Niet het weten, maar het handelen uit liefde maakt zalig

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 227 / 248 »»
[1] DE FARIZEEËR die buitengewoon verbaasd was, zei: 'Heer en Meester, nu pas besef ik dat U vol van de goddelijke geest moet zijn; want over zulke dingen kan alleen maar God de mens een waar en volledig uitsluitsel geven! Wat is daarbij vergeleken het verstand van de grootste wijze van deze aarde, dat hij zich door enige ervaring en beschouwing van de uiterlijke vormen der dingen heeft eigen gemaakt?! Wat is de kleine beperkte mens tegenover God?! Daarom kan de mens uit zichzelf God ook nooit doorgronden en evenmin Zijn eeuwige heerschappij, zijn werkzaamheid en scheppingskracht!
[2] Ik zou nu alleen maar willen dat de hele tempel van dit licht vervuld zou zijn! Maar dat is bij de algemene verhardheid van de tempel helemaal niet denkbaar! Wij met z'n zevenen hebben toch vaak over zulke zaken natuurlijk meer contra dan pro -nagedacht, en hoe moeilijk was het voor ons dit licht binnen te gaan! Hoe zou het dan onze collega's en medepriesters vergaan, die over die zaken misschien nog nooit nagedacht hebben noch pro noch contra -, maar er alleen maar op bedacht waren hoe zij steeds meer hun buik konden vullen! O Heer en Meester, U zult wel het best weten wat U met de tempel en zijn meer dan blinde priesters zult doen! De huiveringen lopen over m 'n rug als ik dit licht vergelijk met de meest fundamentele duisternis van de tempel. Hoe groot en almachtig waant iemand van onze soort zich in de tempel, en hoe oneindig klein zou hij zich weten als hij in dit licht zou komen!
[3] O David, hoe waar was het toen jij zei: 'O, wat zijn alle de mensen nietig vergeleken bij U o Heer! Verlaat je niet op hulp van mensen; zij kunnen jullie allen niet helpen!' Ja, hoeveel alle wetten en zelfzuchtige lessen in de tempelons gebaat hebben, zien we pas nu goed in en zullen we in het vervolg beslist nog beter inzien! Heer en Meester, verlaat ons nooit met Uw geest!'
[4] IK zei: 'Wie in Mijn leer blijft, blijft ook in Mij, en Ik blijf in hem; wie echter door zijn daden Mijn leer verlaat, verlaat ook Mij, en het leven is niet in hem. Ik ben de ware levensdag. Wie op deze dag voortgaat, zal zich niet stoten en wie op deze dag werkt, zal het ware levensloon ontvangen.
[5] Nu weten jullie voorlopig het belangrijkste; jullie zullen nog voldoende gelegenheid hebben om al het andere te horen. Maar kennis alleen maakt niet zalig, slechts het handelen!
[6] Er is echter een tweevoudig handelen: een handelen voor de wereld uit eigenbelang - en een werkelijk handelen in de wereld uit ware liefde tot God en uit liefde voor de naaste. Uit het eerste verkrijgt de mens het gericht en gemakkelijk de eeuwige dood, uit het tweede echter de liefde en genade van God en het eeuwige leven van de ziel.
[7] Daarmee zeg Ik niet dat iemand niet met alle ijver de aarde bebouwen moet, en dat hij niet spaarzaam moet zijn, want Ik Zelf raad iedereen alle vlijt aan en een juiste spaarzaamheid. Maar dat alles behoort men te doen om voldoende voorraad te hebben om op ieder moment de armen bij te kunnen staan. Want wat iemand de armen doet in Mijn naam, zal Ik zo aannemen alsof hij het Mij gedaan had, en Ik zal hem zegenen hier en aan gene zijde; wie echter alleen voor zichzelf en puur voor zijn kinderen werkt en zorgt, en zich niet schuwt iets oneerlijk in bezit te nemen, die zal geen zegen van Mij kunnen verwachten, en aan gene zijde zal hij voor Mijn rechterstoel niet bestaan, maar hij zal buiten geworpen worden in de kerker van de buitenste duisternis. Daar zal veel gehuil en tandengeknars zijn, en zo'n ziel zal moeilijk ooit tot volle aanschouwing van God komen.
[8] Wie echter van zijn egoïstische spaarzaamheid overgaat naar volledige gierigheid, is reeds hier een duivel in mensengestalte die de geest van God, die zuiver liefde is, altijd weerstreeft en daarom voor altijd van de zaligheid zal blijven uitgesloten. Want zo zeker er een hemel is, zo zeker is er ook een hel, waarvan de worm nooit sterft en het vuur nooit dooft. Wie daar helemaal uit eigen wil inkomt, zal er ook geheel door eigen wil nooit meer uitkomen, -en dat is de ware eeuwige dood van de ziel. Let daar ook goed op, en pas er voor op dat je niet in zelfzucht, eigenliefde, nijd, gierigheid en wereldse hoogmoed vervalt! Want alle andere zonden raakt de mens eerder kwijt dan de zojuist genoemde.
[9] Kijk eens naar onze Lazarus, die nu stoffelijk gezien wel een van de rijkste mensen van heel Judea is, -maar hij is niet rijk voor zichzelf, maar voor vele duizenden armen, die altijd bij hem werk en een rechtvaardig goed onderkomen vinden; daarom is hij ook gezegend, en als hij lichamelijk zou sterven dan zal Ik hem toch opwekken, opdat hij nog lang voor de armen leven zal. En verder zal hij geen dood meer zien, voelen en smaken, maar het zal hem vrij staan zijn lichaam te verlaten en binnen te gaan in Mijn rijk dat altijd voor hem openstaat. In het huis waar Ik eeuwig zal wonen, zal ook hij eeuwig wonen! .
[10] Jullie zien daaruit, dat Ik niet alleen maar een vriend van de armen, maar ook een vriend van de rijken ben, indien zij hun rijkdom volgens de ware en juiste bedoeling van God benutten en gebruiken. Wie rijk is, moet zo handelen, en hij zal leven!'
[11] Toen zei LAZARUS helemaal ontroerd van liefde: 'Maar Heer, U bent al te goed, wat doe ik dan wel voor goeds dat ik, arme zondaar, door U zo geprezen wordt?'
[12] IK zei: 'Ik weet wel hoe en wat jij doet; verwonder je daarom niet als Ik je verdiend prijs in het bijzijn van veel mensen!
[13] Tegen een andere rijke, die Mij ook wilde volgen, maar daarbij zijn rijkdommen erg liefhad, zei Ik: 'Verkoop eerst al je goederen, verdeel de opbrengst onder de armen, en kom dan pas om Mij te volgen!' - Maar omdat de man zijn rijkdommen erg liefhad, werd hij meteen bedroefd en ging weg.
[14] Tegen jou zeg ik echter: Koop nog meer goederen; want wat jij het jouwe noemt, is eigenlijk al het bezit van de vele armen, die het merendeel van je goederen verbruiken!
[15] Tegen een rijke, die zijn rijkdommen als zodanig of ter wille van zichzelf te veel liefheeft, zeg Ik dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald gaat dan dat zo 'n rijke eens in de hemel zal komen!
[16] Maar er zijn ook veel armen die naar een goedhartige rijke gaan en hem om een aalmoes smeken en als zij er een gekregen hebben, deze verspillen, en bovendien nog erg ondankbaar zijn tegen hun weldoener. Maar laat een weldoener zich daar niets van aantrekken; want hoe minder dank jullie op deze wereld zullen ontvangen, des te groter zal jullie loon aan gene zijde zijn; want daardoor tonen zulke rijken pas dat zij op God gelijken, die ook de zon over goeden en kwaden laat opgaan en schijnen.
[17] Ja, Ik zeg jullie nog meer: Doe je vijanden goed, bid voor hen die je vervloeken, en zegen die je haten en achtervolgen, dan zullen jullie daardoor het snelst gloeiende kolen op hun hoofden stapelen en hun slechte gemoed het snelst naar het betere en hogere keren! Leen je overbodige geld aan hen die het je niet met rente terug kunnen betalen, en nodig diegenen te gast die je niet terugkunnen vragen, dan zul je daardoor in de hemel grote schatten voor je ziel verzamelen!
[18] Als er echter iemand naar jou als rijke komt, die je al enige malen geholpen hebt maar die je goedheid misbruikte, vermaan hem dan in een goed gesprek; onthoud hem echter je liefde niet! Als hij zich verbetert, dan heb je een dubbel goed werk aan hem gedaan; verbetert hij zich niet, wordt dan daarom niet boos op hem, -want naast de fysieke armoede bestaat er ook een geestelijke, die altijd groter en betreurenswaardiger is dan de fysieke.
«« 227 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.