tilt echter niet zo zwaar aan de liefde van haar verloofde en denkt: 'Voor hem honderd anderen!'
[4] Maar na een poosje komt dat de verloofde ter ore en zijn hart wordt zeer bedroefd. Geërgerd en boos neemt hij zich ernstig voor niet meer aan het trouweloze meisje te denken. Hoe meer hij zich dat echter voorneemt, des te meer denkt hij aan haar en heimelijk hoopt hij dat al het erge wat hij over het meisje van buitenstaanders heeft gehoord, een grove leugen mag zijn. ...
[5] Maar tenslotte ziet hij zelf het meisje met een ander! Nu zou hij werkelijk wel van kwaadheid uit zijn vel kunnen springen en met alle geweld wil hl] met meer aan de trouweloze denken. Dan wordt hij echter door zulke withete gedachten geplaagd, dat hij zich niet meer met andere, gezondere gedachten bezig kan houden. Dag en nacht vindt hij rust noch duur, hij zucht en weent vaak bitter en verwenst de trouweloze.
[6] Ja, maar waarom dan toch? Had hij zich niet vast voorgenomen nooit meer aan de nietswaardige te denken?
[7] Maar dan komt, als hij zich zo kwelt, een echte vriend hem opzoeken en zegt: 'Vriend, je doet je verloofde toch wel enig onrecht! Kijk, met haar schijnbare lichtzinnigheid heeft zij slechts jouw liefde willen onderzoeken, want zij weet maar al te goed dat zij arm is terwijl jij rijk bent. Zij begreep al nauwelijks hoe het mogelijk was dat jij haar tot je wettige vrouw zou kunnen nemen. Zij hield jouw plechtig beloofde liefde voor meer dan de helft voor fopperij en wilde je voor de werkelijke huwelijksbelofte wat aan de tand voelen, om te zien of je haar wel zo liefhebt als je woorden zeiden! Want de ervaring leerde arme meisjes treurig genoeg maar al te vaak, dat zulke rijke jongens zoals jij met de arme meisjes een lichtzinnig en losbandig spel speelden. Jouw meisje heeft nu gezien dat je het toch ernstig met haar meent en houdt daarom meer van je dan je ooit zou kunnen geloven. Sinds zij met je verloofd is, was zij je in haar hart ook niet meer ontrouw. -Nu weet je, blinde dweper, hoe jullie verhouding is! Doe nu, watje wilt!'
[8] Cyrenius, denk jij soms dat de zo diep beledigde minnaar nu van het arme, maar mooiste meisje niets meer wil horen of zien, zoals hij zich dat had voorgenomen? O, zeker niet! De woorden van zijn vriend maakten hem gelukkig en hij kon nauwelijks wachten tot het moment waarop hij zijn geliefde voor altijd zijn hand zou schenken.
[9] En zo zal het onze Zinka ook vergaan! Hij eet en drinkt nu weliswaar alsof het wonderbaarlijke hem helemaal niet meer interesseert, maar in zijn binnenste is hij daarmee nu veel meer bezig dan dat hij vroeger ooit was. Daarover dus geen zorgen!
[10] Ik ken alle mensen en weet wat er allemaal in hun harten omgaat. Bovendien bestuur ook Ik alleen de gevoelens in het hart. Waar dat nodig is, weet Ik wat Mij te doen staat. Laten we dus opgewekt zijn en eten en drinken wat ons voorgezet is, want we hebben voor vanmiddag wat meer lichamelijke versterking nodig en zullen laat aan het avondmaal komen!"
[11] Iedereen is nu echt opgewekt en blij en velen loven God de Heer. Enigen beginnen zelfs te zingen, maar behalve Herme was er niemand die goed kon zingen. Van verscheidene kanten werd hem gevraagd wat te zingen, maar hij had daar niet zoveel zin in omdat hij bang was voor kritiek van de Romeinen, die nogal gevoelige oren hadden, en daarom gaf hij zich niet gauw gewonnen.
[12] HU zei: "Mijn vrienden en heren! Voor God de Heer zing ik een lied in mijn hart. De Heer van Israël hoort het zeker met welgevallen! Als ik datzelfde lied luid voor uw oren zou zingen, zou het u vanwege een enkele valse toon waarschijnlijk niet bevallen. Dat zou mij dan met schaamte en ergernis vervullen, hetgeen noch voor mij noch voor u goed zou zijn en daarom zing ik dat lied van mijn hart liever niet hardop maar heel stil in mijn hart. Degene voor wie het bestemd is, hoort het zeker!"
[13] IK zeg: "Je hebt gelijk, Herme, zing zo maar altijd in je hart! Dat gezang klinkt in de oren van God veel prettiger dan luid, zinloos geschal waardoor alleen het lichamelijke oor wordt gekieteld, maar waarbij het hart koud en onaangedaan blijft.
[14] Als er bij gelegenheden ook met de mond wordt gezongen, moet het alleen dan gebeuren als het hart door het gevoel der liefde reeds zo overvol is dat het zich door het stemgeluid moet uiten om in zekere zin niet te stikken in de te krachtige opwelling van liefde tot God. Vanzelfsprekend is dan ook het uiterlijk gezang Gode welgevallig, maar het moet met een zuivere stem worden gezongen, die het gemoed nog meer verheft.
[15] Want een onreine en onwelluidende stem is als troebel moeraswater dat op een laaiende vlam wordt gegoten! De gevolgen daarvan kan ieder van jullie zich gemakkelijk indenken."
[16] Nadat Ik deze uitleg over het zingen gaf, zei de lieflijke JARAH tegen Mij: "Maar Heer, hoe zou het dan zijn -omdat wij nu zo opgewekt bij elkaar zitten -, als Raphaël ons eens wat voorzong?"
[17] IK zeg op schertsende toon tegen haar: "Vraag het hem! Misschien doet hij het om jou te plezieren. Ik heb daar natuurlijk niets op tegen"
[18] Jarah pakt nu meteen Raphaël vast en vraagt hem dringend om iets te zingen.
[19] En RAPHAËL zegt: "Je weet nog wel niet hoe wij zingen, maar bij voorbaat zeg ik je al dat je mijn stem niet lang zult kunnen verdragen. Zij klinkt te aangrijpend en moet ook zo klinken vanwege de te zuivere elementen waardoor zij wordt gevormd. Je lichaam kan de klank van mijn stem helemaal niet verdragen. Als ik een kwartier voor je zing, sterf je door de zuivere lieflijkheid van het geluid van mijn stem, die met niets op aarde is te vergelijken! Lieflijke, zeg mij nu of je mij wilt horen zingen, dan zal ik zingen. Maar welke uitwerking mijn gezang op je lichaam zal hebben, kan ik nauwelijks vooruit zeggen!"
[20] JARAH zegt: "Zing dan in ieder geval één enkele toon. Die zal mij toch zeker geen kwaad doen, of zelfs doden!"
[21] RAPHAËL zegt: "Goed, ik zal slechts één toon voor je zingen en allen die hier zijn, zullen hem horen en ook degenen die hier tamelijk ver vandaan wonen, opdat zij op zoek zullen gaan naar het geluid dat zij hebben gehoord! Ikzelf moet mij daarvoor gedurende enige ogenblikken voorbereiden! Houd je er maar voor gereed, want ook die éne toon zal een enorme uitwerking op je hebben!"
«« 21 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.