De verhouding tussen hel en wereld

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 240 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Laat echter niemand van jullie denken dat Ik ook de hel eens geschapen zou hebben! Dat zij verre van Mij en van jullie allen! Denk ook niet, dat het een plaats van eeuwige bestraffing van de boosdoeners van deze aarde is! Zij heeft zich vanzelf gevormd uit al die vele mensenzielen die op deze aarde iedere goddelijke openbaring weghoonden, God loochenden, slechts deden wat hun uiterlijke zinnelijkheid behaagde, maar zich uiteindelijk goddelijke eer lieten bewijzen en al het volk door hun hovelingen liet instrueren dat zij zelf goden waren en dat het hele volk hen moest aanbidden, zoals Nebukadnezar dat in Babylon deed. Zij bedachten opnieuw afgoden en dwongen de volken die te aanbidden en hun grote offers te brengen; wie dat niet deed, werd onmenselijk gemarteld.
[2] Daaruit kunnen jullie welopmaken wat voor macht de hel over de hele aarde uitoefende, en hoe dringend het nodig was dat Ik Zelf af moest dalen in de materie om dit oude maar noodzakelijke gericht met Mijn hele inzet te doorbreken en daardoor tegen de hel die zichzelf geschapen had een dam op te werpen die zij nooit meer zo zal doorbreken als tot nu toe het geval was .
[3] Ik, de Allerheiligste, moest Mij met de onheiligheid van de zwakheid van de mensen van het geschapene bekleden, om als een sterke held de hel te kunnen naderen om deze te overwinnen. Ik ben nu naar haar toegekomen, ben er midden in, en alle duivels en satans vluchten voor Mij als los kaf in de stormwind.
[4] En hiermee heb Ik jullie nu met een voorbeeld laten zien, wat de hel is, wat zij deed, ten dele nog doet, en wat de verlossing is. Hebben jullie dat wel enigszins begrepen?'
[5] Nu zei AGRICOLA vol verbazing: 'Heer, zo'n beschrijving van de hel is mij nog nooit ter ore gekomen! Wij Romeinen hebben haar in onze fantasie onder de aardbodem gesitueerd, en dan speciaal op die plaatsen waar er, zoals bij ons, van die bergen zijn die voortdurend roken en van tijd tot tijd grote, alles verwoestende vuurmassa 's uitspuwen. Ah, maar zo ziet de zaak er heel anders uit! Dan is immers nu de hele aarde met een mensengeslacht dat buitengewoon losbandig is een volmaakte hel; want in deze wereld gaat het nu net zo toe als U ons het reilen en zeilen in de hel beschreven heeft!'
[6] IK zei: 'Ja, m'n vriend, de wereld en de hel zijn net zo één als lichaam en ziel één zijn. De grote helleziel bedient zich net zo van de uiterlijke wereld als de ziel zich van haar lichaam bedient. Als de ziel een engel is door haar liefde tot God en de naaste, dan zal ook het lichaam alleen maar goed doen, omdat de ziel, die het lichaam levend maakt, niets kwaads wil en kan doen; maar is de ziel al volledig een duivel, dan is haar lichaam dat ook.
[7] Ik kwam echter nu in dit wereldlichaam om al de legioenen maal legioenen duivels daaruit te verdrijven. Ik gaf je gisteren met de jonge vrouw in het klein een voorbeeld van wat Ik nu in het groot doe. Ik zal nu het huis schoonvegen van de oude duivels; maar als de mensen zich niet daaraan zullen houden, dan zullen ze al gauw gereed zijn met een nieuwe hel en haar duivels, en die zullen dan al gauw in het gereinigde huis intrekken en een toestand in de wereld te weeg brengen die nog erger zal zijn dan de eerste voor Mij was.
[8] Want zoals voorheen, moet ook nu en in het vervolg iedere ziel in het lichaam haar wils en kennis vrijheidsproef doormaken, en die kan zonder toegelaten prikkels tot het goede en het kwade nooit .of te nimmer plaatsvinden. Maar nu hebben de mensen door Mij hulp bij de hand en ze kunnen de hel die zich in hen uit wil breiden altijd met glans overwinnen, wat nu juist het gevolg van Mijn verlossing is. Die dat echter niet zullen doen, zullen nog dienstbaarder aan de nieuwe hel zijn dan de ouden dat tot op deze tijd waren.'
[9] AGRICOLA zei: 'Ja, Heer, zou het dan niet beter zijn zulke nieuwe hellezielen na hun lichamelijk leven maar meteen helemaal te vernietigen ? !'
[10] IK zei: 'Ja, m'n vriend, dat gaat niet; want alle zielen, goede en slechte zijn uit Mij, en van Mij kan eeuwig nooit iets vernietigd worden, dus ook de slechtste ziel niet, maar iedere ziel zal volgens haar liefde verder leven. - Mijn vriend, begrijp je dit zo'n beetje?'
[11] Toen zeiden ALLEN: 'Heer en Meester! Deze zaak is ons nu helemaal duidelijk; maar er gebeurt nu iets anders bij ons, namelijk, een heel speciaal treurig gevoel in ons hart doet zich gelden, en noodzakelijkerwijs om twee redenen: De eerste is dat we met lichaam en ziel duidelijk in de volmaaktste helleven en de tweede is dat altijd verreweg het merendeel van de mensen van deze aarde kennelijk niets anders dan hellegeesten worden, en dat ook duidelijk voor eeuwig. Is er dan voor zulke hellegeesten werkelijk ook bij U, o Heer, geen mogelijke hulp meer denkbaar?'
«« 240 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.