De Heer en de rijke overste (Luc. 18: 18-27) (23.5.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 166 / 220 »»
[1] Toen we daar het brood en de wijn genuttigd hadden en enkelen van Mijn leerlingen begonnen te informeren hoe ver het nog was naar het volgende plaatsje, en wij ook aanstalten maakten om verder te reizen, kwam er een overste naar Mij toe en zei: 'Luister, werkelijk grote en goede Meester op Uw terrein! Aangezien U een van Gods geest vervulde man bent en het hemelrijk beter schijnt te kennen dan wij, zeg mij wat ik moet doen om het eeuwige leven in het hemelrijk te verkrijgen!'
[2] Ik zei: 'Aangezien je Mij voor een mens houdt die aan jou gelijk is, hoe kun je Mij dan voor een goede meester houden? Niemand is goed dan God alleen!
[3] Omdat jij een jood en bovendien een overste van de synagoge bent, zul je toch wel weten wat Mozes geboden heeft! Behalve veel andere dingen staat er geschreven: 'Gij zult niet echtbreken; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen vals getuigenis afleggen, en gij zult uw vader en moeder eren! ' Wie dat in acht neemt, zal ook het eeuwige leven ontvangen.
[4] Hierop zei de overste: 'Beste Meester, aan dat alles heb ik mij vanaf mijn jeugd gehouden, en wel nauwkeurig en stipt; maar desondanks heb ik nog niets duidelijks aan mijzelf waargenomen wat mij de verzekering zou geven dat ik na de dood van het lichaam het eeuwige leven in het hemelrijk zal ontvangen.
[5] Men heeft mij van verscheidene welingelichte zijden gezegd dat mensen, wier zielen zich waardig gemaakt hebben voor het hemelrijk, vaak al tijdens hun lichamelijke leven verschijnselen hebben, waardoor ze kunnen weten dat ze na het afvallen van het lichaam spoedig onder de scharen engelen in het hemelrijk opgenomen zullen worden. Maar ik ben nu al tamelijk oud geworden en heb mij vanaf mijnjeugd voorbeeldig aan alle wetten van Mozes gehouden -maar een dergelijk verschijnsel, dat mij de eerder genoemde verzekering van het eeuwige leven van de ziel zou kunnen geven, is .bij mij werkelijk nog nooit voorgekomen! En dus geloof ik wel, maar in zekere zin blind, wat Mozes en de profeten geleerd hebben; maar van een zeker weten vooraf is daarbij nog lang geen sprake!
[6] En kijk, beste Meester, om deze reden heb ik U de vraag gesteld; want U, die geheel van Gods geest vervuld bent, zult ook welhaast het beste weten hoe en of ik voor een toekomstig eeuwig leven van de ziel in Gods hemelrijk reeds in dit leven waarachtige en betrouwbare vooraankondigingen en waarborgen kan hebben! Want enkel geloven volgens de geschreven woorden is een zwakke steunpilaar om de ware deugd van de mensen overeind te houden. Dus, beste Meester, zeg mij daarover iets waarachtigs!
[7] Ik zei: 'Ja, vriend, wat jij over die waarborgen en zeer duidelijke vooraankondigingen gezegd hebt, dat is wel helemaal juist! Allen die waarachtig volgens de goddelijke leer leven en deugdzaam en vroom zijn ontvangen zulke troostende en sterkende waarborgen, en krachtens jouw levenswandel, die overigens volgens de wet rechtvaardig is, zou jij die ook al hebben kunnen ontvangen; maar er ontbreekt je daarvoor nog één ding, en wel iets wat voor dat doel van het grootste belang is!
[8] Kijk, jij bent een heel rijk man en, hoewel je niet echt gierig bent, ben je toch een spaarzame waard, die het met de naastenliefde steeds zuinigjes aan weet te doen! Jouw hart en jouw ziel hangen nog veel te sterk aan de dode schatten van deze wereld en het zachte levenslicht van de hemelen kan daar niet doorheen dringen. Zolang jouw ziel bevangen is door haar liefde voor de dode schatten en bekoringen van deze wereld, is ze als het ware ook dood; want ook haar op dode dingen gerichte liefde is dood, zolang die zo sterk aan de dode goederen van deze wereld gehecht is.
[9] Zolang het er zo met jouw leven voorstaat kan van de innerlijke levensverschijnselen natuurlijk nooit sprake zijn! Maar Ik wil je een advies geven; wanneer je dat opvolgt, zul je alles krijgen wat je tot nu toe onmogelijk had kunnen ontvangen.
[10] Ga heen, verkoop al je goederen en verdeel de opbrengst op een wijze manier onder de armen, dan zul je daardoor jezelf een schat in het hemelrijk bezorgen, waaruitje een echt levenslicht zult krijgen; kom daarna bij Mij en volg Mij, dan zul je de meest waarachtige waarborgen voor een eeuwig leven in overvloed vinden! - Heb je Mij begrepen?'
[11] Toen de overste, die heel rijk was en veel goederen bezat, dat van Mij gehoord had, werd hij verdrietig, keerde Mij zijn rug toe en ging weg.
[12] Toen de waard en ook de anderen die nog aanwezig waren dat zagen, zeiden ze: 'Ja, ja, beste en wonderbaarlijk wijze Meester, U hebt ook daar weer precies de spijker op de kop geslagen! Deze overste is volgens de wet weliswaar een rechtvaardig man en men kan hem in geen enkelopzicht van onrechtvaardigheid betichten; maar men heeft hem nog nooit tot de vrijgevige mensen kunnen rekenen, en zelfs al zijn dienaren hebben een heel karig loon en magere kost. Wie iets voor hem doet, heeft zelfs bij het vragen van de meest redelijke betaling voor de geleverde arbeid stellig problemen. Hij ontdekt overal fouten en vermindert daarom de bedongen betaling dan ook dikwijls met meer dan de helft. Maar daarom wil ook bijna geen enkele handwerksman meer iets met hem te maken hebben.
[13] Hij en die oude Farizeeër, die zich nu samen met hem uit de voeten heeft gemaakt, omdat U, beste Meester, ook hem erg geraakt hebt, zijn precies hetzelfde, de één is al net zo krenterig als de ander; maar wanneer zij over hun goede werken spreken, die ze in het verborgene voor de behoeftigen zouden doen, dan zou je gaan geloven dat er eigenlijk op de hele aarde geen liefdadiger mensen zijn. En wij zijn er nu erg blij om, o beste Meester, dat u deze beiden de volle waarheid hebt gezegd.'
[14] Ik zei: 'Ja, Ik heb hun alle twee de volle waarheid gezegd, maar daarmee ook de enige weg getoond waarlangs ze tot het eeuwige leven kunnen komen; maar Ik zeg jullie allemaal bovendien ook, als een altijd geldende waarheid: O, hoe moeilijk zullen zulke rijke mensen in het rijk Gods kunnen komen, dat het ware, eeuwige leven is! Ik zeg jullie: een kameel gaat gemakkelijker door het oog van een naald dan dat zo'n rijke het rijk Gods binnengaat!
[15] Want iedere ziel neemt na het afvallen van haar lichaam niets anders met zich mee dan haar liefde, en de werken daarvan volgen haar als producten van haar wil. Als de liefde van de ziel nu zo sterk aan de dode dingen van deze wereld hangt, dat ze daar volkomen één mee geworden is, dan is ze eveneens dood; en omdat haar wil gelijk is aan de gerichte, dode dingen van deze wereld, mist ook die wil de volledige vrijheid, is dus ook gericht en derhalve als dood te beschouwen -en dat is nu wat men de hel en de eeuwige dood noemt!
[16] Pas er dus vooral voor op, dat de liefde voor de wereld, haar schatten en bekoringen jullie zielen niet gevangen neemt; want wie eenmaal door de wereld gevangen genomen is, zal zich uiterst moeilijk uit haar macht kunnen bevrijden.'
[17] Daarop zeiden allen die dat gehoord hadden: 'O beste en meest waarachtige Meester! Wie zal, wanneer de zaken zo staan, dan zalig worden? Want alle mensen die wij kennen zijn voor het merendeel vol van eigenliefde en wereldliefde, en wij lijden zelf aan deze kwaal.'
[18] Ik zei: 'Ja, ja, helaas is het wel zo, en de mensen zouden zichzelf ook eeuwig nooit kunnen helpen! Maar wat nu, zoals altijd, bij de mensen onmogelijk is, dat is bij God toch wel mogelijk, en Ik ben juist als mens in deze wereld gekomen om de mensen die hulp te brengen, die ze zichzelf eeuwig nooit zouden kunnen verschaffen. Wie nu in Mij gelooft en volgens Mijn leer handelt, zal ook het eeuwige leven verkrijgen; want Ikzelf ben de weg, de waarheid en het eeuwige leven.'
[19] Van deze woorden van Mij stonden allen versteld, en de waard zei: 'Beste en wonderbare Meester! Dat er meer achter U schuilgaat dan bij een of andere profeet, dat ben ik stil in mijzelf direct gewaar geworden, hoewel ik het niet hardop durfde uit te spreken; maar aangezien U nu Zelf een groots en betekenisvol woord over Uzelf hebt uitgesproken, kan ik nu niets anders meer doen dan zeggen: Heer, ik ben het niet waard om mijn ogen naar U op te slaan, maar wees mij, arme zondaar, genadig en barmhartig!'
[20] Ik zei: 'Wees getroost, Mijn vriend! Ik ben juist naar jou toe gekomen omdat jouw werken Mij veel beter bevielen dan die van de rijke overste en Farizeeër. Heb jij nu alleen maar verder God lief boven alles en je naasten -dat zijn alle mensen ongeacht hun maatschappelijke positie of hun geloof -als jezelf en doe voor hen, waarvan je redelijkerwijs ook verlangen kunt dat zij dat ook voor jou zouden doen, dan vervul je daardoor de hele wet en ook alles wat de profeten geleerd hebben! En als je dat doet, zijn jou tevens alle zonden vergeven, al zou het aantal daarvan zijn als het zand in de zee of het gras op de aarde! Zo is bij God alles wel mogelijk, wat bij de mensen onmogelijk is.'
[21] Voor deze les bedankte de tollenaar Mij, evenals alle andere aanwezigen.
«« 166 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.