Het verzoek van de leerlingen van Johannes

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 125 / 220 »»
[1] Toen deze tweede leerling van Johannes dat van Mij gehoord had, zei hij: 'Heer en Meester, wij zien in dat U alleen een goede en waarachtige Meester en zeer volmaakte Leraar bent; neem ons aan als Uw leerlingen, dan willen wij U volgen en alles van U leren! In één dag zullen wij van U beslist meer leren dan wij bij Johannes in een jaar geleerd hebben. Wij willen U volgen, waarheen U ook maar wilt gaan!'
[2] Ik zei: 'Dat zou wel een heel goed idee van jullie zijn; maar voordat Ik tegen jullie zeg: 'Kom!', moet Ik jullie nog op iets wijzen; als jullie dat niet hindert, kunnen jullie Mij gerust als leerlingen volgen! Kijk, de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen; maar Ik als de Zoon des mensen heb op de hele aarde nog niet eens een steen, die Ik onder Mijn hoofd zou kunnen leggen! Maar als jullie een echt vertrouwen en een levend geloof hebben, volg Mij dan!'
[3] Een andere leerling zei: 'Heer en Meester, wij hebben alleen maar Uw leer nodig, -ons lichaam zullen wij zelf wel verzorgen; want wij zijn vermogende mensen en het is niet nodig dat wij door onze Meester ook gevoed worden.'
[4] Ik zei: 'Wat Ik tegen jullie gezegd heb, heb Ik niet gezegd omdat Ik jullie ver van de tafel zou willen houden waaraan Ik nog altijd met Mijn leerlingen gegeten heb; maar Ik heb het tegen jullie gezegd, om te voorkomen dat jullie als Mijn leerlingen aan een materiële verdienste aan Mijn zijde zouden denken, -want zoiets is er bij Mij niet! Bij Mij is er maar één verdienste op zichzelf geoorloofd en die is: het rijk Gods en het eeuwige leven! Als jullie alleen omwille daarvan Mij als leerlingen willen volgen, kunnen jullie Mij ook volgen!'
[5] De leerling zei: 'Heer en Meester! Wij hebben vrouwen en kinderen en we hebben ook huizen, akkers, weiden, tuinen en wijngaarden en ossen, koeien, kalveren, ezels, schapen, geiten en een grote hoeveelheid van allerlei tam gevogelte, en wij drijven daarmee dan ook een eerlijke handel en hebben nog nooit iemand afgezet. Dat heeft de overigens heel strenge profeet Johannes ons ook niet verboden en hij heeft ons daarbij gezegd dat het God welgevallig is als de mens werkt en aldus op een passende wijze zorgt voor zijn huis en zijn gezin; maar wie woeker drijft met de gaven die God hem geschonken heeft, zal door God met toornige ogen worden aangezien en geen genade bij Hem vinden.
[6] Zodoende begaven wij ons dan ook onder de mensen en vertelden hun wat wij van Johannes gezien en gehoord hadden. Welnu, bij dergelijke gelegenheden hebben wij natuurlijk ook gewag gemaakt van het feit dat wij het een en ander te verkopen hadden tegen een zo redelijk mogelijke prijs; en na zo'n aanbod werden de aangeboden dingen dan ook graag en herhaaldelijk van ons gekocht, en met de opbrengst konden wij steeds eerlijk en goed onze huishouding voeren. Daarin bestond dan ook onze broodwinning die wij met onze positie van leerling en nadien van prediker verbonden. Maar als het U, o Heer en Meester, niet aangenaam is wanneer wij als Uw leerlingen ook af en toe aan Uw zijde aan onze huizen en gezinnen denken, dan kunnen wij daar ook van afzien en voor het zorg dragen voor ons huishouden heel andere voorzieningen treffen. U hoeft ons maar Uw wil duidelijk te maken, dan zullen wij daarnaar handelen!'
[7] Ik zei: 'jullie kunnen doen wat jullie willen, want ieder mens heeft zijn volkomen vrije wil. Maar als iemand Mij als Mijn leerling volgt om het rijk Gods te winnen, dan moet hij tot de tijd van de volledige geestelijke wedergeboorte huis, vrouwen kinderen uit liefde voor Mij verlaten; want bij het zoeken en vorsen naar het rijk Gods moet hij alle zorgen om de dingen van deze wereld alleen aan Hem overlaten die alles weet en wiens almachtige wil alles vermag. Want als een ware leerling zich aan Mijn zijde tevens druk maakt om de dingen van de wereld, lijkt hij op een landman die zijn handen wel aan de ploeg slaat, maar daarbij voortdurend achterom kijkt, niet let op de gang van de ploeg en derhalve niet geschikt is voor het rijk Gods.
[8] Kijk naar Mijn oude leerlingen! Zij hebben om Mijnent wil ook huis, hof en vrouwen kinderen verlaten en zijn Mij gevolgd; maar hun aardse huishouden bestaat voort en is verzorgd.
[9] Wie als Mijn leerling zich de wereld niet volledig kan ontzeggen, zal met sterk worden in het rijk Gods; want God en de wereld dienen gaat moeilijk of eigenlijk helemaal niet. Pas als iemand in het rijk Gods sterk geworden is, kan hij ook iedereen op nuttige wijze waarachtig dienen.
[10] Toen in vroeger tijden op bepaalde bergen nog de ware profetenscholen bestonden, moest degene die een echte profeet wilde worden zich volledig terugtrekken van alles en iedereen en in zichzelf het levende woord van God zoeken; als hij dat gevonden had, werd hij ook vrijgelaten en was zó pas in staat om de wereld waarachtig in nuttige zin te dienen.
[11] Hoe de ware profeten en in de oertijd ook de aartsvaders de wereld hebben gediend en tot nut zijn geweest, weten jullie uit de Schrift en Ik hoef het jullie niet te vertellen. Nu kennen jullie dus Mijn wil en Mijn raad, en kunnen nu doen zoals jullie willen.
[12] Wie niet eerst volkomen van God wordt voordat hij zich in de wereld begeeft om daar te werken, die wordt verleid door de wereld, die weldra zonder enige moeite zijn hart en zijn ziel verslindt; maar wie eerst helemaal van God is geworden, die kan de wereld niet meer deren; want hij heeft een stevige dam om zich heen en een burcht voor zichzelf gebouwd, die door de poorten van de h.el niet overwonnen kan worden.'
[13] Toen die paar leerlingen van Johannes deze dingen van Mij gehoord hadden, dachten ze na over wat ze moesten doen.
[14] Eén van hen, die het eerst gesproken had, zei tegen de anderen: 'Weet Je, Ik raad aan om nu direct hier te blijven als wij Hem als leerlingen willen volgen! Ons huishouden is toch al goed geregeld, aan arbeiders en middelen ontbreekt het daarbij niet en meer is niet nodig. Wat de Heer en Meester nu tegen ons gezegd heeft is waar, laten we dan ook direct bij de waarheid blijven!'
[15] Hierop kwamen ze naar Mij toe en vroegen Mij of Ik hun toestond om direct te blijven.
[16] Ik zei: 'Blijf dan en wordt goede en actieve arbeiders in Mijn wijngaard!'
[17] Eén van..hen zei: 'Heer en Meester! Hoe kunt U nu een wijngaard hebben, terwijl U toch eerst gezegd hebt dat U nog geen steen bezit om onder Uw hoofd te leggen?'
[18] Ik zei: 'Deze wereld is Mijn wijngaard en de mensen die Mijn woord horen en zich eraan houden en in Mij, de ware Zoon van God, geloven, zijn de goede en edele ranken, die Mij door hun goede werken ook veel vrucht zullen opleveren; maar tussen de edele ranken zijn ook heel veel onedele en die moeten ook veredeld worden en daar zijn veel krachtige arbeiders voor nodig. Heil degenen die zich bekwame arbeiders in deze wijngaard van Mij zullen betonen, en wel uit liefde tot God en de naaste!'
[19] N a deze woorden bedankten ze Mij en bleven, en begonnen met Mijn oude leerlingen te spreken.
«« 125 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.