De gevolgen van de maansverduistering. Wedergeboorte en geestelijke gaven,

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 158 / 248 »»
[1] In de kamer gingen wij zoals gewoonlijk aan de grote tafel zitten, en Lazarus liet brood en wijn brengen, omdat er verder niets klaargemaakt was. Martha wilde echter toch naar de keuken gaan om in ieder geval voor Mij iets beters klaar te maken.
[2] Maar IK zei tegen haar: 'Doe dat niet, zuster, brood en wijn zijn immers de beste kost voor het lichaam van de mens! En als jij nu vuur maakt, kunnen vluchtelingen uit Jeruzalem dat merken en naar binnen komen, wat zowel jullie als Ik Zelf niet prettig zouden vinden. Doe dus niet, wat voor ons niet nodig is! Morgen zal het wel beter schikken.'
[3] Toen zag Martha van haar voornemen af en wij aten en dronken.
[4] Maar toen wij ons lichaam voldoende gesterkt hadden, kwamen er EEN PAAR KNECHTEN VAN LAZARUS naar ons in de kamer en vertelden, dat er buiten de muren waarmee Bethaniƫ omringd was, groepen mensen rondliepen, die onder elkaar vertelden dat er in Jeruzalem tijdens het plaatsvinden van de maansverduistering zo'n groot tumult was uitgebroken, dat tenslotte de Romeinen met de wapens in de hand de rust hadden moeten herstellen omdat alles anders een heel bedenkelijke wending had kunnen nemen.
[5] Vele pelgrims hadden de stad verlaten. Maar degenen, die hierheen gevlucht waren, probeerden binnen te komen; dat konden zij echter niet omdat wij vandaag al bij zonsondergang alle poorten goed gesloten hadden. Sommigen vroegen zich af of de profeet uit Galilea hier soms in Bethaniƫ was. Maar anderen zeiden daarop: 'O, daarvoor is hij te verstandig, die heeft zeker vanmorgen al onraad bespeurd en is nog op tijd verdwenen!' - Heer des huizes, wat moeten we met deze mensen doen? Moeten we ze binnenlaten of niet?'
[6] IK antwoordde in plaats van Lazarus: 'Laat ze maar buiten; men zal ze verder niet achtervolgen! Morgen is de lucht weer opgeklaard en verloopt het feest weer zonder enige storing.'
[7] Toen gingen de knechten weer naar buiten en hielden met de andere knechten de wacht opdat niemand eventueel over de muur op de grote binnenplaats zou komen.
[8] Toen herinnerde Ik allen aan datgene wat Ik hun eerder op de heuvel over de gevolgen van de maansverduistering in Jeruzalem gezegd had, en zij waren allemaal verbaasd dat Ik zo precies had kunnen weten wat het verschijnsel voor uitwerking zou hebben, zonder dat Ik in Jeruzalem aanwezig was geweest.
[9] Maar IK zei tegen hen: 'Waarom vinden jullie dat zo wonderlijk? Kijk, net als Ik, had een ander wijs en verstandig mens jullie dat ook kunnen voorspellen als hij uit lange ervaring met zekerheid zou weten hoe de hebzuchtige tempeldienaren zich bij zulke gelegenheden gedragen, en hoe zij met al zulke natuurverschijnselen steeds hun voordeel weten te doen! Iets vast te stellen wat voor ieder die goed nadenkt volkomen voor de hand ligt, is helemaal niet zoiets bijzonders; maar zonder berekening bepalen wanneer zo 'n verschijnsel optreedt, is heel wat uitzonderlijker, hoewel de Essenen het ook door berekening tamelijk precies van tevoren kunnen bepalen, en van deze geheime rekenkunst ook altijd gebruik hebben gemaakt.
[10] De latere opvolgers zullen echter, hoewel zij geenszins alwetend zijn, door berekeningen zulke verschijnselen nog veel preciezer vast kunnen stellen en daarom is het ook niet zo belangrijk als jullie denken.
[11] Veel belangrijker is het om de gedachten van een mens in zijn hart na te gaan! Wie dat kan, is net als God alwetend en alziend en alvoelend. Degenen die volgens Mijn leer zullen leven en daardoor de wedergeboorte van de geest in hun ziel bereiken, zullen dat ook kunnen; degenen die dat echter niet zullen bereiken, zullen ook nooit tot iets werkelijk geestelijks in staat zijn.
[12] Het lichaam van de mens zal eeuwig nooit ontdekken wat er allemaal in de mens verborgen ligt, want het heeft geen oog om te zien wat er innerlijk in hem is. Maar alleen de geest, die zich in het innerlijk van de mens bevindt, ziet en weet alles wat er in de mens is. Laat daarom ieder naar de ware wedergeboorte van de geest streven; want zonder die wedergeboorte kan niemand het rijk van God binnengaan.
[13] Eer Ik zal zijn opgevaren, zal niemand echter in staat zijn de volledige wedergeboorte van de geest in zijn ziel te bereiken, -maar na Mijn hemelvaart iedereen die in Mij zal geloven en volgens Mijn leer zal leven.'
[14] Toen zeiden DE LEERLINGEN: 'Heer, hoe en wanneer zal dat dan gebeuren?'
[15] IK zei: 'Dat zullen jullie weldra beleven en met eigen ogen zien. Meer hoeven jullie voor die tijd niet te weten. Bedenk echter liever dat wij tot dan nog veel te doen zullen hebben, en dat Ik eerst nog veel zal moeten lijden opdat het hele gericht waarin alle mensen zich nu bevinden, van de stekel van de dood ontdaan wordt! -Maar nu gaan wij rusten om morgen weer hard aan het werk te kunnen gaan; want een slaperig mens is nooit in staat tot geestelijke arbeid.'
[16] Daarop gingen wij rusten en sliepen vast tot het al weer licht was.
«« 158 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.