Zorel komt tot zelfkennis.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 48 / 263 »»
[1] Ik wenk ZINKA nu en hij gaat meteen naar Zorel en zegt: "Broeder, de Heer, die almachtig en vol erbarming, goedheid en liefde en wijsheid is, wil dat ik je, enkel door het opleggen van mijn levenskrachtige handen, zal genezen. Vrees niet, maar vertrouwen wordt dan een ander mens, en daarna zal niets je onthouden worden wat je maar enigszins lichamelijk en geestelijk tot wezenlijk heil kan strekken! Wil je het en vertrouw je mij, je ware vriend en broeder, sta mij dan toe dat ik je mijn handen opleg!"
[2] ZOREL zegt: "Vriend, met zulke trouwhartige woorden kun je mij naar de Tartarus sturen en dan zal ik gaan! Leg daarom in ieder geval je ware broederhanden op mij, waar en hoe je ze maar leggen wilt, en ik zal mij niet tegen je verzetten !"
[3] ZINKA zegt: "Nu goed dan, - ga op deze bank zitten, dan zal ik je vervullen met de kracht van God!"
[4] ZOREL zegt: "Van welke God dan? Soms van Zeus, Apollo, Mars, Mercurius of Vulcanus, Pluto of Neptunus? Ik verzoek je, laat Pluto er alsjeblieft buiten, want met diens stormachtige kracht zou ik echt niet vervuld willen zijn!"
[5] ZINKA zegt: "Vergeet die goden, die alleen maar in de fantasie van de sinds lange tijd blinde mensen bestaan! Er is maar één echte God, en dat is de jullie onbekende, grote God, voor wie jullie heidenen weliswaar ook overal een tempel hebben gebouwd, maar Die jullie nog nooit hebben gekend! Maar nu is de tijd gekomen dat jullie ook deze enige echte God zullen Ieren kennen! En kijk, met de genade en kracht van déze God zul jij nu tot je heil vervuld worden, als ik je mijn handen zal opleggen!"
[6] ZOREL zegt: "Ah, leg in dat geval je handen maar meteen op mij op de manier, die jou het best bekend zal zijn!"
[7] Dan legt Zinka zijn handen op de voorgeschreven wijze op Zorel en meteen valt Zorel in een magnetische slaap.
[8] Na verloop van ruim een kwartier begint ZOREL, die overigens vast en met dichtgeknepen ogen slaapt, als volgt te spreken: "O God, o God, wat ben ik toch werkelijk een miserabel, slecht mens en wat een eerlijk, rechtschapen mens zou ik kunnen zijn, als ik het maar zijn wilde. Maar de vloek van de zonde, en van de leugen en de hoogmoed, die beide de eigenlijke hoofdzonden zijn, ligt nu juist daarin, dat zij zichzelf steeds weer opnieuw verwekt en zich vermeerdert als het gras op de aarde en het zand van de zee!
[9] O God! Ik heb zoveel zonden en gebreken aan mijn ziel, dat ik van louter zonden mijn huid niet zie, ja, ik bevind mij nu door het drukkende gewicht van mijn talloze zonden als in dikke wolken rook en nevel!
[10] O God, o God, wie zal mij ooit van mijn zonden kunnen bevrijden! Ik ben een grote dief, ik ben een leugenaar en als ik lieg, lieg ik steeds maar door, om door een nieuwe leugen de oude meer kracht bij te zetten en deze als de een of andere waarheid geldigheid te geven. O, wat ben ik toch een afschuwelijke aartsleugenaar! Alles wat ik heb, heb ik door leugen en bedrog en door heimelijke en openlijke diefstal verkregen!
[11] Weliswaar vond ik dat allemaal in mijn grote blindheid geen zonde, maar ik kreeg ook vaak de gelegenheid mij te laten overtuigen van de waarheid. Maar ik wilde mij niet laten overtuigen! Ik gebruikte steeds Sparta en Lycurgus als excuus en verachtte altijd de Romeinse, wijze, rechtvaardigheidswetten! O wat ben ik toch een ontzettende ellendeling !
[12] Wel, ik heb nog één troost en dat is dat ik nog niemand heb vermoord, maar dat scheelde niet veel! Als mijn dienstmaagd er niet voor ik naar huis kwam vandoor was gegaan, zou zij een droevig offer van mijn helse woede zijn geworden!
[13] O, ik ben een verschrikkelijk monster! Ik ben erger dan een beer, erger dan een leeuw, erger dan een tijger, erger dan een hyena, veel erger dan een wolf en nog veel erger dan een wild varken! Want ik ben ook zo sluw als een vos en dat stempelt mij tot een echte, vermomde duivel!
[14] O, mijn ziel is erg ziek en jij, broeder Zinka, zult mij moeilijk of helemaal niet kunnen genezen!
[15] Het wordt nu wel wat lichter in mij en de erg dikke rook en nevel om mij heen verdwijnen! Kijk, ze worden dunner en het lijkt wel of ik gemakkelijker ademhaal. Maar in dit meerdere licht zie ik pas goed mijn ware wanstaltigheid, vol met allerlei uitslag, vol met bulten en weerzinwekkende gezwellen! Ach, ach, ik zie er uit als een echt gedrocht! Waar vind je een dokter die mij zou kunnen genezen?! Mijn slechte lichaam is wel gezond, maar dat lichaam kan me niets schelen als ik, de ziel, maar gezond zou zijn!
[16] O God, als iemand mijn ziel zou kunnen zien, zou hij ontzet zijn door haar overgrote lelijkheid! Hoe lichter het om mij heen wordt, des te meer wordt zichtbaar hoe afschuwelijk mijn ziel er uit ziet! Broeder Zinka, is er dan niets waardoor mijn ziel er wat beter uit zou kunnen gaan zien?!"
«« 48 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.