De Heer en de bijgelovige waard

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 215 / 220 »»
[1] Daarna verlieten wij de eetzaal en gingen, begeleid door de waard, naar buiten, waar het deze dag echt aangenaam was, omdat de hitte van de dag sterk werd afgezwakt door een noordoosten wind. Wij liepen vanuit onze herberg door de hele, tamelijk uitgestrekte plaats en kwamen dan ook bij de grote herberg, waar Roclus in Mijn naam de eenentwintig zieken genezen had.
[2] De waard merkte ons op een haastte zich met de zijnen en degenen die genezen waren naar buiten naar ons toe en begroette ons heel hartelijk. Direct daarop vroeg hij echter naar Mij en Roclus wees hem Mijn persoon aan. Toen kwamen ze allemaal om Mij heen staan om Mij te bedanken voor de grote weldaad die Ik aan hen bewezen had, en de waard zelf kon maar niet ophouden Mij te loven en te prijzen.
[3] Maar Ik zei tegen hem en alle anderen: 'Sta nu weer op; want het is voldoende als jullie Mij in je hart waarachtig loven en prijzen -en wat het hart besluit en doet, daar nemen en hebben ook alle andere ledematen deel aan!'
[4] Hierop stonden ze allemaal op en vroegen Mij om hen nooit meer met Mijn almachtige genade te verlaten.
[5] En Ik zei tegen hen: 'Houd Mij dan voortaan levend in jullie hart door de liefde tot God en jullie naasten, dan zal ook Mijn genade voortdurend bij jullie blijven. Maar als jullie in de genoemde liefde in jullie hart ooit zwak of zelfs lauw en koud worden, zal evenzo Mijn liefde en de daaruit voortvloeiende genade ook zwak, lauw en koud worden.
[6] Hoed je voor vraatzucht en zwelgerij; want daardoor wordt de liefde tot God verminderd en de liefde voor de wereld en de eigenliefde gevoed en versterkt, en daarmee het gericht van de materie en haar dood! Hoed je eveneens voor onkuisheid en alle hoererij; want onkuisen, hoereerders en echtbrekers zullen Mijn levensrijk niet binnengaan!
[7] Tegen jullie, die nu van jullie lichamelijke kwalen genezen zijn, zeg Ik, dat jullie je voortaan tot geen enkele zonde meer moeten laten verleiden; want dan zou Mijn genade jullie weer afgenomen worden en dan zouden jullie tot nog grotere kwalen vervallen!
[8] Hoed je echter ook voor traagheid en niets doenerij; want dat is de wortel van alle zonden en kwalen van de mensen!
[9] Jullie hebben dat nu uit Mijn mond gehoord; houd je er ook aan en leef en handel ernaar, dan zal Mijn genade niet van jullie wijken! Amen.'
[10] Toen Ik dat gezegd had, bedankten allen Mij daar weer voor.
[11] Daarop zei de waard tegen Mij: 'O eeuwig grote Heer en Meester, zou U ook Mijn huis binnen willen gaan, zodat het gezegend wordt door de stappen van Uw gezegende voeten!?
[12] Ik zei: 'Luister eens: jij hebt wel een goede mening over Mijn voeten, maar mijn voeten zullen voor jouw huis geen zegen achterlaten; als jij echter met je gezin volgens Mijn wil leeft en handelt, zal dat jouw hele huis tot een ware, blijvende zegen worden! In dergelijke dingen geloofden en geloven nog altijd diegenen die gevangen worden gehouden door allerlei duister bijgeloof, dat op zichzelf dood is en geen levensmacht heeft. Wat voor nut kunnen bepaalde tekens of relikwieën, bepaalde stenen, getallen en de nieuwe maan en sterrenbeelden voor iemand hebben? Die hebben niet alleen geen nut, maar schaden de ziel alleen maar en zodoende ook het lichaam! En zo kan ook het lopen met de voeten van Mijn lichaam noch deze plaats, die Ik nu ook betreedt, noch een huis voordeel brengen; maar het is van nut voor jullie allemaal dat Ik naar jullie toe ben gekomen en jullie Mijn wil te kennen heb gegeven, en jullie de wegen heb getoond die jullie moeten bewandelen om tot het eeuwige leven te komen. .
[13] In stenen, metalen, kruiden en de wortels en vruchten ervan Zit weliswaar ook een heilzame kracht voor heel veellichamelijke ziekten; maar men moet die goed kennen en in staat zijn ze vervolgens bij bepaalde ziekten verstandig toe te passen. Maar wie dergelijke dingen als een tovermiddel gebruikt, zondigt tegen het verstand en tegen Gods wijze orde!
[14] Kijk, Mijn overigens dierbare en vriendelijke waard! Ik ken jou en weet heel goed dat jij een eerlijke en rechtvaardige man bent; maar toch heb Ik ook iets tegen jou.
[15] Jij bewaart in je huis bepaalde stenen en stukken hout en jij gelooft dat er daardoor geen vijand jouw huis binnen kan komen. Zo heb je ook in je stal allerlei dingen onder de drempel van de deur begraven, zoals wat ijzer, zwavel, eierschalen en een bepaald soort hout, waar de magiërs hun toverstokken van maken -en dat zou, zoals jij gelooft, tegen de toverij van heksen helpen en de dieren gezond houden. En ook moeten jouw kinderen, je vrouw, al je dienstknechten en dienstmeiden bepaalde pakketjes bij zich dragen om tegen iedere kwaal beschermd te worden, en zelf draag jij ook steeds zoiets bij je, om dezelfde reden.
[16] En enige tijd geleden waren er een paar zeer geheimzinnig doende Arabieren bij je, die jou vertelden dat ieder van hen ongeveer drieduizend jaar oud was, want zij zouden het ware slangenplantje gevonden en opgegeten hebben en daardoor onsterfelijk zijn geworden. Om aan hun slim bedachte leugen echter des te meer de schijn van waarheid te geven, hebben ze jou met hun zeer levendige fantasie een heleboel wonderbaarlijke sprookjes en fabels verteld, die tijdens hun reeds drieduizend jaar lange leven op aarde onder de mensen, dieren en planten en stenen gebeurd zouden zijn -en jij hebt dat allemaal voor waar aangenomen. .
[17] Zo heb jij van de genoemde leugenaars voor duur geld ook allerlei tovermiddelen gekocht en hebt hun bovendien nog een bedrag aan goud gegeven, omjou dat slangenplantje te verschaffen; maar dat zouden ze jou pas over zeven jaar kunnen brengen, omdat het heel ver hiervandaan op een berg te vinden zou zijn, en wel alleen op een bepaalde dag, en zelfs alleen maar op een bepaald uur van die dag! En kijk, dat heb jij allemaal vast geloofd!
[18] Maar Ik zeg jou nu: leg al dat duister bijgeloof af; want het is allemaal een door verschillende priesters onder de net zo verschillende volkeren op aarde fijnzinnig bedacht bedrog, en het bevat geen spatje waarheid, nog niet ter grootte van een zonnestofje!
[19] Van die Arabieren, die zeggen drie duizend jaar oud te zijn, is er zelfs niet één vijftig jaar oud, van het bestaan van een slangenplantje dat onsterfelijk zou maken weet Ik als Schepper van hemel en aarde niets af, en jouw wonderpakketjes zijn het nog niet waard in een beerput gegooid te worden.
[20] Hecht daar in het vervolg dan ook geen enkele waarde meer aan; maar wel aan alles wat Ik je door de mond van Roclus heb gezegd, en leef en handel ernaar, dan zul je weldra in jezelf een heel ander onsterfelijkheidsplantje vinden dan hetgeen die onbetrouwbare Arabieren beloofd hebben jou pas over zevenjaar te brengen -wat zij jou echter in nog geen duizend jaar zouden brengen, al zouden zij en jij ook zolang op deze aarde mogen of kunnen leven.
[21] Kijk, dat is wat Ik tegen jou had! Als jij dat allemaal voor altijd aan de kant zult zetten, zal Mijn zegen geheel en al in jouw huis binnengaan, maar anders niet, al zou Ik Mij ook nog zo vaak persoonlijk in jouw huis bevinden!'
[22] Toen de waard dat van Mij gehoord had, bedankte hij Mij voor deze les en beloofde Mij heel nadrukkelijk dat hij alles zou doen wat Ik hem aangeraden had; want hij was bij zichzelf niet weinig verbaasd, .omdat hij maar al te duidelijk in de gaten kreeg dat ook de geheimste dingen Mij niet onbekend zijn. Daarop vroeg hij Mij echter nogmaals of Ik zijn huis wilde betreden en wat brood en wijn bij hem zou willen nemen.
[23] En Ik zei: 'Wees er helemaal van verzekerd dat Ik jouw wil in plaats van het werk aanneem; maar wat jij nu voor Mij wilt doen, doe dat voor de armen, dan zal Ik dat aannemen alsof je het voor Mij gedaan had! Maar wij hebben hier vóór de avond nog heel wat in orde te brengen en recht te zetten, daarom moeten wij werken, zolang de dag duurt. Maar als jij vanavond Mijn gast wilt zijn, kom dan naar de herberg waar Ik nu Mijn intrek heb genomen! '
[24] De waard bedankte Mij voor deze uitnodiging. Daarop trokken wij verder in deze plaats en de waard ging met de zijnen weer vrolijk gestemd zijn huis in en sprak met de zijnen over alles wat hij uit Mijn mond gehoord had.
«« 215 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.