De Heer in de herberg ter Jericho

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 169 / 220 »»
[1] Langs de nieuwe weg kwam er echter ook meer volk achter ons aan; het had gezien wat Ik voor de blinde had gedaan, verwonderde zich daar buitengewoon over en prees God en volgde Mij de stad in. Deze stad heette Jericho, wat de leerlingen pas vernamen toen wij in de oude stad aankwamen, die er heel kaal en schraal uitzag en meer ruïnes dan goede, bewoonbare huizen telde.
[2] Toen wij al tamelijk in de schemering de stad binnentrokken, kwamen de mensen die ons bij de genezing van de blinde achterna waren gekomen en voor het merendeel bewoners van Jericho waren, naar Mij toe en vroegen Mij, of Ik niet bij hen zou willen blijven.
[3] Maar Ik zei: 'Dat zal Ik wel maar jullie zijn allemaal kleinbehuisd en wij zijn met velen; breng ons daarom liever naar een herberg, waar wij opgenomen kunnen worden!'
[4] Een man zei: 'Heer en meester, er zijn hier weliswaar twee herbergen; maar de waarden ervan zijn zeer op winst beluste Grieken, die de gasten steeds behoorlijk weten te plukken en reeds bij het binnenkomen in hun niet al te aanbevelenswaardige kamers nadrukkelijk bij hen beginnen te informeren, hoeveel geld en wat voor andere schatten zij met zich mee voeren. En als de reizigers zeggen dat ze niet veel geld en nog minder andere schatten hebben, dan worden ze helemaal niet opgenomen. Maar wij hebben gezien wie U bent, en wat voor macht U door God gegeven is, en het zou ons daarom spijten als ook U zoiets in deze stad van ons zou overkomen. Maar wij zullen er wel ons best voor doen dat U en Uw leerlingen en vrienden bij ons een zo goed mogelijk onderkomen en verzorging vinden!'
[5] Ik zei: 'Jullie goede wil geldt bij Mij al als werk; maar Ik heb Gods geest in Mij en die zegt Mij wat Ik moet doen, en daarom moet Ik nu in de eerste grote herberg van de op winst beluste Griek overnachten. Aanvankelijk zal hij tegenstribbelen, maar daarna zal hij toch doen wat Ik wil. Maar jullie kunnen Mij daar wel heen begeleiden en ook nog een paar uur bij Mij blijven!'
[6] De man zei: 'Heer! U wilt het zo, en daarom geschiede dan ook Uw wil!
[7] Hierop trokken wij verder de stad in en kwamen dan ook al gauw bij het centrale plein, waar de grote, dure herberg zich bevond; de waard daarvan kwam ook weldra naar buiten en vroeg ons of wij bij hem wilden binnenkomen.
[8] En Ik zei: 'Vriend, dat wil Ik wel graag, maar goud of zilver vind je niet bij Mij; maar andere schatten, waar jij tot nu toe nog geen vermoeden van hebt, heb Ik in overvloed bij Mij! Als je die zult leren kennen, zul je een geweldige afkeer gaan krijgen van je goud en zilver!'
[9] Toen zei de waard, die zich heel vriendelijk voordeed: 'Welnu, kom dan maar binnen, want ik kan alles heel goed gebruiken!'
[10] Nu gingen wij direct het huis binnen en namen plaats aan verscheidene tafels. Toen wij allemaal al helemaal op ons gemak bij de tafels zaten en op iedere tafel lampen aangestoken werden, vroeg de waard heel voorkomend wat wij te eten en te drinken wensten.
[11] En Ik zei: 'Brood en wijn heb je wel in voorraad, en meer hebben wij vandaag niet nodig. Maar je moet ons goed brood en de beste wijn geven; want de wijn die jij de gasten gewoonlijk voor veel geld voor zet is geen wijn, aangezien die van appels en peren is gemaakt, en die uit kruisbessen bereid is drink Ik niet. Je mag ons alleen maar wijn voorzetten die verkregen is uit de goede, rijpe druiven die rond de Libanon groeien, en die jij ook in ruime mate in schone zakken bezit!'
[12] Enigszins verrast zei de waard: 'Vriend, naar mijn beste weten ben jij nog nooit in deze omgeving geweest en je kunt dan ook niet weten wat voor wijn ik in mijn kelders heb! Een of andere burger van hier, die beslist mijn vriend niet is en mij met dergelijke dingen heeft willen belasteren, moet jou dat verraden hebben! Zeg mij zijn naam, zodat ik hem kan straffen, dan zal ik jullie alles wat jullie hier zullen verteren schenken!'
[13] Ik zei: 'Vriend, je vergist je; geen mens heeft jou verraden! Ik weet nog veel meer van jouw huis en van jouw heel uitgebreide herberg; maar zorg er nu maar voor dat wij snel het gevraagde krijgen!'
[14] De waard zei: 'Ik heb mijn dienaren al een teken gegeven, en alles zal er geheel volgens uw wens weldra zijn!'
«« 169 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.