Over het wezen van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 138 / 220 »»
[1] Nu kwam één van de leerlingen van Johannes naar Rafaël toe en zei: 'Luister, wonderbaarlijke jongeman, ik heb nu nog als enige verzoek aanjou, dat jij je watje eigenlijke wezen betreft wat nader aan ons bekend zou willen maken dan je tot nu toe gedaan hebt! Want dat jij een zeer mysterieus wezen bent, daarover is er in mij geen enkele twijfel meer; want wat jij nu allemaal al in korte tijd verricht hebt, kan een natuurlijk mens niet verrichten, en jouw wijsheid reikt ook oneindig veel verder dan alle tot nu toe aanwezige menselijke kennis. Daarom zou ik toch nader willen weten wie jij eigenlijk bent! Een geheel natuurlijk mens ben je absoluut niet, maar je kunt de geest van Elia of ook van een andere grote profeet zijn; want er staat geschreven dat in de tijd, dat de Messias tot de mensen zal komen, ook Elia aan Zijn zijde zal rondgaan als een trouwe getuige voor de blinde mensen. En ook staat er geschreven: 'In die tijd zullen jullie Gods engelen zien opstijgen en afdalen tussen hemel en aarde, en zij zullen Hem dienen die gekomen is in de naam des Heren, en ook de mensen, die van goede wil zijn.'
[2] jij kunt zodoende gemakkelijk ofwel de geest van Mozes of Elia zijn of zelfs een zuivere engel Gods, die alleen maar schijnbaar een lichaam aangenomen heeft om ons mensen zichtbaar van nut te kunnen zijn. Zeg mij tenminste, of ik nu misschien niet tamelijk juist geoordeeld heb!'
[3] Rafaël] zei: 'Het zou wel zo kunnen zijn, maar toch is het nog enigszins anders! Maar hoe het is, zul je te zijner tijd van de andere leerlingen horen. Het heil van jouw ziel hangt er niet vanaf of je dat al dan niet precies weet; maar het hangt ervan af of je in de Heer gelooft, Hem boven alles liefhebt en volgens Zijn leer leeft en handelt. Alleen daarin moet je het rijk Gods en zijn gerechtigheid zoeken; al het andere zal je er dan als vrije gift bij gegeven worden.
[4] Als je mij voor de geest van Mozes of Elia houdt, vergis je je; want de geest van Elia was in Johannes, die jullie meester was. Mozes heeft evenwel de Heer zijn getuigenis al gegeven voor de ogen van Zijn leerlingen, en zij zullen het de andere volkeren meedelen, wanneer het daar de tijd voor zal zijn. En daarom weetje nu voorlopig genoeg.'
[5] Hierop ging Rafaël weer naast Mij zitten en nam brood en wijn tot zich. Ook de hoofdman ging samen met de leerling van Johannes zitten en nam ook nog brood en wijn tot zich. De leerling nam echter geen brood en wijn, en ook zijn medeleerlingen niet; want de leerlingen va Johannes leidden een streng leven en vastten veel. Mijn leerlingen aten en dronken echter nog.
[6] Toen zei één van de bekeerde Farizeeën tegen Mij: 'Heer en Meester, waarom vasten Uw leerlingen niet, terwijl de leerlingen van Johannes zoveel vasten?'
[7] Ik zei: 'Ik ben een echte bruidegom voor degenen die Mij navolgen en die Ik uitgekozen heb. Waarom moeten zij dan vasten, als Ik bij hen ben? Maar wanneer Ik als ware bruidegom van hun ziel persoonlijk niet meer bij hen zal zijn, zullen zij ook wel vasten in de dagen dat het nodig is. Overigens zal niemand het eeuwige leven van de ziel verkrijgen omdat hij veel gevast heeft, maar alleen diegene die de wil doet van Degene die Mij gezonden heeft.'
[8] Dat viel de hoofdman op en hij vroeg Mij onmiddellijk: 'Heer en Meester, wat zei U nu, dat alleen hij het eeuwige leven van de ziel zal verkrijgen die de wil doet van degene die U gezonden heeft? Wie is dat, die U gezonden heeft, en wat is zijn wil? Verklaar U hierover nader, anders zou ik naar aanleiding van deze uitspraak van U in regelrechte twijfel moeten raken! Want de ene keer is het zo -zoals ik begrepen heb uit de verklaring van de psalmen in het huis van onze waard -dat U Zelf en alleen U de Heer bent, en dat diegene het eeuwige leven van de ziel zal verkrijgen, die Uw leer aanneemt en ernaar leeft en handelt, en nu zegt U Zelf, dat alleen hij het eeuwige leven van de ziel zal verkrijgen, die de wil doet van degene die U gezonden heeft! -Kijk! -dat is nu heel dubbelzinnig, en een mens als ik, die het beslist volkomen serieus om het eeuwige leven van zijn ziel te doen is, raakt dan echt in de war en weet niet tot wie hij zich moet wenden, die hem de wil van degene die U gezonden heeft, getrouwen waarachtig zou kunnen meedelen! Daarom vraag ik U of U Zich ten aanzien van deze uitspraak nu duidelijker en beslister zou willen uitdrukken!'
[9] Ik zei: 'Er is nog wel veel duisternis in jullie! Degene die Mij gezonden heeft is Mijn eeuwige Vader en is in Mij; en zo heb Ik vanuit Mijn liefde voor jullie mensen, Mij dan ook Zelf in deze wereld gezonden om jullie het eeuwige leven te brengen en te geven.
[10] Mijn woord en Mijn leer, die jullie de weg naar het eeuwige leven toont, is echter de wil van Degene die in Mij is en die Mij gezonden heeft. Want de Vader, als de eeuwige liefde, is in Mij, en Ik, als haar licht, ben in haar .
[11] Kijk maar eens naar de vlam van de lamp die hier op tafel brandt! Kun jij het licht van de vlam scheiden of de vlam van het licht? De vlam nu is datgene wat Ik 'Vader' en 'Liefde' noem, en het Licht is haar Zoon, die door de vlam uitgezonden wordt om de duisternis van de nacht te verlichten. Zijn de vlam en haar licht dan niet één wezen? En is de vlam dan niet evenzeer in het licht als het licht in de vlam is? En wanneer dat nu zo en onmogelijk anders is, dan openbaart de wil van de Vader zich toch in het van Hem uitgaande licht.
[12] Wie derhalve in dit licht wandelt, wandelt ook volgens de wil van Degene die Mij als Zijn Licht in deze wereld gezonden heeft; en wie in dit licht wandelt, kan niet verdwalen en moet het eeuwige leven oogsten, omdat het licht, volgens welk en waarin hij wandelt, het eeuwige leven zelf is .
[13] Alleen, wie dit licht verlaat en opnieuw in de eigen wereldse nacht begint te wandelen, kan het eeuwige vrije leven van de ziel niet ontvangen, zolang hij niet overgaat naar het licht des levens. En nu zul jij, hoofdman, Mij waarschijnlijk wel begrepen hebben?'
[14] De hoofdman zei: 'ja, ja, Heer en Meester, nu is het me weer helemaal duidelijk en ik weet nu, wat ik moet doen om tot het eeuwige leven te komen en ik dank U nogmaals voor deze uiterst belangrijke les. Maar ik heb U zojuist in Uw gesprek met de Farizeeër onderbroken en vraag U nu om verder met hem te willen praten!'
[15] Ik zei: 'Hem heb Ik al gezegd wat hij nodig had, daarom hoeft het gesprek met hem niet vervolgd te worden!
[16] Ik zou jullie allemaal echter nog heel veel te zeggen hebben, maar nu kunnen jullie dat nog niet verdragen; wanneer echter de geest in jullie zal ontwaken, de geest der waarheid, die Ik in jullie zal wekken, dan zal hij jullie in alle waarheid en wijsheid binnenleiden. In het licht van die geest zullen jullie allen Hem pas volledig kennen, die dit nu tegen jullie gezegd heeft. -Maar denk nu na over wat jullie gehoord hebben en praat er met elkaar over; Ik ga echter een beetje uitrusten.'
[17] Na deze woorden werd het een poosje stil in de zaal; want iedereen dacht een tijd lang na over alles wat hij gehoord en gezien had.
«« 138 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.