De kracht van het licht

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 30 / 248 »»
[1] PHILOPOLD zegt: 'Heer, het begint me nu wel wat duidelijker te worden; maar van Uw enorme wijsheid word ik bepaald duizelig! Toch vraag ik U of U nog meer wilt uitleggen!'
[2] IK zeg: 'Dat zal Ik wel doen, maar concentreer je, zodat je het ook begrijpt en goed in je ziel prent!
[3] Laten we nu op het licht overgaan! Kijk eens naar het licht van deze helder schijnende, zuivere naftalamp! Het verlicht deze grote kamer dermate dat wij elkaar allemaal goed kunnen zien en herkennen. Wat denk je: Zouden honderd van zulke helder brandende lampen ook niet een honderdmaal sterker licht in deze kamer verspreiden? Jij zegt: 'Ongetwijfeld want daarvan kan men zich bij grote feestverlichtingen meer dan voldoende overtuigen!' Goed, zeg Ik, stel je nu eens duizend maal duizend van zulke lampen voor ergens bovenop een alleenstaande berg! Zouden die met z'n allen niet binnen een behoorlijk groot gebied alles helder verlichten? Wis en zeker! Maar hoewel zij de wijde omtrek zouden verlichten, zouden zij toch totaal niet te vergelijken zijn met het licht van de volle maan, die, hoewel hij voor het oog bepaald niet zo groot lijkt, toch in één keer de halve aarde nog heel goed verlicht. Maar wat is het licht van de maan vergeleken bij het licht van de zon?!
[4] Stel je nu echter eens voor dat de zon het hele uitspansel zou vullen! Zou er dan een sterveling in staat zijn ook maar een moment dat machtige licht te verdragen zonder ogenblikkelijk als een druppel water op een gloeiende plaat vernietigd en opgelost te worden? Ik zegje: Het.effect van dat licht en de onbeschrijfelijke hitte ervan zou dan al zo groot zijn dat het zelfs deze hele aarde binnen enkele ogenblikken niet beter zou vergaan, en vele honderdduizenden van zulke werelden ook niet!
[5] Zie je het enorm grote verschil tussen het licht van deze lamp en het licht van zo'n grote zon?!
[6] Maar er bestaan in de uitgestrekte scheppingsruimte centrale oerzonnen die myriadenmaal groter zijn dan onze zon, hoewel onze zon ook ruim duizendmaal duizend keer groter is dan deze hele aarde. Zulke centrale oerzonnen hebben naar verhouding ook een evenzoveel groter en sterker licht, waarin dan zulke zonnen als de onze, als zij in de buurt zouden komen, ook als een waterdruppel op een gloeiende plaat in een oogwenk zouden verdampen.
[7] Nu kun je deze aardse lichtsterkte vergroten zoveel je maar wilt, vrijwel tot in het eindeloze, en dan zul je met al dat versterkte licht van de zonnen uit ruimte en tijd eenzelfde verhouding vinden ten opzichte van het licht van God, als je gevonden hebt bij de beweging en de kracht.
[8] En omdat het licht van God in ruimte en tijd eeuwig nooit geëvenaard kan worden, volgt daaruit duidelijk, dat het zuiver geestelijke licht van God, evenals de uit dat licht voortkomende, onmeetbare levenswarmte van de liefde daarin, niet binnen tijd en ruimte, maar alleen buiten deze twee aanwezig kan zijn.
[9] Dat er echter toch een levensechte en altijd aanwezige analogie bestaat tussen het oerlicht van God en het slechts ten dele geschapen licht van de zon, kun je gemakkelijk afleiden uit het feit dat ook het licht van de zon levengevende kracht heeft voor de schepselen op de hemellichamen en werelden, waarvan ieder voorjaar je voldoende kan overtuigen. -Begrijp je nu al iets beter hoe en op welke manier noodzakelijkerwijs al het zuiver geestelijke zich buiten tijd en ruimte bevindt en dat dit ook zo moet zijn?'
«« 30 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.