Roclus verwijst de rijken naar de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 204 / 220 »»
[1] Roclus zei: 'Kijk, vrienden, ik ben net zo'n zwak en machteloos mens als jullie zelf en ik heb ook nooit de kracht en macht bezeten om een mens, die al volkomen dood was, weer tot leven te wekken of aan een ziel, die haar lichaam kwijt was, een nieuw lichaam te verschaffen! Dat is alleen God mogelijk of zo'n profeet die van Gods geest vervuld is om de verdwaalde mensen weer de verloren weg naar het eeuwige leven van de ziel te tonen.
[2] Maar als God Zelf gebiedt om de gestorven mensen in de door Hem bepaalde rust te laten, en de levenden geen nutteloze hoop en ongegronde vreugde te geven door allerlei magische kunsten, dan zullen jullie ook inzien dat wij Essenen God moeten gehoorzamen, omdat Hij Zichzelf aan ons geopenbaard en getoond heeft en wij nu pas zien dat Hij is zoals Hij is, en wat Hij met ons mensen wil. Wij kunnen ons nu dus niet meer bezighouden met die oude magie, die geen enkele waarde heeft, maar wel met de ene en enig ware en almachtige God, door onze liefde voor Hem en onze naasten, en door Zijn wil, die Hij aan ons geopenbaard heeft, geheel en al te vervullen; en daarom kunnen en mogen wij dan ook niet meer doen wat Hij ons verboden heeft. Maar vraag het Hem zelf, de eeuwig grote Meester des levens! Wat Hij voor jullie zal doen, zal werkelijk goed zijn.'
[3] Een andere goede spreker uit de groep van dertig zei: 'Meester en overste van de machtige broeders! Maar u hebt toch enkel door het opleggen van uw handen en door de woorden die u sprak al die vele gebrekkigen in één keer genezen en één van hen zelfs de handen die hij verloren had teruggegeven, en sommigen hun ogen, neuzen en oren; dat lijkt mij nog meer dan wanneer je een dood kind, dat al zijn ledematen nog helemaal heeft uit de doodsslaap opwekt. Als jij dat gekund hebt, is het voor ons nauwelijks te geloven dat jij op dezelfde manier niet ook onze kinderen tot leven zou kunnen wekken, als je het maar zou willen.'
[4] Roclus zei, nu een beetje verlegen: 'Vrienden, ik wil niet langer meer om de zaak heen draaien, maar jullie onverbloemd de volle, zuivere waarheid zeggen en tonen! Kijk,jullie hebben zojuist openlijk jullie besluit uitgesproken, dat jullie naar Galilea naar de nieuwe, grote profeet der joden willen reizen, als jullie hier geen hulp zouden vinden! En ik zeg jullie dat jullie daar heel goed aan zouden doen, als dat nu nodig zou zijn. Jullie kennen die profeet niet, maar ik ken Hem en zeg jullie dat Hij eindeloos veel meer is dan een profeet. Hij is namelijk Degene van wie alle profeten voorspeld hebben dat Hij in het vlees in deze wereld zou komen, en de mensen die in Hem geloven en Hem als de enige Heer van hemel en aarde en al het leven boven alles zullen liefhebben, zal verlossen van de slavernij van de aloude zonde, de duivel en de eeuwige dood!
[5] Zie, dat is de profeet, naar wie jullie willen toegaan! Hij zou jullie dode kinderen natuurlijk wel weer kunnen opwekken, omdat alleen Hem niets onmogelijk is -en, luister verder: alleen in en door Zijn naam, die meer dan heilig is, heb ik op Zijn bevel de gebrekkigen geholpen; daarom prezen de genezenen ook alleen Hem en niet mij! -Begrijpen jullie deze hoogst wonderbaarlijke zaak nu?'
[6] Nu keken de dertig zeer verbaasd, en de spreker vroeg onmiddellijk aan Roclus: 'Waar, waar verblijft Hij dan nu, de Almachtige, zodat wij naar Hem toe kunnen gaan en Hem de eer geven die Hem alleen toekomt?'
[7] Roclus zei: 'Luister, vrienden! Wanneer een mens wel eens onverhoopt vlak voor een grote gebeurtenis staat en met zijn verstand en dikwijls ook met zijn ogen en oren niet waarneemt wat voor groots en buitengewoons er al heel dicht bij hem is, heeft de mens in zijn hart een heel speciaal zintuig, dat men aanvoelingsvermogen noemt. Als datgene wat zonder dat de mens het weet dicht bij hem is, iets buitengewoon goeds is en geluk en zegen brengt, raakt het hart door dat aanvoelingsvermogen heel vrolijk en opgewekt gestemd, maar in het tegenovergestelde geval verdrietig en bedrukt. Ga nu te rade bij jullie innerlijke aanvoelingsvermogen! Hoe is dat gestemd? Wat voelt jullie hart?'
[8] De spreker zei: 'Voor mij althans voelt het zo blij, alsof de Aller verhevenste en Heiligste zich ergens vlakbij bevind en - zelfs in deze herberg. Daarom voel ik een bijzondere blijdschap in mij, hoewel mijn hart evenals dat van al mijn metgezellen nu niet bepaald enige reden kan hebben om blij gestemd te zijn; want ik alleen heb -let wel -al vier dode kinderen de lange weg hierheen gebracht, in de hoop dat ze hier opnieuw tot leven gewekt zouden worden, en heb daar nu twee volle maanden tevergeefs op gewacht! Dat is toch zeker een omstandigheid, die om heel begrijpelijke redenen het hart niet vrolijk en opgewekt kan stemmen; en toch zijn wij vandaag reeds vanaf vanmorgen vroeg merkwaardig genoeg heel opgewekt en vrolijk en kunnen ons ons oude verdriet niet meer voorstellen. Ja, in mijn hart heb ik zelfs het gevoel alsof iemand mij de verzekering geeft dat ik mijn vier kinderen levend naar Cairo terug zal brengen!'
[9] Daarop zeiden ook alle anderen: 'Ook wij voelen hetzelfde; en het schijnt ons toe dat het inderdaad zo en niet anders zal zijn! Maar ons hart is nu in een vreugdevolle begeerte ontbrand, laat ons dus, o meester, niet langer in het ongewisse en zeg ons waar de Allerverhevenste zich in Zijn persoonlijkheid nu bevindt! In de geest is Hij overal tegenwoordig, zoals wij als oude joden nog wel weten over de God van Abraham, Isaak en Jacob; Hij ziet alles, hoort alles, weet alles, schept alles en houdt alles in stand. Maar aangezien Hij nu Zelf overeenkomstig de oude beloften in menselijke gedaante onder de mensen van deze aarde verblijft en hun grote weldaden bewijst, zouden wij -natuurlijk helaas altijd als grote zondaren in Gods ogen -de oude Schepper en Vader van de mensen toch ook graag met onze lichamelijke ogen willen zien en met onze bevuilde oren Zijn Vaderstem willen horen, zodat wij thuis tegen alle mensen kunnen zeggen: 'Wij hebben God gezien en gesproken en hebben uit Zijn eigen mond Zijn wil vernomen, volgens welke alle mensen moeten handelen en leven!' -Zeg ons, grote meester en overste van dit vanouds bekende wonderinstituut, waar Hij Zich nu bevindt, misschien zelfs vlak bij ons, Hij, wiens naam geen menselijke tong noch de tongen van alle engelen uit kunnen spreken!'
«« 204 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.