De droom van de dorpspriester

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 179 / 220 »»
[1] (Kado:) 'Wij wilden ons, net als anders, direct na de maaltijd ter ruste begeven, maar het liep deze keer niet helemaal zoals wij gedacht hadden; want er kwamen enkele mensen uit het dorp naar ons toe, die vroegen of ze mij konden spreken. Onder hen bevond zich ook onze dorpspriester , die in een kleine tempel van Apollo en Zeus diende en bovendien de uren van de dag, de planeten, de sterrenbeelden en ook de winden moest observeren, om aan de hand daarvan bepaalde noodzakelijke voorspellingen te doen.
[2] Deze priester was een al vergrijsde man en had nooit een vrouwen kinderen gehad, omdat hij levenslange kuisheid gezworen had aan zijn goden, opdat ze hem in ruil daarvoor diepe wijsheid zouden schenken in alle dingen die hij voortdurend met grote ijver leidde. Hij was de eerste die direct allerlei vragen aan mij stelde, natuurlijk met betrekking tot de tweede keer dat het lichtwolkje verschenen was; de eerste keer was hem namelijk niet bijzonder opgevallen, omdat hij in de mening verkeerde dat ik dat witte licht wellicht met behulp van het bekende Indische lichtmateriaal tot stand gebracht had. Maar omdat hij gedurende de dag meermaals op onmiskenbare wijze had gehoord hoe het wolkje boven ons torenhuis op de berg gekomen was, liet het verschijnsel van vandaag hem niet met rust en voelde hij zich gedreven naar mij toe de berg op te gaan, samen met nog enkelen van de voornaamste vissers en havenopzichters.
[3] Toen hij dus bij mij was gekomen, zei hij (de dorpspriester): 'Vriend Kado, hoe zit het toch met dat wolkje, dat nu al voor de tweede keer op dezelfde tijd verschenen is? Ik heb vandaag hier en daar verschillende dingen horen zeggen, maar heb er geen groot belang aan gehecht, omdat ik al zoveel gehoord heb over allerlei manieren om licht te maken, waar onze voorouders al heel goed toe in staat waren. Maar omdat het verschijnsel van gisteren zich vandaag op dezelfde tijd op nog veel opvallender wijze herhaald heeft, liet het mij nu niet meer met rust, daarom ben ik naar je toegekomen om daar van jouzelf iets meer over te horen. Wees in naam van onze Zeus en Apollo dus zo goed om mij de waarheid te zeggen, die jij vrijwel zeker beter zult kennen dan ik, omdat het verschijnsel hoofdzakelijk jouw berghuis uitverkoren schijnt te hebben om zich te manifesteren!'
[4] Daarop zei ik tegen de priester: 'Kijk, daar is mijn oude, trouwe dienaar , en hij is in deze dingen veel ervarener dan ik; vraag het hem, dan zal hij jou het best uitsluitsel kunnen geven!'
[5] Hierop richtte de priester zich met zijn vraag tot de dienaar, en deze vertelde de priester heel openhartig een vol uur lang alles wat hij wist, en vergat ook de uiterst belangrijke woorden niet, die wij allemaal uit de lichtwolk hadden gehoord.
[6] Toen onze oude priester dat allemaal met werkelijk groot respect .aangehoord had, zei hij: 'Dat is werkelijk iets buitengewoon uitzonderlijks en daarom ook heel gedenkwaardig! Ongetwijfeld hebben de goden vroeger een inniger verbinding en omgang met de mensen gehad dan in deze tijd, waarin de mensen zich vrijwel helemaal van hen afgekeerd hebben, en zelfs bij de weinigen die nog enig geloof hebben is dat toch geen werkelijk levend geloof, maar slechts een geloof uit gewoonte -en zo is het nu in onze geheel en al verdorven wereld en tijd ook zonder enige twijfel waar, dat de altijd goede en wijze goden zich weer een keer over de mensen ontfermd hebben om hen weer op de juiste en ware levensweg te brengen, omdat alle wijzen op de hele aarde daar niet meer toe in staat zouden zijn geweest.
[7] Maar nu moet ik bij deze gelegenheid toch verslag doen van een opmerkelijke droom, die ik vorige week op dezelfde wijze drie dagen achter elkaar kreeg, en wel om zo te zeggen steeds op klaarlichte dag. Na mijn ochtendwaarnemingen van de sterren en de winden, de bewegingen van de wolken en van de zee, de vissen en ook de vogels in de lucht, die altijd enkele uren vóór zonsopgang moeten gebeuren, ben ik gewoon om na zonsopgang ook een paar uur op mijn goede rustbed te gaan liggen en, omdat ik al een oude man ben en sneller vermoeid, een poosje uit te rusten van mijn werk en inspanning. En toen ik mij, zoals gezegd, op de genoemde drie dagen 's ochtends ter rus te begaf, sliep ik dan ook direct in en had ik de volgende droom, die driemaal achtereen hetzelfde was:
[8] Ik bevond mij op een onafzienbaar wijde vlakte; deze was opgesierd met een heleboel tempels voor allerlei goden, op verschillende afstanden van elkaar. Daaronder zag ik al onze bekende godentempels, maar ook een heleboel andere, die bij volkeren en naties behoorden die mij geheel onbekend waren. Ik keek er met genoegen naar, hoewel de hele omgeving slechts verlicht was zoals bij ons ongeveer op een heel grauwe winterdag, wanneer er een dichte regen uit de donkergrijze wolken op aarde valt. Behalve mijzelf zag ik geen mensen, wat na een poosje een wat sombere indruk gaf, en ik begon Zeus en Apollo te vragen of zij mij niet een mens wilden laten ontmoeten.
[9] Daarop kwam er dan ook een man naar mij toe die op een jood leek en die zei ernstig: 'O jij oude dwaas, waarom bid je zo zinloos tot goden, die nooit geweest zijn en nooit zullen zijn? Bid liever in, geest en in waarheid tot de ene, ware God van de joden, dan zal je gegeven worden waar je om vraagt!
[10] Kijk, al deze tempels met hun dode, door mensenhanden gemaakte goden zullen weldra van de aarde weggevaagd worden, en er zal maar één levende tempel blijven voor de enige en alleen ware, levende God, en deze tempel wordt nu door God Zelf opgericht onder de joden en de heidenen en onder alle volkeren op aarde. Deze tempel zal als een zon over de hele aarde zijn licht doen schijnen, en degenen die van haar licht doordrongen worden zullen het eeuwige leven ontvangen en kinderen van de Allerhoogste genoemd worden. Maar ik zal jou nu een vonkje van dat licht van die tempel laten zien, en al deze tempels zullen door de macht van dit lichtvonkje in stof en as veranderd worden.'
[11] Hierop trok hij een klein boekje uit een zakje dat hij op zijn borst droeg, opende het, en ik zag daarin de woorden: 'Wie in zijn hart in Mij gelooft, zal het eeuwige leven hebben; want Ik, de enig eeuwige en ware God, ben het licht, de waarheid, de weg en het leven.'
[12] Daarop begonnen de woorden die ik nu uitgesproken heb geweldig te schitteren, en het licht stroomde als een machtige stroom over de gehele wijde vlakte -en kijk, wat vreselijk, al die talloos vele tempels stortten met goden en al werkelijk tot stof en as in elkaar. Daarna zag ik mensen, die als ware broeders en zusters met elkaar in het wit gekleed rondwandelden, en aan de hemel zag ik een mens, vollicht in een zon staan, en allen die met elkaar op de wijde vlakte wandelden riepen deze Ene mens toe: 'Lieve, heilige Vader!'
[13] Onmiddellijk daarna werd ik wakker en was ik volkomen gesterkt en vol gezonde en goede moed, en ik had het gevoel dat ik geen sterfelijk mens meer was.
[14] Deze droom heb ik, zoals reeds opgemerkt, drie opeenvolgende dagen onveranderlijk hetzelfde gehad, en gisteren en vandaag het verschijnsel van het wonderbaarlijke lichtwolkje en bovendien de woorden die jullie vanuit het wolkje gehoord hebben, en er zal zich in de toekomst iets heel anders ontwikkelen dan wat wij in onze oude vroomheid nu geloven. Maar de nabije toekomst zal leren of ik nu juist of onjuist geoordeeld heb!'
[15] Daarop nam de priester afscheid, evenals allen die samen met hem naar ons toe gekomen waren, en wij hadden nu rust; en mijn oude dienaar zei: 'Het is eigenaardig dat die zeer vrome en actieve priester, die men wel op zijn woord kan geloven, zoiets drie keer achtereen gedroomd heeft! Zou het dan door een nieuw woord licht echt afgelopen zijn met onze oude goden? Hm -hm -hm! -Ja,ja -alles is mogelijk! Het is merkwaardig dat er nu juist in het rijk der joden dergelijke aan goden gelijke mensen opstaan; waarom niet ook bij ons, aangezien wij volgens de droom van de priester deze ene, ware God helemaal niet kennen en wij toch veel meer geneigd zijn te geloven dan de joden, waarvan men zegt dat hun geloof in hun ene God al uiterst zwak is geworden, terwijl wij nog min of meer in veel goden geloven en raad en troost en hulp bij hen zoeken?'
[16] Ik zei: 'Vriend, voor vandaag zullen wij nu eindelijk eens gaan slapen, want dat hebben wij allemaal nodig; maar morgen zullen zich wel velerlei gelegenheden voordoen, waarbij wij nog veel over deze kwestie zullen kunnen spreken en oordelen.'
[17] Daarop begaven wij ons dan ook allemaal direct ter ruste; de volgende dag waren wij reeds vóór zonsopgang op de been en gingen ook snel aan het werk.'
«« 179 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.