De beschouwingen van de Heer bij de aanblik van Jeruzalem. Het gericht over Jeruzalem.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 173 / 248 »»
[1] Binnen een uur waren wij met de maaltijd klaar, stonden van tafel op en gingen meteen naar buiten; want er was vooral bij het avondlicht naar het oosten toe een heel mooi uitzicht, en dat kwam ons bij onze beschouwingen heel goed van pas.
[2] Toen wij zo naar de grote, uitgestrekte stad met haar vele paleizen keken, zei LAZARUS: 'Wat heeft deze stad toch een lieflijke uitstraling! En wat een schande voor dat deel van de mensen die alle anderen een goed voorbeeld moesten geven!
[3] Daar beneden ligt de tempel, waarvoor de grote David als de man naar Gods hart reeds de materialen bijeengebracht heeft. Salomo, zijn zoon, heeft hem gebouwd, opdat het hele joodse volk zich op de vastgestelde tijden daar zou verzamelen en God eer zou geven. Maar wie eist nu de eer van de mensen op ? O, God allang niet meer, maar die ellendige Farizeeën, schriftgeleerden en de hogepriesters! De oude, wonderbare ark des verbonds is al sinds bijna vierentwintig jaar overgegaan naar het archief van de dode, krachteloze relikwieën, en de nieuwe is dood en heeft geen kracht meer; maar toch offeren de blinde Joden daaraan nog meer dan zij ooit aan de oude, echte geofferd hebben.
[4] Daaraan zie je toch wel heel duidelijk hoe de miserabele tempelheren het arme, onschuldige volk bewerken, en dat zij helemaal niet aan een echte en enige God geloven, omdat zij Zijn wetten, die hij aan Mozes en alle andere profeten gegeven heeft, zo schandelijk met voeten treden, en in plaats daarvan het volk onder bedreiging met de dood hun eigen voorschriften opleggen, die als zuivere waanzin door geen enkel verstandig mens meer geloofd kunnen worden. O wat een grote schande! Alles zucht onder de ondragelijke last, die voornamelijk van de kant van de tempelheren komt, en toch heeft niemand de moed deze overduidelijke volksbedriegers in hun gezicht te spuwen, en hen te wijzen op de grote misdaden die zij tegen de mensheid bedrijven.
[5] U alleen, o Heer, heeft de mensen de ogen geopend, met het doel om hun nu te laten zien waar zij met de tempeldienaren aan toe zijn. Maar ook dat helpt slechts weinig, want desondanks doen zij toch op de brutaalste wijze van de wereld wat zij willen, en geen straffende bliksem schiet uit Uw wolken op hen neer! U, o Heer, bent nu Zelf aanwezig op deze aarde als mens met een lichaam, -een verschijnsel dat zijn weerga niet vindt in de hele voorbije eeuwigheid, en dat de hoogste genade is die God Zijn schepselen heeft geschonken. Duizend en nogmaals duizend mensen, waaronder zelfs vele heidenen, erkennen dat met de grootste vreugde en dankbaarheid, en die daar beneden horen luid van alle kanten en van groot en klein deze heilige waarheid bevestigen. Maar in plaats van deze boodschap met alle blijdschap als volledig waar aan te nemen, vervloeken zij nog het volk dat zich wil inzetten voor die waarheid! Je vraagt je af: Wat zijn zulke beestachtige mensen dan waard?'
[6] IK zei: 'Beste broeder, maak je toch niet zo druk; want je ziet immers dat op deze wereld alles zijn bepaalde tijd heeft, en datje geen oude ceder als een dunne stok over je knie kunt breken! Kijk, Ik wil en zal nu nog een aantal dagen hier doorbrengen en dagelijks gedurende zeven dagen onderricht geven in de tempel. Wie zich wil bekeren, zal daar goed aan doen; wie echter in zijn blindheid, en daardoor ook in zijn slechtheid, wil volharden, zal omkomen op de dag van het gericht dat over Jeruzalem zal losbarsten en alle schepselen te gronde zal richten.
[7] Kijken jullie allemaal maar eens goed naar die grote stad! Heus, geen steen zal op de andere gelaten worden! Maar alle blinden en alle zwangere vrouwen zullen smeken dat het gericht toch maar niet op een sabbat zal losbarsten, omdat zij denken datje op een sabbat niet kan en mag vluchten; want dan komt er geen jood levend vanaf.
[8] Maar voordat het gericht over al deze goddelozen zal komen, zullen eerst nog vele, grote tekenen aan de hemel en op aarde gebeuren. Dan zal het gericht en het eind van deze stad echter nog niet komen; want er zal gewacht worden of er zich iemand zal verbeteren of bekeren. En slaat men geen acht op de tekenen, dan zal er een grote beproeving toegelaten worden, opdat de mensen zich tot God zullen bekeren. Als echter ook dat geen uitwerking zal hebben, zal Ik nog profeten sturen, die met hun luide stemmen, die klinken als oorlogsbazuinen, in alle vier de windstreken zullen proberen om degenen die echt geestelijk dood zijn, te wekken. Zij, die zich laten wekken tot het licht des levens, zullen ook tot het eeuwige leven opstaan; maar degenen, die op die bazuin roep van Mijn boden alleen zullen ontwaken in hun toorn en woede tegen Mij en Mijn woord, zullen opstaan -maar niet tot het leven, maar tot de dood door het gericht, -en naar die plaats verworpen worden, waar de eeuwige duisternis heerst in het gericht, waar veel gehuil zal zijn en tandengeknars.
[9] Wanneer echter het gericht komt, laat dan iedere rechtvaardige vluchten! Wie dan reeds op het dak van de kennis van de zuivere, goddelijke waarheden staat, laat die niet meer afdalen in het huis om een oude Joodse mantel (voorschriften van de Farizeeën) te halen, maar laat hij op zijn nieuwe lichte hoogte blijven! En wie zich reeds op het veld van zijn nieuwe werk volgens Mijn leer bevindt, laat die niet naar zijn oude geboortestreek van de blinde en waardeloze ceremonie terugkeren, maar laat hij op zijn nieuwe veld blijven, dan zal hij zijn leven behouden!
[10] Dan zal het echter gebeuren dat er twee in een en hetzelfde huis zullen zijn wanneer het gericht komt; dan zal de ene gered worden en de andere zal te gronde gaan. Wie volgens Mijn leer zal handelen, zal gered worden; wie echter Mijn leer zal hebben, maar volgens het oude zuurdeeg van de Farizeeën zal handelen, zal te gronde gaan.
[11] Evenzo zullen er twee op het veld zijn en twee malen in een molen; dan zal ook de ene opgenomen worden tot het leven en de andere in het gericht gelaten worden. - Hoed je dus voor het oude zuurdeeg van de Farizeeën, want heus, daarmee zal niemand ontsnappen aan het gericht!'
«« 173 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.