[2] De mens moet het woord van God, waarin Hij de mens getrouw Zijn wil openbaart, op een gegeven moment met een vreugdevol, dankbaar en gewillig hart en verstand aannemen. Daardoor legt hij reeds het ware levensgraan in de vruchtbare aarde.
[3] Maar daarna moet hij ook onverwijld volgens Gods wil beginnen te handelen. Dit handelen is dan de leven brengende regen, waardoor de goddelijke geest ertoe bewogen wordt in de ziel van het levensgraan over te gaan. Nu moet men dan in de eerste plaats in zichzelf keren door de ware deemoed, door geduld, zachtmoedigheid, door de ware liefde tot de naaste en door de echte barmhartigheid. Als een mens van harte en met alle ijver deze opgaven aanvaard gaat hij daardoor ook binnen in de diepten van zijn eigen leven en graaft hij de geestelijke voedende levenswortels in de aarde van de goddelijke kracht, die zulke wortels gretig opzuigen om vervolgens de levenshalm naar het goddelijke licht te gaan opstuwen, te ontwikkelen en te voltooien. In deze toestand gaat de ziel dan ook steeds meer over in de steeds levender wordende liefde tot God, en wel naarmate haar geest ook steeds werkzamer in de ziel overgaat.
[4] Wanneer de levenshalm van de mens op deze wijze tot de aar is uitgegroeid en de ziel zich geheel in de liefde tot God en in haar levenslicht en levenswarmte bevindt, dan begint ze daarmee ook zelf in haar geest over te gaan en er volledig mee één te worden. In deze zalige toestand wordt de levenskorenaar helemaal bovenaan de halm zichtbaar en gaat nu in het zuivere goddelijke licht snel bloeien; de bloei toont dan echter de volledige liefdes en levensvereniging met haar geest en dus ook met God.
[5] Uit deze vereniging ontstaat vervolgens de ware levensvrucht, waarvan de rijping in het volle levenslicht van God boven al het aardse verheven is. Dat een mens zich in dat geval dan ook in het helderste schouwen en het helderste bewustzijn bevindt van alles in de hele geestenwereld alsook in de hele materiële schepping, zal wel niemand betwijfelen, die nu met enige aandacht nadenkt over wat ik uiteengezet heb in een vergelijking met de orde waarin een plant groeit. -En nu heb ik gesproken, en jij hebt het recht om daarop te reageren.'
[6] Daarop zei de hoofdman, vol verbazing: 'Luister, mijn jonge, goede vriend, jij moet beslist al in het moederlichaam begonnen zijn deze levensweg te gaan, anders is het niet voorstelbaar dat een mens op jouw jonge leeftijd zich tot zo'n levenshoogte kan ontwikkelen! Maar hoe het ook zij, het is genoeg dat jij je in een volkomen levensvoleinding bevindt. Maar wanneer jij ook eenmaal dit lichaam van jou zult afleggen, zul jij dan nadien als een zuivere geest met de mensen van deze aarde kunnen omgaan zoals nu?'
[7] Rafaël zei: 'Zeer zeker, maar alleen met zulke mensen die door hun levenswandel volgens de leer van de Heer zichzelf verheven zullen hebben tot die staat, waarin ze daar bekwaam voor zullen zijn!'
[8] De hoofdman zei weer: 'Heb jij nu ook helemaal geen angst meer voor de dood van het lichaam?'
[9] Rafaël zei: 'Hoe zou ik die ook maar enigszins kunnen hebben, aangezien ik immers al helemaal overgegaan ben in het eeuwige leven van de geest uit God en ik mijn lichaam dus ook in mijn macht heb! Ik kan het zelf veranderen wanneer ik wil, en kan het weer creëren hoe en wanneer ik wil -Kun je dat van mij aannemen?'
[10] De hoofdman zei: 'Dat zou sterk zijn! Zoiets heb ik nog nooit gehoord! Kun je mij daar ook een tastbaar bewijs van geven, dan zal ik je daarom zeer prijzen.'
[11] Rafaël zei, vriendelijk glimlachend: 'O, daarmee kan ik je wel van dienst zijn! Pak mijn arm maar eens vast en voel, of die vlees en botten heeft!'
[12] De hoofdman deed dat en zei: 'Mijn jonge vriend, jouw arm is sterk en geheel en zo sterk als van een volwassen man. Je hebt stevige spieren en sterke botten.'
[13] Daarop zei Rafaël weer: 'Maar om je nu te laten zien en ervaren dat een mens, die op het hoogste en lichtste niveau van schouwen staat, ook volkomen heer is over zijn eigen lichaam, moet je mij nu nog eens bij mijn arm pakken en mij zeggen of mijn spieren nog zo stevig en mijn botten nog zo hard zijn als eerst!'
[14] Dat deed de hoofdman, maar hij greep als het ware helemaal door de arm van Rafaël heen, alsof die helemaal lucht was.
[15] Toen schrok de hoofdman en zei: 'Luister eens, jij bent een zeldzaam schepsel! Ik begin mij nu werkelijk heel onbehaaglijk te voelen! Ik zie je nog net zoals eerst en je hebt geen lichaam meer, maar je bent nu een vorm uit pure lucht en staat als een fantoom voor me. Ach, dat is sterk - dat is ongehoord! Men heeft al wel eens gehoord dat er in een bepaalde tijd magiërs geweest zijn die zichzelf onzichtbaar konden maken, maar daarbij toch hun lichamelijke stevigheid behielden; want in hun onzichtbaarheid zouden ze toch zware dingen van de ene plaats naar de andere hebben kunnen verplaatsen. Maar jij bent nu nog steeds zichtbaar als een volkomen mens en toch ben je dat in zekere zin niet, en nu is het wel heel erg de vraag of jij nu als een zuivere luchtvorm die zuil nog zou kunnen optillen!'
[16] Rafaël zei: 'Net zo goed en feilloos als eerst! Maar om je te laten zien dat ik nu tot nog meer in staat ben dan eerst, zal ik die zuil helemaal niet meer aanraken met mijn armen, maar ik zal hem enkel met mijn wil optillen, hem een tijdlang vrij in de lucht houden en hem dan weer op zijn plaats neerzetten.'
[17] Rafaël had dat nog maar nauwelijks gezegd, of daar zweefde de zuil al vrij in de lucht, en de hoofdman werd nu nog angstiger. Hij wist niet meer wat hij moest zeggen, keek vol verbazing nu eens naar de in de lucht zwevende zuil en dan weer naar Rafaël.
[18] Pas toen Rafaël de zuil weer op zijn oude vaste plaats terugzette, herstelden de hoofdman en ook zijn metgezellen zich weer van hun verbazing, en hij zei: 'Nee, nu sta ik met mijn mond vol tanden! Want waar alle natuurlijke gedachten en voorstellingen van een mens te kort schieten, daar ontbreekt het ook aan woorden en verstandige taal. Als jij je nu ook nog helemaal onzichtbaar zou kunnen maken, zou ik beslist volkomen gek worden!'
[19] Nu zei Rafaël: 'Ook dat zou ik kunnen, als ik het zou willen; maar om jou niet gek te laten worden, zal ik weer een lichamelijk mens blijven. Maar ik heb jou alleen maar willen tonen dat een mens, die zich eenmaal in de derde en hoogste graad van schouwen en zijn bevindt, geen dood meer te wachten staat, maar een geheel volmaakte en in alle opzichten vrije zelfstandige heer over zijn leven en derhalve ook over zijn lichaam en de dood daarvan is. Maar in de mate, waarin ik dat nu ben, kunnen de mensen op deze aarde het weliswaar hoogst zelden en heel moeilijk worden; want de meesten zijn reeds te zeer verwereldlijkt en hebben dus ook te weinig vaste en volhardende wil en levend onwankelbaar geloof Maar wanneer zij eenmaal hun ongeloof afgelegd zullen hebben, dan zullen zij als zuivere en voleindigde geesten net als ik kunnen doen en tot stand kunnen brengen, wat ik doe en tot stand breng! ,
[20] Nu zei de hoofdman vlug: 'Ben jij dan al een zuivere en voleindigde geest?'
[21] Rafaël zei: 'Zeer zeker, want een onvoleindigde geest kan niet doen en tot stand brengen, wat ik doe en tot stand breng.'
[22] De hoofdman, die nu al helemaal in de war was, zei weer: 'Ja, kunnen de geheel zuivere en voleindigde geesten dan ook allemaal net zo eten en drinken als jij? Waar is dat voor nodig, wanneer ze met die aardse kost geen lichaam in stand hoeven te houden?'
[23] Rafaël zei: 'Woont in onze Heer en Meester niet volkomen de allerhoogste geest Gods, en Hij neemt toch ook het voedsel van deze aarde tot zich? Wanneer het jou mogelijk is om aards voedsel tot je te nemen, waarom zou het voor een voleindigde geest, die beslist ook een mens is, niet mogelijk of wellicht zinloos zijn om ook het voedsel van deze aarde tot zich te nemen en die in zichzelf in zijn element om te zetten?
[24] Is dan niet alles wat de mens tot voeding dient, Gods woord en Gods wil? Als jij, die nog een natuurlijk mens bent,jouw lichaam met natuurlijke kost verzadigt, neemt de ziel daarvan ook het substantieel geestelijke deel in zich op en gebruikt het om haar vorm te verstevigen; en als de onvolmaakte ziel dat doet, al gebeurt dat ook onbewust, dan zal een van zichzelf zeer helder bewuste voleindigde geest dat des te meer kunnen doen, aangezien hij in staat is om alle materie plotseling op te lossen en in haar oorspronkelijke geestelijke toestand te veranderen. -Begrijp je dat?'
[25] De hoofdman zei: 'O mijn zeer buitengewone en mysterieuze vriend, om dat allemaal te kunnen begrijpen is er meer nodig dan het verstand van een Romeinse hoofdman! Maar voor mij is het al voldoende, dat ik er nu eenmaal volkomen van overtuigd ben dat de ziel van de mens na de dood van het lichaam voortleeft, en dat ik nu de weg ken waarlangs men stellig de steeds helderder geestelijke voleinding tegemoet gaat; al het andere heeft voor mij nu minder waarde.
[26] jij kunt nu nog een lichamelijke of ook een reeds lang zuivere, machtige geest zonder lichaam zijn, dat is voor mij verder van weinig belang. Maar voor mij is van belang, dat ik door een juiste levenswandel ook eenmaal datgene word wat jij nu bent en wat jij aan de zijde van de Heer en Meester zeker ook gemakkelijker hebt kunnen worden dan ik het zal kunnen; maar ik wil ook niet naar jouw hoogte opklimmen en zal met veel minder al helemaal tevreden zijn. Want stellig is het van God uit niet ieder mens gegeven om zich tot jouw hoogte op te kunnen werken; maar iedereen dient God te danken voor wat Hij hem gegeven heeft.
[27] En ik dank jou nu ook voor jouw liefde, geduld en moeite die je je getroost hebt om mij te leren, en heel vol dankbaarheid geef ik je de volle verzekering dat ik met datgene wat ik van jou ontvangen heb, meer dan volkomen tevreden ben.'
[28] Nu zei Rafaël: 'En ik ben ook met jou nu heel tevreden en wil jou en je metgezellen mijn diensten aanbieden, als iemand nog iets verlangt. Als iemand nog iets heeft, laat hij dan naar voren komen en het in aller bijzijn vertellen!'
«« 137 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.