De wonderdaden in de herberg voor de poort

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 217 / 220 »»
[1] Het was een plaats die reeds buiten de poort van het gesloten stadje lag, dat vanzelfsprekend aan alle kanten door een sterke muur omringd was. Buiten de muur en haar poorten stonden echter ook nog huizen en herbergen, waar aankomende reizigers meestal hun lastdieren onderbrachten en dikwijls ook zelf onderdak zochten. Langs de eerder genoemde weg bevond zich op een afstand van ruim zevenhonderd passen buiten de poort ook zo'n herberg, waar zich een groot aantal gasten bevond; waaronder vele Egyptenaren, Grieken, Romeinen en ook enkele joden, die met de heidenen allerlei handel dreven.
[2] Voor de herberg was een groot plein, dicht met gras begroeid. Hierop stonden een heleboel doodskisten, waarin zich dode kinderen bevonden, en hun vaders en moeders wachtten in de herberg of zij van de Essenen de gewenste toestemming zouden krijgen om hun doden in de goed afgesloten doodskisten naar de burcht te brengen. De ouders hadden weliswaar al herhaalde malen om die toestemming gevraagd, maar kregen die niet, omdat de reeds bekende wederopwekkingskamer toch al overvol was met dergelijke doodskisten en omdat de Essenen ze niet meer konden en mochten aannemen.
[3] Maar degenen die in de bovengenoemde herberg wachtten waren van ver gekomen, in de hoop hun dode kinderen weer opnieuw .tot leven gewekt mee naar huis te kunnen nemen, en konden dus ook met weten dat de Essenen geen dode kinderen meer levend maakten; het was voor die ouders dus des te bitterder, toen ze hier hoorden dat zij hun verre reis voor niets hadden gemaakt.
[4] Toen wij de doodskisten, honderd tien in totaal, bekeken, zag de waard ons, die de overste goed kende, en hij zei direct tegen de treurige gasten dat de overste met zijn broeders tussen de doodskisten liep en ze bekeek, wat voor de bedroefden een goed teken was; want als de overste zelf een dergelijke bezichtiging deed, was dat voor de wachtenden een hoopvol teken dat hun verzoeken verhoord zouden worden.
[5] Met deze troostvolle verwachting stonden alle gasten snel op en kwamen naar buiten, waar wij de opschriften van de doodskisten lazen, en allen vroegen de overste met tranen in hun ogen om hen toch niet onverrichter zake hun verre reis terug naar huis te laten maken; want zij hadden immers niet geweten dat in deze aloude wonderplaats geen dode kinderen meer opgewekt werden.
[6] Roclus zei tegen hen: 'Maar al sinds een jaar en langer zijn er boden van hieruit in alle richtingen gestuurd om de mensen mee te delen dat hier geen doden meer opgewekt worden! Hebben jullie daar dan niets van gehoord?'
[7] De ondervraagden zeiden: 'Nee, machtige overste! Niet één keer hebben wij ook maar in de verste verte iets van iemand gehoord; want als wij daarover hadden horen praten, zouden wij zeker thuis gebleven zijn en zouden wij niet zulke grote onkosten gemaakt hebben! Wij zijn evenwel voor het merendeel pas enkele dagen geleden hier aangekomen en hebben in de herberg nog weinig verteerd; ook hebben wij een paar uur geleden de schatting weer teruggekregen, die ons onderweg hierheen afgenomen was, waar we heel blij mee zijn -maar als wij nu daarom onverrichter zake om moeten keren, zouden wij liever een tien keer zo hoge schatting betalen. 0 machtige overste! Verhoor onze beden voor deze ene keer! Wij willen graag wachten en ieder gewenst offer betalen, wanneer u maar zo genadig bent om ons te verhoren!'
[8] Roclus zei: 'Ja, mijn beste vrienden, jullie hebben daarginds enigszins onjuiste berichten gekregen, dat hier kinderen, die vaak al maandenlang volkomen dood hun kist liggen, weer tot leven gewekt kunnen worden! Dat is af en toe wel mogelijk bij mensen die net gestorven zijn, wanneer ze schijndood zijn; maar kinderen, zoals die in deze doodskisten, kan alleen een God weer tot leven brengen!'
[9] Nu vroeg een Griek snel: 'Welke God bedoelt u dan? Want wij hebben een heleboel goden! Welke van hen is de machtigste? Zeg het ons, dan willen wij aan hem offeren en bid u voor ons tot hem!'
[10] Roclus zei: 'Onder jullie goden is er eeuwig niet één, aangezien al jullie goden slechts verzonnen zijn en hun beelden slechts door mensenhanden gemaakt zijn. De enig ware en almachtige God is alleen Degene die de joden aanroepen; Hem alleen is alles mogelijk!'
[11] De Griek zei weer: 'Dat hebben joden die bij ons wonen en handel drijven ook gezegd, en wij hebben de God van de joden dan ook heel bereidwillig grote offers gebracht; die zijn door een joodse priester ook in ontvangst genomen met de verklaring, dat de offers zo spoedig mogelijk naar Jeruzalem gebracht zouden worden, waar de enig ware God steeds in een geweldig grote en schitterende tempel woont.
[12] Maar ondanks onze aanzienlijke offers en ondanks de verzekering van de joodse priester, dat zijn enig ware God ons zeker zou helpen, bleven onze kinderen toch alsmaar dood; en nu denk ik dus dat er ook deze keer niet bijzonder veel bereikt zal kunnen worden met de God van de joden. Maar u zult dat hier misschien wel beter weten dan de eerder genoemde joodse priester, die, eerlijk gezegd, zelf geen al te groot vertrouwen in zijn God leek te hebben, omdat ik gezien heb dat hij de geboden die hij ons voorhield zelf het minste in acht nam. Wat zouden wij volgens uw mening moeten doen om door de enig ware God van de joden geholpen te worden?'
[13] Roclus zei: 'ja, mijn beste vrienden, dan moetje wel eerst levend in je hart in deze God geloven, Zijn geboden onder alle omstandigheden houden, Hem vervolgens boven alles lief hebben en je medemensen als jezelf! Wie dat niet doet, wordt door God niet verhoord.
[14] Ik en mijn broeders doen dat en wij hebben dan ook onmiskenbare bewijzen dat onze enig ware God altijd graag onze beden verhoort, vooropgesteld dat wij Hem niet om iets dwaas bidden! Wend je dus vol geloof in je hart tot onze God, als tot een allerbeste Vader, en beloof Hem dan ook dat jullie je dode afgoden zullen verlaten en Zijn geboden precies zullen houden; en dan zal blijken of onze God jullie verhoord heeft!'
[15] Allen, Egyptenaren, Romeinen en Grieken, beloofden dat plechtig.
[16] Maar Roclus stelde nóg een voorwaarde en zei: 'Ik heb nu uit jullie plechtige belofte begrepen dat jullie allemaal volkomen ernstig van plan zijn om tot de ene, enig ware God van de joden terug te keren, van wie jullie voorvaderen zich al bijna 1700 jaar geleden hebben afgekeerd, en daarom heb ik in mijzelf nu reeds de volle zekerheid dat God jullie wensen zal inwilligen. Maar wat hier zal gebeuren moet jullie voor je houden, en maak ons niet nóg bekender dan wij toch al zijn; want wat hier nu vandaag gebeurt, zal daarna niet meer gebeuren!
[17] Maar allerlei zieken, blinden, doven, stommen, lammen, kreupelen, jichtlijders, melaatsen, bezetenen, zieken die aan kwaadaardige koortsen lijden en krankzinnigen kunnen hier hun heil vinden. Als jullie ook deze voorwaarde willen vervullen, kunnen jullie de doodskisten openmaken en jullie nu al tot leven gewekte doden eruit halen en hun te eten geven, in het begin melk en daarna pas verse bouillon met wat brood, en tegen de avond ook wat wijn!
[18] Maar geloven jullie nu ook allen zonder twijfel, dat al jullie kinderen in de doodskisten al leven?'
[19] Allen zeiden: 'ja, u, die een machtige vriend bent van de ene, enig ware en almachtige God, geloven wij zonder de minste twijfel!'
[20] Daarop zei Roclus, op mijn innerlijk bevel: 'Zo geschiede jullie dan ook naar jullie geloof in de naam van Jezus Jehova Zebaoth! En maak nu de doodskisten open!'
[21] Op deze woorden sprongen allen op hun doodskisten af, openden die, en hun kinderen, van wie er enkelen al meer dan een jaar in de doodskisten opgesloten waren geweest, stonden daar fris en gezond uit op.
[22] De blijdschap van de ouders, die voor het grootste deel welgesteld waren, was niet te beschrijven, wat gemakkelijk te begrijpen is, en aan het danken, loven en prijzen kwam bijna geen eind. De kinderen werden al gauw daarna verzorgd op de manier die de ouders tevoren aanbevolen was.
[23] Nota bene: nu, na bijna tweeduizend jaar, zou iemand kunnen vragen: 'Hoe is het toch mogelijk dat een dergelijke wonderdaad zo totaal verzwegen kon blijven, evenals een groot aantal andere?'
[24] Het antwoord luidt in het kort aldus: omdat Ik het Zelfzo verordend heb, opdat in de toekomst enkel en alleen de zuivere leer de mensen zou leiden en sturen en niet de macht van wonderdaden, die de vrije wil van de mens belemmert, zoals Ik al vaak heb laten zien. Hier in deze plaats, ten tijde van Mijn kortdurende aanwezigheid in Essea, die maar aan weinigen bekend was, baarden dergelijke grote wonderen niet zo'n groot opzien, omdat deze plaats al lange tijd wijd en zijd maar al te zeer bekend stond als een plaats van wonderen. Het mislukken van een wonderdaad zou ontegenzeglijk een groter opzien gebaard hebben dan het volkomen lukken ervan, wat ieder mens al net zo zeker verwachtte als de nacht op de dag en de dag op de voorbijgaande nacht volgt. Bovendien is aan allen die hier hulp vonden steeds heel ernstig bevolen om het wonder niet bekend te maken.
[25] Toch is van mijn daden en die van de Essenen veel opgetekend, wat veelal in Egypte in de grote bibliotheken bewaard werd maar later, zoals bekend, door de blinde Mohammedanen vernietigd is. En zo kwam het dat de mensen in deze tijd bijna niets meer weten van de grote wonderen die in die tijd gebeurd zijn, waaraan echter ook de oude hoer van Babylon overduidelijk heeft bijgedragen. En hoe, dat zal in deze tijd iedere onderzoeker die nadenkt zonder meer bekend zijn!
[26] Er bestaan in het oosten echter ook nog grote aantekeningen, en op het juiste moment zullen er ook wel enkele aan het licht gebracht worden. Daarin staat nog veel wat in de tegenwoordig bekende vier evangeliën niet voorkomt; een chronologische volgorde is daarin echter niet te vinden, evenals ook in de vier evangeliën niet, maar dat maakt niets uit. Want de hoofdzaak is en blijft immers toch altijd de zuivere levensleer; wie die aanneemt en in Mij gelooft, zal door de geest ook in al het andere binnengeleid worden.
[27] Wat hier terzijde gezegd is diene iedereen, die nog enige twijfel over Mij en Mijn werken in die tijd had, tot troost en geruststelling en zij voldoende bewijs voor de waarheid van wat er in deze nu al vele boekjes* (* Met 'boekjes' zijn de schriften van het originele manuscript van Lorber bedoeld.) is gezegd en getoond.
[28] En nu weer terug naar onze zaak!
«« 217 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.