De drie-eenheid in God en mens

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 230 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Maar wat jullie nu zullen horen, moetje voorlopig voor je houden en niet voortijdig ruchtbaar maken! Wanneer echter de juiste tijd daarvoor aangebroken is, zullen jullie dat door Mijn geest, die de eigenlijke Heilige Geest is, wel in jezelf merken.
[2] De Vader, Ik als Zoon en de Heilige Geest zijn herkenbaar van eeuwigheid één en dezelfde.
[3] De Vader in Mij is de eeuwige liefde en als zodanig de oergrond en de eigenlijke oerstof van alle dingen, die de hele eeuwige oneindigheid vervult.
[4] Ik als Zoon ben het licht en de wijsheid, die voortkomt uit het vuur van de eeuwige liefde. Dit krachtige licht is het eeuwige, volmaaktste zelfbewustzijn en de helderste zelfkennis van God en het eeuwige woord in God, waardoor alles wat bestaat gemaakt is.
[5] Opdat dit alles echter gemaakt kan worden is de machtige wil van God nodig, en dat is dan de Heilige Geest in God, waardoor de werken en wezens hun volledige bestaan krijgen. De Heilige Geest is het grote uitgesproken woord 'Er zij!' -en dan is er, wat de liefde en de wijsheid in God besloten hebben.
[6] En kijk, dat alles bevindt zich nu in Mij: De liefde, de wijsheid en alle macht! En daarom is er maar één God, en dat ben Ik, en Ik heb alleen maar hier een lichaam aangenomen om Mij aan jullie mensen van deze aarde, die Ik volkomen naar Mijn evenbeeld geschapen heb uit de oersubstantie van Mijn liefde, in jullie individualiteit nader te kunnen openbaren, - zoals dat juist nu het geval is.
[7] Dat echter ook jullie de helemaal aan Mij overeenkomstige drieëenheid in jullie hebben, zal jullie direct zo duidelijk mogelijk uitgelegd worden.
[8] Kijk ieder mens heeft liefde in zich en tengevolge van die liefde ook een wil; want de liefde op zichzelf is een begeren en verlangen, en in het begeren en verlangen ligt nu juist de wil. Dat is ook eigen aan alle planten en dieren, en in zeker opzicht ook aan de andere materie.
[9] Liefde en wil heeft zelfs de ruwste en ongeciviliseerdste mens. Maar wat doet hij daarmee? Hij is alleen maar uit op de bevrediging van zijn laagste en stoffelijkste behoeften die zich instinctmatig uit zijn grove liefde in zijn wil vertalen, waar zijn verstand niets anders dan een flauw vermoeden van opvangt. Kijk maar eens of de daden van zulke mensen niet veel slechter zijn dan die van dieren bij wie de liefde en het verlangen door een beïnvloeding van boven geleid wordt!
[10] Maar heel anders staat het met de liefde en haar wil bij die mensen* (*toegevoegd) van wie het verstand een helder licht is geworden; het schijnt dan door de liefde en haar wil, en daardoor door de hele mens. Dan pas zorgt de liefde voor de zuivere middelen, zij ordent het licht of de wijsheid, en zij activeert de wil. Als de mens echter als evenbeeld van God ook die mogelijkheid in zich heeft, bestaat hij dan uit drie mensen of is hij slechts één mens?'
[11] ALLEN zeiden, en vooral de oud leerlingen: 'Wij danken U, o Heer, dat U nu weer eens zo heel duidelijk gesproken heeft; want het is echt niet altijd Uw gewoonte om zo te spreken en te leren. Nu weten we pas helemaal hoe het met de volkomen eenheid van God staat, en U bent dus dan toch heel volmaakt God, zoals wij dat al vaker gedacht hadden.'
«« 230 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.