De joodse priesters worden leerlingen van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 15 / 248 »»
[1] 's Morgens nog voor zonsopgang waren wij, dat wil zeggen Ik, de leerlingen, onze waard en Lazarus met zijn hele huishouding, al op de been. Lazarus zuster Martha was met haar helpsters al heel ijverig bezig om een rijkelijk, goed ochtendmaal klaar te maken; Maria ging echter met ons naar buiten en had zoals altijd slechts oog en oor voor Mij om iets voor haar hart en haar ziel te bemachtigen.
[2] Toen wij al ongeveer een uur buiten rondgewandeld hadden, werden de joden pas wakker. Zij wasten zich volgens gebruik en vroegen toen snel of Ik nog sliep.
[3] MARTHA zei: 'O, de Heer is een uur geleden met Zijn leerlingen, mijn broer, mijn zuster en de waard al naar buiten gegaan en zal waarschijnlijk zo terugkomen omdat het ochtendmaal ook bijna gereed is!'
[4] EEN PRIESTER zei: 'Welke kant is Hij opgegaan, dan kunnen we Hem achterna gaan en Hem vertellen dat het ochtendmaal bijna gereed is?
[5] MARTHA antwoordde: 'O, dat is bij de Heer echt niet nodig, want Hij weet precies wanneer het klaar zal zijn!'
[6] Toen de joden dat hoorden, vroeg EEN van hen aan Martha: 'Je moet Hem dus wel langer kennen, dat je met Zijn onmiskenbare, goddelijke eigenschappen al zo goed vertrouwd bent?'
[7] MARTHA zei: 'Ik ken Hem al geruime tijd, maar van jullie is het toch niet zo erg te prijzen dat je Hem tot nu toe nog niet herkend hebt!'
[8] DE JODEN antwoordden: 'Jawel, jawel, dat verwijt is heel terecht, en wij betreuren het nu zelf dat wij door onze aardse beslommeringen nog nooit meer navraag naar Hem gedaan hebben, hoewel wij wel het nodige over Zijn doen en laten uit Galilea vernomen hebben. Ook menen wij dat Hij op het Paasfeest hier in Jeruzalem was en merkwaardig genoeg alle kopers en verkopers uit de tempel joeg en de kramen van de wisselaars en handelaars omgooide!'
[9] MARTHA zei: 'Ja, ja, dat is Dezelfde, maar toen waren jullie ogen nog erg verblind en jullie oren en harten toegestopt; daarom hebben jullie Hem niet herkend!'
[10] Toen zeiden DE JODEN: 'Jawel, jawel, je hebt gelijk; maar omdat wij Hem nu herkend hebben, zullen wij twintigen in ieder geval niet meer bij Hem weggaan, en wij hebben ons vast voorgenomen in andere kledij als leerlingen met Hem mee te gaan, opdat de tempeldienaren en de andere joodse priesters, Farizeeën en schriftgeleerden, die overal verspreid zijn, ons niet kunnen verwijten dat ook wij, priesters van de tempel, ons door Hem, een stichter van een nieuwe sekte en een volksverleider, hebben laten verleiden. Wij zullen daarom meteen naar Jeruzalem gaan en ons uitkopen onder het voorwendsel dat we een reis willen maken naar Perzië en Indië, hetgeen men ons graag en zelfs al te graag zal toestaan. Als we dat binnen een paar uur in orde gemaakt hebben, komen we vandaag nog terug en dan zullen wij Hem als Zijn leerlingen op onze eigen kosten overal volgen.'
[11] MARTHA zei: 'Dat is een prijzenswaardig besluit van jullie en dat zal jullie Zijn zegeningen brengen! Maar kijk eens naar buiten; Hij komt al omdat ik helemaal klaar ben met de toebereidselen voor de maaltijd, en wij zullen Hem met de alleen Hem toekomende, hoogste achting en liefde ontvangen, Hem nogmaals uit de diepste grond van ons hart danken voor de grote troost die Hij ons gisteren heeft gegeven en Hem dan vragen of Hij goedgunstig deze ochtendmaaltijd wil zegenen en samen met ons wil gebruiken!'
[12] Terwijl Martha nog zo met de joden sprak, die heel aandachtig naar haar luisterden, kwam IK al de kamer binnen en zei: 'Lieve Martha, daar heb je je mond niet voor nodig; wie dat in zijn hart doet, doet het goed. De lippengroet kan dan heel gevoeglijk achterwege blijven, want Ik kijk alleen naar het hart en zijn innerlijke gedachten. Maar bij jou hebben ook je woorden echte waarde voor Mij, omdat ze recht uitje hart komen.'
[13] Dat stelde Martha helemaal gerust en zij werd met blijdschap vervuld.
[14] Maar IK richtte Mij tot de joden en zei tegen hen: 'Jullie willen dus in alle ernst Mijn leerlingen worden?'
[15] Toen zeiden werkelijk ALLEN, ook degenen die geen priester, maar alleen gegoede burgers van Jeruzalem waren: 'Ja, Heer, als U ons maar waardig genoeg acht om Uw leerlingen te mogen zijn! Wij hebben er zelfs alles voor over, om zo des te rustiger en beslister U, o Heer, op al Uw wegen en paden te kunnen volgen! ,
[16] IK zei: 'Daar doen jullie goed aan, maar één dingmoet Ik jullie zeggen en dat is: Zie, de vogels in de lucht hebben hun nesten en de vossen hun holen, maar Ik, die naar het lichaam een pure Mensenzoon ben, heb nog niet eens een steen die Ik als Mijn aardse eigendom onder Mijn hoofd zou kunnen leggen! ,
[17] DE JODEN zeiden: 'Maar toch is de hemel en de hele aarde Uw eigendom! Wat deze wereld betreft hebben wij voor U, voor Uw leerlingen en voor ons wel genoeg voor tien jaar en nog langer! Laat ons maar met U meetrekken en Uw levenswoorden aanhoren, voor al het andere zullen wij overal volgens Uw wil zorgen! ,
[18] IK zei: 'Welaan dan, ga na de maaltijd naar huis en regel alles goed! Kom dan terug en dan zal Ik jullie zeggen wat wij daarna zullen gaan doen! Maar nu aan de maaltijd!'
[19] Daarop gingen allen aan tafel, spraken hun dankgebed uit en aten en dronken zoals Ik
«« 15 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.