Zorel vraagt om schadevergoeding.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 43 / 263 »»
[1] Nog maar net heb Ik dat gezegd of daar verschijnt onze man, Zorel genaamd. Hij ziet er erg toegetakeld uit, is gehuld in halfverbrande lompen, en maakt veel misbaar.
[2] Ik wenk Julius om hem te gaan vragen wat hij wil. En Julius stapt met een ernstig gezicht naar hem toe en doet wat Ik hem gezegd heb.
[3] ZOREL blijft staan en zegt met vaste stem: "Ik ben een burger uit de stad, waar al mijn bezittingen verbrand zijn en ik heb vandaag pas gehoord dat de hoge Cyrenius zich hier bevindt om de slachtoffers van de brand vorstelijk te helpen. Ik vatte dan ook moed en kwam voornamelijk hierheen om te zien of Cyrenius hier wel is, en of hij werkelijk iets doet voor de slachtoffers. Als hij, wat bij nobele Romeinen gebruikelijk is, iets doet, dan zal ook ik beslist niet voor niets hierheen zijn gekomen. Doet hij echter om wat voor reden dan ook niets, wel, dan zal hij op dat nietsdoen voor mij zeker geen uitzondering maken! Zeg mij daarom, nobele Romein, of Cyrenius hier is en of hij inderdaad zoals men verteld heeft, weldadigheid beoefent, opdat ik naar hem toe ga en hem daarom smeek!"
[4] JULIUS zegt: "Ja, hij is hier en bewijst uitzonderlijke weldaden, -maar alleen aan hen waarvan hem bekend is dat zij van onbesproken gedrag zijn! Als daar bij jou ook geen twijfel over bestaat, zul je niet met lege handen naar huis teruggaan! Hij zit nu ginds aan die lange tafel in de schaduw van de hoge cipressen en ceders, en verleent iedereen audiëntie. Ga er heen en stel je aan hem voor! Maar weet je goed te beheersen, want hij ziet zo scherp als een adelaar en herkent het karakter van een mens vaak op het eerste gezicht! Wat hij waarneemt is zoveel als een beëdigde waarheid en wee degene, die hem tegenspreekt! Hij is nooit kritischer dan wanneer hij weldaden uitdeelt!"
[5] ZOREL denkt na deze inleiding diep na over wat hij onder deze omstandigheden zal doen. Na een poosje besluit hij echter toch om naar Cyrenius te hinken, - wat eigenlijk maar domme aanstellerij van hem is. Bij Cyrenius aangekomen buigt hij driemaal met zijn hoofd tot de grond. Als hij met zijn derde buiging klaar is, zegt hij met een bevende, krijsende stem: "Geëerde heer en zeer gestrenge gebieder! Ik, Zorel, voormalig eenvoudig burger van het afgebrande Caesarea Philippi, verzoek Uwe allerhoogste Romeinse gestrengheid mij, arme sater van een verongelukt mens, te helpen met enig, op zichzelf ordinair geld en met wat kleding, omdat ik alleen maar deze lompen bezit.
[6] Ik was de rechtschapen bezitter van een kleine hut met een stukje schraal akkerland ter grootte van twee morgen. Ik had ook een vrouw, die de goden twee jaar geleden bij mij hebben weggehaald en direkt in het paradijs hebben opgenomen. Kinderen bezit ik niet, wel een dienstmaagd waarmee ik nog samenwoon, maar ook zonder kinderen. Mijn roerende bezit bestond uit twee schapen, een geit en een ezel, en enige slechte akkerwerktuigen en wat kleding. Alles werd een prooi der vlammen terwijl ik bezig was met het blussen van andere huizen.
[7] Ik ben nu, net als honderden met mij, een complete bedelaar. Zelfs mijn maagd, die mijn enige steun en toeverlaat was, verliet mij omdat ik haar niets meer kon geven, -wat ik echter niet vergeten zal! Want mocht ik het buitengewone geluk hebben weer in het bezit van een hut en andere zaken te komen, dan hoeft ze maar te komen en dan zal ik de lichtzinnige de deur wel weten te wijzen!
[8] Ik zal trouwens tijdens de rest van mijn leven alles wat vrouw heet ontlopen en verachten, want geen vrouw is iets waard! Men vertelt wel dat ik een onnozel rund ben en helemaal niet weet hoe ik met een vrouw om moet gaan, en dat mijn vrouw van verdriet is gestorven. Maar als dat het geval geweest zou zijn, zou ik niet bijna een jaar om haar getreurd hebben en dan zou mijn maagd niet tot aan mijn ongeluk zo graag bij mij zijn gebleven, terwijl ik haar toch geen hoog loon kon geven.
[9] Het is trouwens gewoonweg een schande dat ook de man uit een vrouw geboren moet worden; soms denk je wel eens dat het bijna eerbaarder zou zijn als mijn echte moeder een berin geweest was!
[10] Als de goden alles wijs geregeld hebben, dan hebben zij zich toch met de vrouwen behoorlijk geblameerd, wat hun helemaal niet tot eer strekt! Maar Zeus heeft het volkomen verdiend dat Juno ieder ogenblik haar boze buien over hem laat losbarsten! De hele godenfamilie schijnt trouwens nog niet goed doorbakken te zijn, anders kon zij onmogelijk soms zulke oerdommé streken uithalen, die nog te dom zijn voor mensen!
[11] Wel ben ik een gelovig mens en ik eer de goden voor zo menige wijze, wereldse voorziening, maar de vele keren dat zij gewoonweg stinken van domheid ben ik geen vriend van hen. Zou onze stad soms afgebrand zijn als Apollo weer niet ergens een domme streek uitgehaald zou hebben?! Ook onze wijze priesters beweren met zekerheid dat hij verliefd is geraakt op zo'n slanke aardnymf en haar misschien zelfs een obsceen bezoek heeft gebracht, terwijl hij intussen de hemelwagen met de dappere paarden onbeheerd liet staan. Juno of Diana hebben hem intussen een poets gebakken en wij arme faunen moeten daarom het mooie godenbad betalen!
[12] Dat een mens zo nu en dan zwak wordt, gewoonlijk uit gebrek aan voldoende ervaring, is begrijpelijk. Wat kan het zwakke riet eraan doen dat het door de winden heen en weer bewogen wordt?! Maar wanneer de geweldige ceders, symbolen van onze brave goden, zich óók door de armzalige aardse winde.n als riet naar alle kanten, vaak zelfs naar de obsceenste, laten buigen en verbuigen, dan is dat onbegrijpelijk. Een mens die ook maar een beetje nuchter nadenkt, moet zoiets toch onvermijdelijk erg dom vinden!
[13] Wat moeten we met een god! Handelt hij wijs, zoals zich dat voor een God betaamt, dan is hij alle verering waard. Is hij echter af en toe ook zo zwak als een sterfelijk mens, en lijden wij arme mensen door een lichtzinnige godenstreek onverdiend schade, dan is dat ook voor een god dom en daar kan ik hem niet voor eren of prijzen.
[14] U, geëerde gebieder en eigenlijk zelf ook zoiets als een halfgod, zult nu toch wel inzien dat mijn ongeluk zuiver aan de goden ligt - en met name aan de verliefde Apollo!? Ik smeek u daarom mij de schade te vergoeden!"
«« 43 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.