Zorels verontschuldigingen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 65 / 263 »»
[1] Zorel staat er helemaal ontsteld en verbijsterd bij en pas na vrij lang zwijgen zegt hij: "Vriend, je kunt van mij aannemen dat als ik toen beseft en geweten zou hebben wat ik nu weet, ik alles eerder gedaan zou hebben dan slavenhandel drijven! Ik ben een staatsburger van Rome en naar mijn weten verbood nooit enige wet de slavenhandel. Deze is en was van oudsher toegestaan, en wat honderden wettig mochten doen, zou ik dat dan niet mogen? Zelfs Joden mogen kinderen kopen, vooral als zij kinderloos zijn, waarom andere beschaafde volken dan niet, waartoe de Egyptenaren toch zonder enige twijfel reeds sinds mensenheugenis behoorden, evenals de Perzen?! Men verkocht dus de meisjes niet aan een wild en ruw volk, maar aan het in ieder opzicht meest beschaafde van de nu bekende grote aarde, zodat men volkomen terecht kon verwachten dat daardoor het lot van zulke kinderen, die thuis een treurig bestaan hadden, niet verergerde, maar alleen maar zichtbaar verbeterde!
[2] Ga maar eens naar het gebied van Klein-Azië, dan zul je daar zulke massa's mensen en vooral kinderen aantreffen, dat jij, als heel wijs mens, je tenslotte toch zou moeten gaan afvragen hoe deze mensen zich moeten voeden en onderhouden zonder elkaar op te eten! Ik kan je verzekeren dat ik iedere keer dat ik in de streken van Klein-Azië kwam, gewoonweg met kinderen bestormd werd door de bewoners. Voor een paar broden kreeg ik meisjes en ook jongens te kust en te keur. De kinderen renden juichend naar mij toe en wilden helemaal niet meer bij mij vandaan. Als ik er honderd kocht, kreeg ik nog veertig tot vijftig meisjes extra. De Essenen kochten er veel van mij, haast al de jongens, ongeacht de leeftijd; ook meisjes kochten zij herhaaldelijk. De Egyptenaren kochten alleen de reeds meer volwassen meisjes, ten dele voor het werk, ten dele waarschijnlijk ook voor hun plezier. Er zullen best enige geile bokken bij geweest zijn die een slavin uit wellust pijnigen, maar dat zullen er toch niet veel zijn.
[3] Naar Perzië zijn er bij mijn weten niet veel gegaan, en die werden merendeels door Perzische kooplieden en allerlei kunstenaars opgekocht, waar zij bij mijn weten voor allerlei nuttig en goed werk gebruikt worden. Bovendien bestaat er in Perzië reeds lang een wijze wet waardoor alle slaven en slavinnen na tien jaar, als zij zich goed gedragen hebben, de volledige vrijheid krijgen en daarna kunnen doen wat zij willen. Zij kunnen daar blijven, zelf een beroep kiezen of ook naar huis gaan. Dus de naar Perzië verkochten kunnen werkelijk over weinig ongeluk spreken! Wel, dat het juist in Egypte met enigen wel eens niet zo best zou kunnen gaan, wil ik helemaal niet bestrijden, maar als we naar hun vaderland gaan zullen we er daar velen aantreffen die het als vrij mens beslist geen haar beter gaat dan die ongelukkigen in Egypte! Want in de eerste plaats hebben zij bijna niets te eten, zodat velen zich voeden met rauwe wortels die zij in de bossen zoeken, en velen zijn er die 's zomers en 's winters bij gebrek aan enige kleding geheel naakt rondtrekken en bedelen, stelen en waarzeggen. Sommigen van hen weten zich door bedelen of stelen een paar lompen te verschaffen; de meesten lukt dat niet en zij trekken daarom geheel naakt rond, steeds met een troep kinderen bij zich.
[4] Van deze rond trekkenden hebben ik en mijn kameraden dan ook steeds het grootste aantal van de overtollige kinderen opgekocht en hen op deze manier geholpen. De vaste Pontusbewoners noemen hen 'Zagani', wat zoveel betekent als' de verdrevenen' Het wemelt er van deze mensen; grote horden trekken er rond en hebben huis noch haard. Holen, gaten in de grond en holle bomen zijn gewoonlijk hun woning. Nu vraag ik je of men deze mensen niet reeds een grote weldaad bewijst door hun kinderen voor niets over te nemen en hen enigszins te verzorgen, Iaat staan wanneer men hen van de naakte en uitgehongerde ouders voor baargeld, kleding en brood afkoopt?
[5] Als je volgens mijn tot nu toe geldende manier van denken met elkaar vergelijkt hoe enige van deze mensen vroeger ellendige slaven van de grootste armoede waren en later door mijn toedoen goed verzorgde slaven van mensen werden, dan zul je gemakkelijk zien dat het ongeluk, dat ik volgens jouw uiteenzetting deze mensen aandeed, niet zo enorm groot is als jij het je voorstelt. Maar ook dat zou ik hun niet hebben aangedaan, wanneer ik voorheen zo gedacht zou hebben als nu.
[6] Overigens zeg ik je in vertrouwen, hoewel ik verbaasd ben over jouw vrome en godgewijde wijsheid, dat het van een algoede God, als Hij ook maar enigszins ingrijpt in het lot van de mens, het toch ook wel wat vreemd is om een zo groot aantal welgevormde mensen als wilde dieren op aarde rond te laten kruipen! Een almachtig God zou toch wel zoveel kunnen doen, dat zulke mensen een beter onderdak op de lieve aarde zouden kunnen vinden!
[7] Het is toch voor een denkend mens een beetje vreemd wanneer hij honderdduizenden overigens welgevormde mensen uitermate onverzorgd, hongerig en naakt ziet rondtrekken en hen zelfs met de beste wil ter wereld niet kan helpen! Is het dan een wonder, vriend, als men bij de aanblik van die mensen aan het bestaan van een alwijze en zeer goede God een beetje begint te twijfelen?! En mijn eerdere opmerking over een wet die te nadrukkelijk de eigendom beschermt, zou bij de aanblik van zoveel ellende toch wel eens niet van alle grond ontbloot kunnen zijn!
[8] Vriend, nu ken je mijn verantwoording en rechtvaardiging ten opzichte van het grootste verwijt dat je mij gemaakt hebt. Doe nu wat je wilt, maar vergeet met dat er een Zorel die de wereld heel goed kent, met gespannen boog voor je staat en ondanks de lompen die hem nu bedekken, voor geen enkele wijsheid te zeer terugschrikt! Maar verschaf mij nu betere redenen voor het feit dat alles wat bestaat volgens Gods wijsheid zo moet zijn als het is, dan zal ik verlicht ademhalen en je zeer dankbaar zijn! Want jij moet net zo goed als ik inzien dat er menselijk beschouwd op aarde veel onnodige ellende heerst met daarnaast vaak enkele mensen die in grote welstand leven! Waarom heeft nu juist de een alles - en honderdduizenden naast hem niets? Kortom, leg mij de ellende eens uit van al de Zaganen in Klein-Azië! Wie zijn zij, waar komen zij vandaan, en waarom moeten zij in zo'n eeuwige nood smachten?"
«« 65 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.