De verschijnselen bij de doop van de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 253 / 263 »»
[1] SIMON JUDA zegt: "Heer toen U Zich voor mijn ogen in de rivier de Jordaan door Johannes met water liet dopen, zagen wij terstond een vlam in de vorm van een duif boven U w hoofd zweven, en men zei dat dit Gods heilige geest was! En men hoorde toen ook een stem, als uit de lucht, die zei: 'Zie, dit is Mijn geliefde Zoon in wie Ik een welbehagen heb; luister naar Hem!' Wat was dat dan? Waar kwam die heilige vlam vandaan, en wie sprak die duidelijk gehoorde woorden uit? Hoe moeten wij dit opvatten en begrijpen?"
[2] IK zeg: "Waar zou dat anders vandaan kunnen komen dan alleen maar van en uit Mij?! Of denk je dat er soms achter de sterren een Vader in de eindeloze ruimte woont, die de vlam boven Mijn hoofd naar beneden liet dalen en dan soms ook vanuit de oneindige hoogte die bepaalde woorden naar beneden in de richting van deze aarde heeft gesproken? O prachtige, zeer blinde blindheid van de mensen! Als de eeuwige Vader in Mij, Zijn evenzo eeuwige Zoon, op die wijze woont die Ik jullie nu duidelijk genoeg heb uitgelegd, waar kan dan die vlam en die stem vandaan zijn gekomen? Hier, kijk eens, dan zul je weer dezelfde vlam boven Mijn hoofd zien! En luister, dan zul je dezelfde woorden nogmaals vernemen!"
[3] Toen zagen allen de vlam in de vorm van een vlammend kruis of, met wat fantasie, in de vorm van een duif, die in feite ook een kruis voorstelt, zweven en gelijktijdig vernamen ook allen de reeds bekende woorden.
[4] En IK zei: "Dat was de stem van de Vader in Mij, en de vlam ontstond uit Mijn oneindige, uitstralende levenssfeer, die de werking is van Mijn heilige geest! -Simon Juda, begrijp je dit nu ook goed?"
[5] En ALLEN zeiden: "Ja, Heer, nu is ons ook dat duidelijk, hoewel het meer dan wonderbaarlijk is!"
[6] Daarop zegt MATHAËL: "Heer, Heer, U, de wijste van eeuwigheid. Ondoorgrondelijk grote dingen heeft U ons uitgelegd en U heeft ons Uw orde laten zien zoals zij is en was van eeuwigheid! Ik kan nu denken wat ik maar wil, en zie, het is mij allemaal helder en duidelijk voor wat betreft de onveranderlijke verhoudingen tussen U, de Schepper, en ons, Uw schepselen! AI Uw instellingen zijn zo wijs gemaakt dat ook het scherpste verstand en het meest verlichte brein nergens iets kunnen vinden dat in zichzelf en met zichzelf ook maar in het minst strijdig zou zijn.
[7] Alleen, als ik mij in gedachten verplaats naar het begin van alle tijd en eeuwigheid, dan moet ik mij voorstellen dat al het geschapene dat bestaat, alle oorspronkelijke aartsengelen, alle hemelen, alle werelden -zoals zonnen, aarden, manen, al de sterren, die volgens Uw uitleg ook niets anders zijn dan zonnen, aarden en hun manen, die wij stervelingen met onze lichamelijke ogen vanwege de te grote afstand weliswaar nooit kunnen zien -, toch eens een begin gehad moeten hebben, omdat anders de mogelijkheid van hun bestaan, in ieder geval voor mij, eigenlijk niet denkbaar zou zijn! Want in bepaalde, positieve verhoudingen stel ik het mij als volgt voor: Iets, een wezen, ding of zaak zonder enig begin, kan eigenlijk ook helemaal niet bestaan! Of zou een ding wel uit het niets kunnen ontstaan wanneer U, als Schepper, dat nooit gedacht heeft? !
[8] Dus moet iets wat bestaat, zoals bijvoorbeeld een centrale oerzon, toch eens binnen Uw graduele orde door U gedacht zijn, voor zij, natuurlijk pas daarna, als een concrete oerzon in haar sfeer begon te werken. Maar zij zou volgens mijn verstand niet bestaan als U vooraf ook niet één atoom van haar wezen gedacht zou hebben! Kortom, zij zou er niet kunnen zijn, als zij nooit begonnen was te bestaan! Zij kan wel aeonenmaal aeonen eeuwen oud zijn, ook nog wel duizendmaal duizend eeuwen ouder, maar dat maakt niets uit; als zij er onweerlegbaar is, dan moet zij ook eenmaal met haar bestaan begonnen zijn. Wanneer, dat is om het even en iets waarom men zich verder helemaal met hoeft te bekommeren!
[9] Nu zou men deze stelling omgekeerd natuurlijk ook op U kunnen toepassen, en dan zou heel Uw volmaakte, solide eeuwigheid zonder begin, ook in een schitterend niets vallen! Alleen, dan zeggen mij mijn heldere verstand en mijn verlichte brein weer heel wat anders! Ik kan mij, ook al verplaats ik mij in mijn gedachten ook eeuwigheden der eeuwigheden terug, geen einde voorstellen. De oneindige ruimte blijft en daarmee de evenzo oneindige tijdsduur.
[10] In deze dus noodzakelijk eeuwige, oneindige ruimte moet dan toch ook die oereeuwige kracht aanwezig geweest zijn, die de oorzaak is van de oneindige uitbreiding van de ruimte, die eeuwig steeds maar doorgaat, zonder welke de ruimte niet denkbaar zou zijn, terwijl die kracht net zo min zonder de ruimte denkbaar zou zijn. Deze kracht kan er maar e e n zijn, zoals de ruimte er ook maar e e n is; zij moet in zichzelf eveneens een centrum en in zekere zin een zwaartepunt hebben, evenals de oneindige ruimte zelf. Omdat de ruimte er als zodanig is, moet daarin ook het oneindige en dus meest vrije bestaan als zichzelf voelend tot uitdrukking komen; want hoe zou zij kunnen bestaan, als zij niet in haar volkomen vrijheid waar zou kunnen nemen dat zij bestaat?!
[11] Wat echter voor de ruimte geldt, geldt ook voor de daarin aanwezige kracht; ook deze moet noodzakelijkerwijs van zichzelf waarnemen dat zij bestaat, omdat zij er anders onmogelijk zou kunnen zijn. Kortom deze dingen hangen zo nauw met elkaar samen en zijn dermate inherent aan zichzelf, dat het een er zonder het ander helemaal niet kan zijn! Maar omdat al deze zaken immers oorspronkelijk en volmaakt kenmerken van Uw eigen geestelijke oerbestaan Zelf zijn, zijn zij dus volgens Uw geest nooit of te nimmer weg te denken!
[12] U bent dus volgens mijn verstand net zo noodzakelijk eeuwig als al het andere noodzakelijkerwijs slechts tijdelijk kan zijn, tenminste in het formele bestaan ervan! -Maar nu komt pas een heel andere vraag!
[13] Omdat heel deze zichtbare en ook onzichtbare schepping toch ooit ondenkbaar lange tijden geleden is begonnen, wat hebt U, o Heer, dan vóór dit begin gedurende die eeuwigheden gedaan? Ik merk weliswaar aan Uw vriendelijk glimlachende gezicht dat ik mijn vraag wat dom gesteld heb; maar ik ben er toch van overtuigd dat deze niet helemaal zonder inhoud is! En ik vraag U daarom, o Heer, ons ook hierover wat meer te vertellen! Mijn zoekende ziel wil nu eenmaal alles volledig weten."
«« 253 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.